De stadsbus in middelgrote steden: een saaier onderwerp bestaat er bijna niet. Maar het stadsbusnetje van Gouda is deze maanden geen dag uit het landelijke nieuws geweest. Op woensdag 10 september 2008 moest een chauffeur van lijn 3 onder bedreiging met een steekwapen zijn geldla afstaan aan een criminele jongere. Daar deze een Marokkaanse achtergrond had, leidde het incident tot een brede nationale discussie die niet altijd even ter zake was en een hoop politiek zeer naar boven bracht.
Chauffeurs van Connexxion besloten de beruchte allochtonenwijk Oosterwei te mijden, hoewel de beroving had plaatsgevonden in het aanpalende Goverwelle. De bus heeft een week met een grote boog om Oosterwei heengereden. Cameraploegen werden daardoor juist naar de wijk toegezogen, om er de afwezigheid van bussen te filmen. Er werd een televisieploeg gemolesteerd. Dat gaf weer munitie aan nieuwe debatten.
Maar als je zelf in Oosterwei gaat kijken, gebeurt er natuurlijk niets, zie je een redelijk leefbare wijk en maak je een aardige wandeling op een zonnige zaterdagherfstmiddag.
Het stadsnet van Gouda is in twee zinnen uitgelegd. Je hebt drie lijnen, in de spits vier, die elk bij het station beginnen en eindigen. Lijn 1 rijdt zijn rondje via Plaswijck, Bloemendaal en Groenhoven in het noorden van de stad, lijn 4 vice versa, lijn 3 doet Oosterwei en Goverwelle in het oosten, lijn 6 rijdt naar de industrieterreinen in het westen.
Je kunt de hele stadsdienst van de bijna 70.000 inwoners tellende provinciestad ‘doen’ binnen twee uur tijd. Tenzij je natuurlijk overal uitstapt om foto’s te maken, dan duurt het iets langer. Dat vergeet de lezer nog wel eens: voor foto’s moet je de bus uit, wachten op de passage van de volgende, en dan met de daaropvolgende weer verder; het kost soms flink wat tijd.
Vooral als je zo’n dun stadsdienstje hebt als dat van Gouda, waar de bussen overdag om het halfuur rijden, en ’s avonds en op feestdagen zelfs maar om het uur. Ik kies daarom de zaterdag voor mijn expeditie naar de gettogordel van Gouda. De bussen op lijn 3 rijden dan bij wijze van uitzondering om het kwartier, vermoedelijk omdat de bus ook het centrum ontsluit.
Bus 3 stopt vlak bij Vroom & Dreesmann, dat op een meter of 400 van het station ligt. Ik deel mijn bus met twee gehoofddoekte vrouwen, die willen winkelen, maar net zo goed hadden kunnen gaan lopen. De bus rijdt stampvoets; tergend langzaam achter auto’s aan, die op weg zijn naar een parkeergarage.
Daarna gaat hij de Blekerssingel op, waar ook de streeklijnen rijden. Er stappen nog wat mensen in. De stadsdienst van Gouda doet het over het algemeen niet best. Dat is geen wonder, in een stadje waar zelfs de meest afgelegen buitenwijk op 20 minuten stevig doorstappen ligt van station Gouda of –Goverwelle. De belangrijkste winkels, ziekenhuizen en scholen liggen zelfs binnen een straal van 500 meter van Gouda NS.
En dan is het OV deze week nog wel gratis. Gratis? Inderdaad: op alle Connexxionbussen in Zuid-Holland-Noord (Leiden, Alphen, Gouda en wijde omstreken), reis je van 11 t/m 19 oktober na 9:00 uur voor niks. Maar men heeft er om onbegrijpelijke redenen weinig ruchtbaarheid aan gegeven. De streekkranten hebben het niet gemeld en op de website van de vervoerder moest je een paar keer doorklikken om het bericht erover te lezen (dat inmiddels verwijderd is).
Het is ter viering van het feit dat de eerste hybride waterstofbus is ingestroomd in onze provincie: ‘Rijden op de smaak van water’. Het heeft me drie dagen gekost om erachter te komen dat dát de reden was. De chauffeurs zijn er ook onkundig van gehouden, en wilden alleen kwijt dat het niets te maken had met een stakingsactie. Behalve die ene chauffeur in Leiden, die zei dat het een vakbondsactie betrof tegen allerlei in extenso opgesomd (vermeend) onrecht. Dat verhaal klopte dus niet, maar leverde hem wel wat op: zijn betaaltafel lag vol met halve euro’s die medelijdende reizigers aan hem afstonden.
