De digitale reiziger (40b)
'
Ummer Clumme'; opnieuw de Heuvellandlijn

De Heuvellandtrein staat klaar op station Maastricht

 

Van de winter verkeerde ik aan de grens van de Duitse heuv’len en deed ik de Heuvellandlijn (Maastricht – Heerlen - Kerkrade, met elektrische GTW’s van Arriva). Aan het eind van het artikel beloofde ik een terugkeer in de loop van het voorjaar. Welnu dan: hier zijn we weer!

De dag: zaterdag 16 mei 2009, 19 weken na de vorige aflevering. Daarin heerste hevige kou en was er overvloedige zon, totdat die te vroeg naar mijn zin onderging. Vandaag is er twijfel tussen overhemdenweer en truienweer, is het ook zo ver van zee een tikje vlagerig en duikt de zon nogal eens weg achter dikke pakketten wolken.

Maastricht laboreert, als zovele middelgrote steden, aan tramvarianten. Ik ga er één lopen. Dat vormt de hoofdmoot van dit artikel. Verder beleefde ik nogal een verbrokkelde dag, en betreurde ik het dat die geen 48 uur duurde. Dan had ik een kerk of museum binnen kunnen lopen, of een langere en mooiere wandeling kunnen maken.

Dit verhaal eindigt met een soort fotorapportage, met dan weer uitgebreide bijschriften, van wat ik nog wél gezien en gedaan heb; thematisch, eerder dan chronologisch geordend.

Zo’n rommelig geheel vereist een overzichtelijke inhoudsopgave:

INLEIDING (HEB JE AL GELEZEN)
SAPPI, SAPPI: TRAM HASSELT-MAASTRICHT
AL BESPROKEN: DE HEUVELLANDLIJN
MAASTRICHT: KERKEN SPOTTEN
BOERENBONT: DE CERAMIQUE
TWEETALIG
SAROLEA
KLIMMEN NAAR KLIMMEN
OOK NOG EVEN IN EINDHOVEN

SAPPI-SAPPI: TRAM HASSELT-MAASTRICHT

 

Maastricht heeft iets voor op Leiden, Haarlem, Kampen, Groningen, Ridderkerk en nog andere plaatsen die ik misschien vergeten ben. De stad in Limburg is al zeker van de komst van een tram, terwijl die in andere steden nog slechts tot de mogelijkheden behoort. Dat is te danken aan de voortvarendheid van onze zuiderburen – die vanuit Limburg geredeneerd westerburen zijn.

Belgisch Limburg werkt aan een lightrailnet over bestaande, eventueel op te knappen, (goederen)spoortjes. Eén van de drie geplande lijnen loopt van Hasselt (waar ik in 1997 de gratis stadsbus bezichtigde) naar Maastricht. Deze tramlijn van ruim 25 kilometer lengte moet al in 2012 geopend worden.

De tram zal dus de beide Limburgse hoofdsteden verbinden. In Hasselt rijdt hij van het stationsplein via het stedelijk wegennet naar de universiteit. Daarna takt hij in Diepenbeek aan op het spoor en rijdt dan naar Lanaken, via nooit-van-gehoorde oorden als Munsterbilzen en Eigenbilzen. Voorbij Lanaken passeert hij de grens. Daarna doorkruist hij het Maastrichter industriegebied Boschpoort. Het spoortje van Lanaken naar Maastricht wordt momenteel opgelapt door ProRail, niet alleen voor de Belgische tram, maar ook om opnieuw goederenvervoer mogelijk te maken.

Tot dusver een overzichtelijk verhaal. Maar nu begint het gedonder. De Belgen zagen de tram het liefst over het bestaande spoor naar station Maastricht rijden (de zwarte lijn op het kaartje). Maar de gemeente Maastricht wil het ding persé door de binnenstad hebben. Hij gaat dan rijden over de Maasboulevard. Die heb ik niet op de foto, maar het is een brede autoweg langs de rand van het centrum en langs de winkelboulevard Mosae Forum. Daarna gaat de tram de Wilhelminabrug over die, zoals ik ergens las, nog versterkt moet worden om het tramgeweld te kunnen doorstaan. Ten slotte via de wijk Wyck (‘Wiek’) naar het station.

