Denk niet te min over een hofdwerg!

Zedeprinten Startpagina <<< De dwerg (Inleiding) <<< De dwerg (vertaling) <<<


Huygens’ De dwerg is een miniatuurtje over een beklagenswaardig en wat boosaardig wezen. Voor veel dwergen was niet meer weggelegd dan een bestaan als kermisartiest of muzikant. Maar sommigen schopten het veel verder, zelfs tot een positie aan het hof.

Vele koningen, prinsen en hertogen in Europa hadden een hofdwerg. Zo had de Engelse koningin Mary I (1516-1558, bijgenaamd: Bloody Mary) een 60 centimeter korte page in dienst, John Jarvis.

Men zag zo’n miniatuurmensje als een interessante speling van de natuur en ook wel als mascotte. Bovendien symboliseerde de dwerg de ondergeschiktheid van de gewone man aan de groten der aarde. Hofdwergen werden meestal al op jonge leeftijd gekocht van hun ouders. Vaak verwisselden ze daarna ook nog wel eens van eigenaar: een dwerg was altijd een aardig presentje voor een buurvorst.

Soms had een dwerg aan het hof de gerespecteerde positie van hofnar. Minder fortuinlijke dwergen waren het voorwerp van pesterijen of werden gezien als een soort huisdier.

De bekendste hofdwerg uit de Britse geschiedenis, Jeffrey Hudson (1619-1682), staat hiernaast geportretteerd. Henrietta Maria (1609-1666), de echtgenote van de Britse koning Charles I, adopteerde hem op negenjarige leeftijd. Hij was toen 47 centimeter lang en zou niet veel langer worden.

Al was hij klein en vertederend, Hudson stond zijn mannetje. Hij diende jarenlang in het leger en daagde in 1644 een rivaal aan het hof uit tot een duel met het pistool. Hij schoot zijn opponent dood, maar luidde met die overwinning zijn eigen ondergang in. Daar duelleren verboden was, werd hij verbannen van het hof. Hudson zou sterven in armoede.

 

Meer weten?

Dwarf. LoveToKnow Classic Encyclopedia.

J. Verberckmoes, 'Klein, maar niet duur. Dwergen aan het aartshertogelijke hof'. In: De zeventiende eeuw. Cultuur in de Nederlanden in multidisciplinair perspectief. Tijdschrift van de Werkgroep Zeventiende Eeuw. 6 (1990) 1, p. 42-48.

 


© Frans Mensonides, Leiden, 2008, 2009.