Zo’n gratis bus trekt natuurlijk juist de jongeren de bus in, die ze in Gouda liever zien lopen, met hun jonge benen. In mijn bus naar Oosterwei zitten, zoals in elke bus die ik deze week neem, een paar lawaaierige jongetjes. ‘Alles is er in De Springers’, zegt er één, ‘voetbal en zo, en als je doekoe hebt, kun je popcorn kopen’.
‘Fietser, je fiets heeft trek in een fietsenrek’, dicht de gemeente op een poster. Ik bereik het landelijk bekende Oosterwei en stap uit bij een hertenkamp dat er redelijk vreedzaam uitziet. Een mannetje met een enorm gewei loopt er echter zijn mededieren te achtervolgen en te terroriseren. Er staat een bordje in het Nederlands en Arabisch dat je de herten geen brood en plastic mag voeren.
Deze wijk maakt deel uit van schotelantenneland. Maar na alle berichtgeving erover kan hij alleen maar meevallen. Ik zie geen echte krotten, geen dichtgemetselde muren, geen snipers in het struikgewas, geen gangs en eigenlijk vooral rustige straten en groene singeltjes met treurwilgen erlangs. De enige samenscholing van allochtone jongeren die ik met enige goede wil kan ontwaren, staat bij het buurtwinkelcentrum. Het zijn er een stuk of zes; om de hoek, buiten bereik van de foto, staan er nog een paar.
Als fotograaf kun je hier rustig je werk of hobby uitoefenen. Ik word niet gemolesteerd, hoewel ik daar wel vaag op gehoopt had.
Oosterwei lijkt wel wat op mijn eigen buurt. Die ook onveilig schijnt te zijn. Althans in de ogen van Connexxion, want het busbedrijf bracht bij ‘mijn’ halte een installatie aan voor noodoproepen. Ik heb hem gefotografeerd in het duister van het te vroege uur waarop ik naar mijn werk moet. Bij mijn weten is hier nooit iets gebeurd sedert 1966, toen deze laan in de busroute werd opgenomen. De plek ligt bovendien pal tegenover seniorenwoningen; wat zal hier nou ongezien gebeuren?
Dat apparaat werkt niet eens. Een keer zag ik een klein jongetje voor de lol op de noodknop drukken. Nieuwsgierig bleef ik staan wachten. Op zijn minst had ik een boze stem verwacht uit de luidspreker: ‘Dit is geen kinderspeelgoed, jongeman!’ Maar er gebeurde helemaal niets, zelfs niemand die zei: ‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’
Het is wel duidelijk wat er in Oosterwei aan de hand is. Het gaat om niet meer dan een paar raddraaiers. Die worden niet aangepakt door de stadsbestuurders. Ze zijn in Gouda vast van de doctrine-Cohen: pappen, pamperen, nathouden, congressen toespreken met multicultikul, internationale burgemeestersprijzen in ontvangst nemen, de andere kant opkijken…
Vooral links is daar al enkele decennia heel erg sterk in. Het leidt tot Pavlov-reacties aan de rechterkant van het spectrum: de krijsende, zwaar overtrokken commentaren in de webfora van De Telegraaf en Elsevier, de uitspraken van rechtse politici.
In de Tweede Kamer, die zich toch al liever met incidenten bezighoudt dan met het besturen van het land, brak een discussie uit over Oosterwei. ‘Het land staat in brand’, bralde een vooraanzittend VVD-kamerlid. En Wilders wilde zelfs het leger sturen naar dit normaliter zo rustige stadje aan IJssel en Gouwe. En dat allemaal voor een paar rotjochies, die gewoon hard aangepakt hadden moeten worden, maar nu een hele stad en een hele bevolkingsgroep een slechte naam bezorgen.
Ik ben al aan de rand van de wijk, op de Rutgersstraat, als ik toch nog een samenscholing zie. De straat is verstopt met auto’s en op de galerijen hangt men over de reling, om maar niets te hoeven missen. Wat is er gebeurd? Een pittige moord? Kom ik nu eens een keertje op tijd, als zelfverklaarde journalist?
Nee, er is een huwelijk. Een allochtoon paar trouwt traditioneel Hollands, met paard en wagen, voorzien van een echte palfrenier. Ik en tientallen buurtbewoners zien het voertuig naderen over de Sportlaan. Ook de assistent-scheidsrechter op het voetbalveld van De Jodan Boys kijkt er gebiologeerd naar. Let nou op je wedstrijd, man, straks mis je een cruciaal buitenspelgeval, en dan komt dáár weer stennis van!