Dat is de groene lijn. Er zijn twee subvarianten. In de ene gaat de tram langs het Bassin; in de tweede (met stippellijn) langs Sappi. Sappi, moet ik verduidelijken, of voluit: sappi-sappi, is Limburgs voor frisdrank. Die fabrieken zijn de belangrijkste concurrent van Vrumona uit Bunnik. Nee, onzin: Sappi is een papierfabriek met een ingewikkelde afkorting. Het doet er voor die varianten ook helemaal niet toe wat het is.

Het doet er helemáál niet meer toe, want ROVER-Limburg kwam namelijk met een nieuwe, nog briljantere variant (zie dit persbericht). Zij willen die tram beslist over de Markt hebben, omdat dat nu eenmaal het kloppend hart is van Maastricht. Daarvandaan kan hij via een paar smalle straatjes langs Mosae Forum naar de Wilhelminabrug. Deze variant is rood gekleurd op de kaart.

Ik ga die ROVER-variant maar eens lopen, te beginnen bij het station waar ik uit de trein uit Holland ben gestapt. Op de mozaïekfoto kun je mijn route volgen van links naar rechts en van boven naar beneden.

 

Op het perron staat een jongetje uit groep drie het plaatsnaambord te bestuderen. ‘Van MAASTRICHT kun je heel wat woorden maken’, zegt hij tegen zijn moeder. ‘MAT en MACHT en TAS en STRAAT en STAART en vast nog veel meer!’ Hij vergeet: TRAM. En in een TRAMPLAN zit al gauw een RAMP opgesloten.

Die rommelmarkt op de Stationsstraat zal in ieder geval voor de tram moeten wijken uit Wyck, denk ik zo. Bij de zuil gaat de tram rechtsaf de Wilhelminasingel op, die breed genoeg lijkt voor een dubbelsporige trambaan. Daarna dus die brug over, met een adembenemend uitzicht op andere bruggen over de Maas. Daar moet je op gaan staan om op zijn beurt de Wilhelminabrug goed in het vizier te krijgen.

Mosae Forum is een mooie naam voor een niet erg bijzondere, deels ondergrondse winkelgalerij met een enorme parkeergarage. Er lopen wat smalle straten langs. Daar kan best een tram door. Sterker nog: er rijden ook nu al bussen door. Ik ben tot dusverre, van het station tot hier, niet veel anders tegengekomen dan bussen, hele ritsen. Wat voegt die tram hier nog toe, die maar eens per halfuur naar Hasselt en elk kwartier naar Lanaken zal rijden?

De markt is inderdaad fraai; een gigantisch plein, zoals in veel zuidelijke steden. Het meest opvallende gebouw is het stadhuis, in de Gouden Eeuw gebouwd door Pieter Post. Een duidelijk geval van Hollands Classicisme, dat zie je meteen als je er een heel, heel klein beetje kijk op hebt. Hollands, en dus even misplaatst hier als een iglo in de Sahara. Hoe heeft die Post zo ver van huis, in het buitenland, toen, een opdracht in de wacht kunnen slepen?

Ook staat hier nog een opmerkelijk beeld van een pilaarheilige in het vagevuur, denk ik even – maar het blijkt Jan Pieter Minckeleers te zijn, die de gasverlichting uitvond. Dat heeft allemaal met de tram niets te maken, maar het is wel waar hij straks langsrijdt.

Ik sta hier al die tramvarianten te overpeinzen, en net op dat moment rijdt er een geinig trammetje langs: de 'Roeie Sinjeur' voor de sightseeing.


Op de Boschstraat houdt de binnenstad abrupt op. De glans is nu opvallend snel van Maastricht af. Keramiekfabrieken en moderne flats worden zichtbaar. Ruimte genoeg hier voor de tram.

Zonder dat het me opvalt, passeer ik het spoortje naar Lanaken. Pas een kleine kilometer verder bemerk ik dat ik er al voorbij ben. Ik keer terug en verdwaal in een stuk stadsrand met kanalen met zwanen temidden van fabrieksterreinen, waaronder dat van Sappi. Er is een voetbalveld van natuurlijk een RK-voetbalvereniging en er is en renovatiebuurtje. Uiteindelijk hervind ik het spoortje. Het ligt er weer bij als nieuw; klaar voor de tram.