Bus 3 naar Gouda NS komt eraan. De chauffeur ziet, gezien de opstopping, af van zijn route door de Rutgersstraat. De hoofdgedoekte vrouw in de abri zal op de volgende moeten wachten. Deze omleiding om Oosterwei haalt de kranten niet; het staat alleen te lezen op deze site.
Sporthal De Springers, naast het gelijknamige beeld, is daarnet in de bus al aangekondigd als de plaats waar je zijn moet op zaterdag. Ik was er eens door de week, een jaar of dertig geleden. Het bedrijf waar ik toen werkte, hield er een sportdag, een Zeskamp, zoals het heette, naar een toen populair TV-programma.
Een mensonterend schouwspel herinner ik me. De medewerkers werkten zich in het zweet om anderen de loef af te steken, en daarmee de pikorde van kantoor te bevestigen of juist omver te werpen.
Om oudere employees tegen zichzelf te beschermen, had men een leeftijdlimiet van 50 jaar vastgesteld. Ik zat daar ver onder, ik was net twintig, maar had er helemaal geen zin in. Ik beriep me op een recent ziekbed en nam plaats op de tribune, in weerwil van het advies van mijn huisarts. Die had me juist meer bij mijn jaren passende lichaamsoefening aangeraden.
Dat ik me die dag wat duizelig en slapjes voelde, zal dus gelegen hebben aan gebrek aan beweging, eerder dan aan een overmaat eraan. Ik maakte me meer zorgen over sommige collega’s, die zo te zien uit puur fanatisme tegen een bloedspuwing of een hartverzakking aanzaten. Mensen achter wie ik het op kantoor niet zo gezocht had, bleken toch tot grote inspanningen in staat.
Mijn geheugen heeft weer eens gewerkt als een vergrotende lens. Ik herinnerde me De Springers als een onafzienbaar megasportcomplex langs de snelweg, maar het krimpt vanmiddag tot wat het is: een wat royaal uitgevallen gymnastiekzaal achter een dijkje. De heer Akabbouz is hier beheerder en tevens exploitant van een Taekwondo-school. Een leidster zegt tegen een paar jongetjes: ‘Jullie hebben je toch wel opgegeven voor morgenmiddag?’
Hierboven: halte Scharroosingel op de hoek van De Wissel en de Middenmolenlaan. Een bus in tegenlicht en in namiddagnevelen die langzaam optrekken uit het in Gouda overvloedig aanwezige water. Hier heeft op 10 september de beroving plaatsgevonden, voor zover valt op te maken uit de krantenberichten.
In de stemming die nu rond de stadsbus van Gouda heerst, is alles meteen een ´incident´. Wat vroeger slechts de kleine berichten haalde in het advertentiekrantje, komt nu op de voorpagina van de landelijke bladen. Zo was er laatst iets in een stadsbus met jongens uit Moordrecht. Maar er was geen verband met de beroving op 10 september, zo werd nadrukkelijk gesteld. Daarmee wilde de krant vermoedelijk zeggen, dat er deze keer geen kut-Marokkanen bij betrokken waren, maar kut-Hollanders. Door dat dan niet expliciet te vermelden, leveren de kranten een weinig kosjere bijdrage aan het etnische debat.
Ik ben inmiddels dan in de wijk Goverwelle aangeland, de nieuwste van Gouda. Het grote overdekte winkelcentrum is betegeld met zwart-wit-ruitjes die je na vijf minuten voor je ogen gaan schemeren; alles lijkt wel zwart-wit, in Gouda.
In het winkelcentrum wordt een cursus gegeven: Halloweenmaskers maken uit een pompoen. Halloween, dat Amerikaanse gedoe, daar moeten we ook weer zo broodnodig aan meedoen, met zijn allen. Een heks met zwarte puntmuts leidt de workshop. Een vader is fanatiek bezig met snijden in die vrucht, terwijl zijn zoontje verveeld toekijkt. Toch nog één die zich vanmiddag amuseert.
Op de terugweg uit Goverwelle rijdt lijn 3 een slingerroute dwars door het centrum, door straten die er eigenlijk te smal voor zijn. Barrières klappen naar beneden. Op de markt bij het feeërieke middeleeuwse stadhuis wijkt de wandelende menigte uiteen voor de kwartierlijkse passage van de bus. Er stapt vrijwel niemand in en uit in het centrum.
‘Patat heet kip’, bij een snackbar in het hart van Gouda. Laten we hopen dat kip dan op zijn beurt patat heet, anders wordt de spraakverwarring nog Babylonischer.
Aan de Oosthaven zie ik in een gevel een reliëf van Dirk Volkertz. Coornhert, die in 1590 in dat huis overleed. Coornhert wist wel raad met boefjes; zie dit stukje dat ik laatst over hem schreef, als uitleg bij het gedicht De bedelaar van C. Huygens.
Coornhert was zo redelijk en zo wijs, dat uiteindelijk vriend en vijand een bloedhekel aan hem kregen. In de Tachtigjarige Oorlog was hij een van de weinige prominente Nederlanders die stront heeft gekregen met beide strijdende partijen. Ook tegenwoordig heb je het niet makkelijk als je niet links bent, niet rechts en geen aanhanger van Rita’s snel leeglopende luchtballon. Zijn Boeventucht schreef Coornhert, toepasselijk, in de petoet. Hadden we tegenwoordig maar wat meer van zulke mensen!
Als we eens begonnen met het kleine leed aan te pakken. In een Haagse tram hoorde ik onlangs een allochtoon een roodharige controleur uitschelden: ‘Rooie kankerhond; bord tomatensoep!’ Er werd niet ingegrepen, hij kreeg bijvoorbeeld geen boete, of een lel met een knuppel. Discrimineren mag blijkbaar wel als het om roodharigen gaat. En wat deed ik, als toehoorder? Erom lachen; beschamend, achteraf.
Twee dagen eerder al, op donderdag, deed ik de noordelijke lijnen 1 en 4; eveneens gratis. De eerste rijdt linksom, de tweede rechtsom. Ze beginnen, als alle andere lijnen, op het Stationsplein, waar veel haltes staan maar nooit een grote menigte wachtenden.
Aardig hier is de molen. Als je hem uit een bepaalde hoek fotografeert, lijkt het een echte, maar het is een model, slechts een paar meter hoog. Overal in de stad valt de bus op die reclame maakt voor Van Straaten Autoschade; hij is knalgeel. Van Straaten biedt vervangend vervoer; per bus??
Een poster wil dat ik naar Reykjavik vlieg, met Icelandair, naar die schurkenstaat, voor slechts 199 euro. Als ik nou geld op die ijsbanken had, dan zou ik het misschien nog doen: mijn laatste contante geld uitgeven om in Reykjavik mijn laatste spaarduiten terug te halen.
Maar wie zet zijn bankjes nou op een bank die ‘Bankie’ heet? Die andere bank heet of heette Glitnir. ‘Dat moet wel ‘glitter’ betekenen in het IJslands’, grapte ik tegen een vertaler in mijn lezerskring. En dat blijkt nog ongeveer zo te zijn, ook; hij heeft het nagezocht. Reykjavik heeft trouwens niets te maken met ‘rijk’. Rijk zijn ze er nu niet meer, en het betekent bovendien: rookbaai. Rook, niet meer dan dat…
Ik stap in bus 1. ‘Alle zorg onder één dak’, staat aangekondigd bij het Bleuland-ziekenhuis. Dat denk ik ook wel eens, op slechte dagen, dat alle zorg zich onder één dak bevindt, en dat dat uitgerekend het mijne is.
Hoe beschrijf je dé doorsneewijk van Nederland? Saai, saai, saai. Het wijkcentrum heet naar de Noorderzon waarmee je hier graag zou vertrekken. Is het leven hier nou zoveel beter dan in Oosterwei? Die laatste wijk liep in de jaren 80 leeg omdat de huizen in Plaswijck en Bloemendaal mooier waren. De arme donders bleven achter in verpaupering. Maar op de Leefbaarometer van Vogelaar kleurt heel Gouda groen op de dag dat ik dit schrijf, dus wat is het verschil? En ook hier maken allochtonen 75% uit van het reizigersaanbod. Geen wonder, dat ze ook de meeste busincidenten veroorzaken.
Ook heel gewoon is winkelcentrum Bloemendaal. Het enige bijzondere is de opgeblazen naam Diertotaal Utopia, voor een dierenwinkel waaruit zo’n typische dierenwinkellucht naar buiten walmt; kattenpis plus hondenbrokken. Logo van een kat en hond die vreedzaam coëxisteren, en dat is inderdaad een utopie.
Na een klein halfuur, exclusief fototijd, ben ik weer terug bij Gouda NS. Dat de stadsdienst van Gouda maar weer snel een gewone saaie stadsdienst mag worden, zonder incidenten, is de wens van
Frans Mensonides
31 oktober 2008
Er geweest: 16 en 18 oktober 2008.
© Frans Mensonides, Leiden, 2008.