Ik ben hier op het punt waar die drie varianten uiteen gaan lopen. Kies ik voor die van ROVER? Ik heb ROVER niet erg hoog meer zitten, zoals de trouwe lezer weet. En ROVER-Limburg al helemaal niet. In de vroege jaren 90 zat ik in de ROVER-Adviesraad. Daarin had ook zitting: een corpulente, enigszins vormeloze man met een donker brilletje en een groezelig zomerjack waarin hij volgens mij opstond en naar bed ging. Die man vertegenwoordigde ROVER-Limburg. Hij was, uit de losse pols gediagnosticeerd, autistisch en zei nooit veel. En als hij iets zei, ging elke zin verloren in binnensmonds Limburgs gemompel. Momfer de Mol, noemde ik hem altijd. Maar ook dat doet helemaal niet ter zake.

 


Na thuiskomst besloot ik de De digitale reiziger-adviesraad te raadplegen over de tramkwestie van Maastricht. Die bestaat uit slechts één lezer, maar wel een die ruime ervaring heeft als voorvechter voor goed OV.

Zijn antwoord kwam per kerende post. Hij koos voor de zwarte variant, en wel hierom: ‘Dan is de tram tenminste zo snel mogelijk bij het station van Maastricht. Dat is een belangrijk OV-knooppunt, waar je de trein kunt nemen naar heel Nederland, de streekbus naar heel Limburg en de stadsbus naar heel Maastricht. Bovendien kun je van hier met ongeveer 10 minuten wandelen de hele binnenstad bereiken.’

Met dit advies heb ik gedaan wat ROVER nooit deed met adviezen van de adviesraad: het onverkort en ongewijzigd overnemen. Overigens: wij (dat is: de adviesraad en ik) zijn voorstander van doortrekking van de tram naar bijvoorbeeld het congrescentrum MECC, het ziekenhuis AZM en naar Eijsden, zoals in sommige plannen vermeld staat. En dat rode speelgoedtrammetje mag van ons ook blijven.

 


< < < TERUG

 

AL BESPROKEN: DE HEUVELLANDLIJN

 

Over de Heuvellandlijn zelf, toch het hoofdonderwerp van dit stukje, kunnen we kort zijn. We hebben die elektrische GTW’s al uitvoerig besproken in het artikel van afgelopen winter. Wat me vandaag nog extra opvalt aan die treinen: hun pittige acceleratievermogen. En natuurlijk de ronde, zuilvormige WC die, overeenkomstig de belofte van afgelopen januari, nu is opengesteld.

Een ander opvallend ding: overal zitten alarmknoppen: in het fietsenhok, bij de deur en zelfs op de plee. Ik druk er, bij een bezoek aan die laatste ruimte, per ongeluk bijna op. Wat gebeurt er dan? Komt de trein ogenblikkelijk tot stilstand? Nee, je krijgt microfooncontact met de bestuurder die je nood aanhoort en dan beoordeelt of hij moet stoppen of snel doorrijden naar het volgende station, waar dan ambulances klaarstaan en wat niet.

Merkwaardig is de bevestigingsbeugel voor chipkaartlezers bij de deur. Komen die dingen echt binnen te hangen, net als in bus of tram? Lastig als de trein stopt op stations met chippoortjes; dat gaat zonder meer verwarring geven. Alsof die chipkaart ooit iets anders doet.

< < < TERUG

 

MAASTRICHT: KERKEN SPOTTEN

 

 

Laat ik nou eens niet spotten met het RK-geloof, heb ik mezelf voorgenomen toen ik vanmorgen de deur uit ging. Ik ben wars van religie, maar het katholicisme wekt in mij om een of andere reden meer spotlust dan andere vormen van de dwaling die men godsdienst noemt. Ik weet niet waarom. Het heeft niet eens te maken met de actualiteit: kindermishandelende priesters in Ierland, holocaust-ontkennende prelaten en de discussies of Zijne Heiligheid wel, niet of slechts een klein beetje lid is geweest van de Hitlerjugend.

Ik heb het al veel langer. Het is aangeleerd. Net als vloeken. Ik las het ook vandaag weer meerdere keren op posters: ‘Vloeken is aangeleerd’. Hetzelfde kan gezegd worden van godsdienst. Geen baby komt ter wereld met een wijwaterkwast in de ene en een wierookvat in de andere hand. Het heeft te maken met de verhalen die je hoort in je jeugd, en hoeveel je daarvan verkiest te geloven.

Ik spot dus niet met het geloof, vandaag, zelfs niet met een bordje dat ik in het hart van Maastricht in een oud kapelletje zie. Je kunt daar voor 40 cent een kaarsje opsteken. Met grote, vette, zwarte letters staat schuin boven het altaar: ‘Bij diefstal wordt altijd aangifte gedaan bij de politie’. Een subtiele verwijzing naar het gebod ‘Gij zult niet stelen’ was toch passender geweest dan een dreigement met de wereldlijke richteren.

Ik spot ook niet met die oude kerk waar een boekhandel in blijkt te zitten: ‘Duizenden boeken in een hemelse ambiance’. Dat is alleen maar een goed teken: zelfs in Maastricht raken kerken ontvolkt.

Laat ik liever kijken naar die kerken zelf, in hun hoedanigheid van architectonisch monument. De Sint Servaas op het Vrijthof en de Onze-Lieve-Vrouwe op haar eigen plein, die staan er al sinds de 11e eeuw. De eerste misschien al sinds de 10e, toen we de jaartallen nog met drie cijfers schreven en wij Hollanders bij wijze van spreken nog in berenvellen rondliepen.

Pak de tijdmachine, ga 500, 700, 900 jaar terug en altijd zie je die ontzagwekkende, licht gebogen stenen wand van de OLV op je neerkijken, nooit gebouwd om het mooi. Hij is niet goed te fotograferen; hij staat in de steigers om nog eens duizend jaar mee te kunnen.

Ook het Vrijthof laat zich niet vastleggen, vandaag. Een kermis verpest het uitzicht hier grondig. Alhoewel: het levert een leuk contrast op van de Servaas met dat kermistoestel, waarin argeloze zondaars vijf minuten lang rondgeslingerd worden in alle drie dimensies die het ondermaanse te bieden heeft. Hun angstgekrijs zwelt aan en af, en kaatst tegen die oude muren.

Ik ben blij dat ik me niet in gezelschap bevindt van mensen die me pressen tot een tochtje in dat ding: ‘Ah joh, doe niet zo flauw!’ Aan de andere kant: er moet toch altijd één persoon beneden blijven om de portemonnee’s, portefeuilles, kunstgebitten, pruiken, mutsen en telefoons van de opvarenden in bewaring te houden. Die vallen er anders maar uit met dat geslinger.

Een uitbijter is de Sint Jan, ook aan het Vrijthof. Een jonkie met zijn 600 à 700 jaar, en ergens in de loop van zijn historie bekeerd tot het Calvinisme. Fotografen worstelen hier altijd zichtbaar met die hoge, raarkleurige toren, maar ik heb hem er toch acceptabel opgezet, vind ik.

< < < TERUG

 

BOERENBONT: DE CERAMIQUE

 

 

Dwalen door de Ceramique, het Yuppiekwartier van Maastricht. Het ligt op de noordelijke Maasoever, op het terrein van de gelijknamige oude aardewerkfabriek. Die is ooit is gefuseerd met Sphinx en was vooral bekend om zijn boerenbonten borden, kopjes en schalen, die in miljoenen huisgezinnen op de eettafel stonden.

Na sluiting van de fabriek werd het terrein in de jaren 90 herontwikkeld. Nu is het een woon- en kantorenwijk met smoel, ‘smoel’, dat is het juiste woord. Hypermodern, maar hier en daar is nog een relict blijven staan uit het industriële verleden; zo’n oude fabrieksmuur blijkt nog aardig te kunnen harmoniëren met moderne appartementen.

Niet alleen miljonairs zijn hier welkom. De Ceramique is ook het hart van culinair en cultureel Maastricht. Er is een theater; er zijn café’s en restaurants; het nieuwe Bonnefantenmuseum is er gevestigd, in een gebouw aan de Maas dat ik van grote afstand voor een kerncentrale versleet. Het vierkante glazen gevaarte op de foto huisvest de openbare bibliotheek, benevens exposities over aardewerk, kunst en archeologie.

Op het terrasje achter het witte, 19e-eeuwse gebouwtje is het goed toeven aan het water. Met de serveerster bespreek ik het weer: dat het wel meevalt, dat het zelfs warm is uit de wind, dat de voorspelde regen voorlopig wel uit zal blijven. Dat klopt ook: het noodweer breekt vanavond laat pas los, lang nadat ik het Hollands Diep heb gekruist.

< < < TERUG

 

TWEETALIG

<<< sorry, geen foto van >>>

Een paar keer zie ik vandaag vanuit trein en bus tweetalige plaatsnaamborden. Zo is Heerlen tevens Heële. Dat is in navolging van Friesland. Ook het Limburgs wil voor een aparte taal doorgaan, in plaats van gewoon maar een dialect of een grappig accentje waarmee cabaretiers het Hollandse publiek kunnen vermaken.

Het mag van mij, hoor. Ik gun iedereen zijn regiotaal, al hoor ik vandaag weinig echt Limburgs en hooguit veel Nederlands met een Limburgs accent. Maar deze ontwikkeling met die plaatsnamen moet wel een keer een halt worden toegeroepen. Anders staat er straks onder Rijswijk ‘Rèswèk’, onder Zoetermeer ‘Zoetâhmeâh’, onder Voorburg ‘Voâhbuggâgh’ en onder Kat- en Noordwijk resp, ‘Kâttûk’ en ‘Norttûk’. En ik kan me niet voorstellen, dat iemand dáár op zit te wachten.

< < < TERUG

 

SAROLEA

 

 

De Heuvellandlijn is in de jaren 90 ontsnapt aan vertramming of verlightrailing. Plannen waren er wel: ik herinner me ze nog vaag. De railvoertuigen zouden in Maastricht, Heerlen en Kerkrade een lusje maken door het winkelhart van de stad, zoiets. In Maastricht gaf dat vergelijkbare discussies als thans met die Hasseltse tram.

Die tramplannen zijn al lang verlaten, en dat is maar goed ook, want voor een ritje Maastricht – Kerkrade zou je proviand mee moeten nemen, met al die omwegen. Maar Groen Links ziet wel iets in een tram in Heerlen. Natuurlijk, als Maastricht er ook een krijgt…

Wat een tram zou moeten doen in het centrum van Heerlen, is me een raadsel. Dat centrum begint meteen bij de uitgang van het station. Het is bovendien het onopvallendste en het plat-lelijkste stadshart van Nederland; er is niets bijzonders, dat een buitenstaander hierheen zou kunnen lokken. Het pleintje met de kerk en dat glazen geval is het enige fotograferenswaardige.

Maar komt er ooit een tram in Heerlen, dan moet die zeker door de voornaamste winkelstraat, de Saroleastraat, al is hij wat smalletjes. De naam valt me op doordat ik zes jaar lang een lerares Engels had, die zo heette (geboren Van Nassau, nog wel, en behorende tot de sjiek van Voâhbuggâgh). Maar de straat is genoemd naar de man die Heerlen letterlijk op de kaart zette. Dat deed hij met stoomtreinen, die toen werkelijk konden wat aan lightrail alleen maar wordt toegeschreven door politici in hun magisch denken: een complete streek opstuwen in de vaart der volkeren.

Van de 3e eeuw, toen de Romeinen vetrokken, tot diep, diep in de 19e, was Heerlen een achterlijk gat in de rimboe, slechts door karrensporen verbonden met de beschaving. Totdat de spoorwegingenieur Henri Sarolea de spoorlijn Herzogenrath – Heerlen – Sittard aanlegde. In 1896 ging hij open. Heerlen kon zich ontwikkelen tot een mijnstad en is nu alweer (want de geschiedenis gaat snel) een ex-mijnstad met 90.000 inwoners. Waarover ik niet veel meer weet te vertellen dan wat ik hierboven gedaan heb.

< < < TERUG

 

KLIMMEN NAAR KLIMMEN

 


Limburg bestaat, behalve uit een paar grote steden, uit honderden, honderden dorpen die verschrikkelijk klein zijn maar wel erg dicht bij elkaar liggen. Zo heeft de provincie nog een aardige bevolkingsdichtheid. Twee van die dorpen zijn Klimmen en Ransdaal. Naar hen is een station genoemd aan de Heuvellandlijn. Daartussenin ligt nog Termaar, dat de plaatsnaamborden van de spoorwegen niet gehaald heeft; Klimmen-Ransdaal-Termaar was te veel voor één bord.

Ik stap er uit, maar zie, als de trein wegrijdt, meteen al dat dat een vergissing is. Soms lijkt een oord op MapsGoogle meer de moeite waard dan wanneer je er voet aan land zet. Ransdaal laat ik volgens plan links liggen, het bestaat slechts uit drie, vier straten. Nee, ik moest zo broodnodig woordspelig klimmen naar Klimmen.

‘Nee, je wilt niet, hè’, zegt een moeder tot haar peuter, ‘je hebt geen zin hè, om te lopen. Zal ik je dan maar dragen?’ Ik zelf wil ook niet meer, na een lange loopdag, maar de leeftijd dat ik me kon laten dragen of duwen door een jonge vrouw ligt zeer ver achter me.

Klimmen betekent ook dalen, maar daarna toch weer klimmen. Twee jongens van een jaar of tien voetballen op een steile weg. Het is geen eerlijk spel zo; degene die heuvelaf speelt is duidelijk in het voordeel.

Even verderop ligt een echt voetbalterrein, op de enige vlakke hectare in de zeer wijde omgeving. Het doet me eraan denken dat ik vanavond bijtijds hiervandaan wil vertrekken, om nog op tijd thuis te zijn voor de samenvattingen van de play-offs van de Eredivisie. Dat spektakel wil ik niet missen: 22 man die met geveinsd enthousiasme achter een bal aanrennen voor het laatste Europese ticket. Dat kost ze de eerste helft van hun zomervakantie en als ze het winnen ook nog de tweede helft.

Het was in ieder geval een prima seizoen, waarin de poenclubs verloren en de arme provincieclubs met de prijzen aan de haal gingen. Ajax was de enige van de grote drie, die de top-drie nog haalde – en toch waren de supporters niet tevreden.


De immense kerk van Klimmen ligt als een dwangburcht op het hoogste punt van de heuvel. Alle inwoners van het nietige dorp kunnen er een plek in vinden, en dan kunnen ze allemaal nog twee introducés meenemen ook. De uiteraard katholieke basisschool heet Ummer Clumme, wat vermoedelijk ‘Altijd maar klimmen’ betekent. De school ligt op een kleine heuvel op een grote heuvel.

Ik ben uitgeklommen. Ik laat Retersbeek en Weustenrade voor wat ze zijn, hoewel een ANWB-bord hun aanwezigheid belooft op nog slechts een ruim half uur klimmen. In terugklimmen naar Ransdaal heb ik ook helemaal geen zin meer.

Ik stel me op bij deze idiote totempaal, die in Limburg voor een bushalte doorgaat. Daar zijn nog juridische processen over gevoerd. Hij leek zo weinig op een haltepaal, dat automobilisten zich niet gehouden achtten aan de verkeersregels die bij bushaltes gelden.

Ik pak Arrivabus lijn zoveel naar Heerlen; tot slot van deze raildag.



 

< < < TERUG

 

OOK NOG EVEN IN EINDHOVEN

 

In Eindhoven was ik ook nog even, op de heen- en terugreis. Ik onderbreek die treinreis van drie uur, een hele zit, er altijd graag even; vooral omdat ik in die stad nooit zin heb om er te lang te blijven hangen en daardoor te laat in Limburg aan te komen.

Er is vandaag een treinenstremming tussen Den Bosch en deze stad, de Lichtstad, en ik ben zo verstandig geweest een kleine omweg te maken over Rotterdam. Reizigers van hier naar Utrecht wordt dat zelfs dringend aanbevolen, om de capaciteit van het vervangend busvervoer te sparen.

Hoe beroerd het met die capaciteit gesteld is, zie ik aan de zijkant van het station. Een rij van naar schatting 229 reizigers - ik heb ze geteld, maar ze wilden niet stil blijven staan en er kwamen er ook steeds bij, zodat het een momentopname blijft - probeert zich in één rooie stadsbus bus te proppen.

Ook deze foto is een momentopname. De eerlijkheid gebied me te schrijven dat er anderhalve minuut later een vloot van zes touringcars de hoek om kwam. De laatste vertrok halfleeg uit Eindhoven. Dat advies voor een omweg via Rotterdam was dus misschien niet eens echt nodig.

’s Avonds keer ik terug naar Eindhoven om er te eten in Grand café le gare du sud. Die driftige Mediterraan van de vorige keer is er niet meer, evenmin als de twee dienstertjes die hij op hun dak zat om ze tot haastiger spoed te manen. Maar je mist die man wel. De ploeg van vanavond heeft er het tempo beslist niet in, kok noch bediening; ik haal maar ternauwernood de trein die in mijn reisschema vermeld stond.

Die Mediterraan had gewoon gelijk: in een stationsrestauratie moet je tempo maken, daar iedereen er haast heeft.

Ik wil nog wel eens terug naar Limboland. Ik schrijf het in mijn agenda voor over nog eens 19 weken: zaterdag 26 september 2009, bij leven en welzijn en zin erin.

 

< < < TERUG

Frans Mensonides
3 juni 2009
Er geweest: zaterdag 16 mei 2009


© Frans Mensonides, Leiden, 2009.


<< naar thuispagina Frans Mensonides