If it's monday this must be Belgium

Mechelen, Leuven en Lier: drie Vlaamse steden op één dag





Amerikanen die tijdens hun schaarse vakantieweken een rondreis door heel Europa maken, raken daarbij wel eens in de war door de snelle opeenvolging van stadjes (Berlijn, Rome) en staatjes. Voor elk koninkrijkje is niet meer dan één etmaal uitgetrokken in het overvolle programma. Vandaar dat deze reizigers om zich te oriënteren liever een blik werpen op kalender en reisschema, dan door het raampje van hun touringcar. Is het vandaag maandag 17 juli 2000? Dan zou dit België moeten zijn. Met Kopenhagen als hoofdstad. Of was het Amsterdam?

Have you got any Brussels money? heb ik zo'n Amerikaanse toeriste eens horen vragen aan haar echtgenoot. Dat was niet in België, overigens, maar in Delft.

Vandaag ga ik op zijn Amerikaans in één dag drie Vlaamse steden doen, waar ik nog nooit eerder een voet heb gezet. Het zijn Mechelen, Leuven en Lier. Ik weet er weinig vanaf. Zaterdag heb ik in de openbare bibliotheek zitten bladeren in een boekje over het Vlaamse stadsschoon. Ik heb van alle drie de steden een handig plattegrondje gekopieerd, en een korte historische schets; de laatste met het doel, hem hieronder over te kunnen typen.

Oude God

Op pad! Om meteen al de nodige vaart in het verhaal te krijgen, begin ik in Roosendaal, waar ik om 10.07, niet echt matineus, in de op spoor 4 gereedstaande Internationale trein naar Brussel stap. Ik ben niet de enige die op dit idee is gekomen. De meeste passagiers zijn zwaar bepakt en bezakt. De balkons staan al propvol rugzakken à 30 kilogram, en nog steeds wordt nieuwe bagage de trein binnengedragen.

In "roken" vind ik nog net een zitplaats, naast de koffers van een slapend echtpaar dat tegenover me zit. Francofonen, taxeer ik. Ze hebben, zelfs slapend, iets onmiskenbaar Waalserigs over zich.

Gelukkig hoef ik niet langer dan 45 minuten in die volbeladen trein door te brengen. De Beneluxtrein Amsterdam - Brussel slaat tegenwoordig Antwerpen Centraal over; dit in verband met de aanleg van de Noord-Zuidtunnel door die stad (we schreven hier vorig jaar al over, bij ons bezoek aan Turnhout). Het tijdrovende kopmaken op de "Middenstoatsie" vervalt dus. In plaats daarvan is er een korte stop in Berchem; daarvandaan kun je met een stoptrein naar Centraal reizen. Het bespaart doorgaande reizigers 8 minuten; na voltooiing van de tunnel, in 2005, kunnen daar nóg wel een paar minuutjes af.

Dit alles geldt alleen op doordeweekse dagen. Op zaterdag en zondag stopt de Internationale trein wel op Antwerpen Centraal. Tussen Antwerpen en Mechelen wordt in het weekend dus een compleet andere dienst gereden dan door de week. Een zeer magere dienst, met behalve de Beneluxtrein, slechts één IC en één stoptrein per uur.

Tussen Antwerpen en Mechelen ligt vrijwel overal vierdubbel spoor. Enkele stoptreinstations, zoals Kontich en St. Kathalijne Waver, zijn onlangs voorzien van nieuwe perrons. Het regent het nog, maar het ziet ernaar uit dat het daar in de loop van de dag best wel eens mee zou kunnen ophouden.

Mechelen is een stad waar ik tot dusverre altijd aan voorbij gereden ben. De entree ziet er vanuit de trein niet erg appetijtelijk uit. Om 10.51 zet ik voor het eerst voet op Mechelse bodem.

Op het perron schalt tamelijk lawaaierige popmuziek uit de luidsprekers, van tijd tot tijd onderbroken door de aankondiging van een trein. Op grotere Belgische stations worden alle aankomende en vertrekkende treinen omgeroepen, in tegenstelling tot "bij ons", waar alleen zeer ernstige vertragingen de omroep(st)ers nog kunnen bewegen tot een slaperige en lijzige aankondiging.

Mechelen, halverwege Antwerpen en Brussel, is een spoorwegknooppunt. Op de vertrekstaat en op de netkaart van de NMBS zie ik, waar ik hiervandaan allemaal heen kan reizen. Naar Brussel en Antwerpen natuurlijk, naar Gent (via Dendermonde), Leuven, Charleroi, Nijvel, Turnhout, St. Niklaas en Halle. De laatste verbinding zou een "tangent" heten als hij in Nederland lag. De trein naar Halle maakt een grote omtrekkende beweging door het oosten en zuiden van de regio Brussel.

De popmuziek is opgehouden. Nu klinkt er bonkend pianowerk over de perrons. Ik zie de stoptrein naar Leuven vertrekken, die ik over precies twee uur hoop te nemen. Nog even werp ik een blik op de spoorkaart van België. De driehoek Antwerpen - Gent - Brussel vormt de romp van het NMBS-net. Hier is een dicht netwerk van spoorwegen, met uitlopers naar de kust. Naarmate je dichter bij de Ardennen en Luxemburg komt, wordt het net steeds grofmaziger.

Spijtig, dat de spoorlijn Brussel - Leuven vandaag niet op mijn programma staat. Daaraan ligt het meest wonderlijke station in het Nederlandse taalgebied: Erps-Kwerps. Die bewaar ik voor een volgende keer, want die curiositeit wil ik me niet laten ontgaan. Tussen Antwerpen en Mechelen ben ik daarnet station "Mortsel Oude God" gepasseerd. Wat me er aan doet denken, dat ik een groep Israëlische toeristen een keer een lachaanval heb horen krijgen over de naam "Leiden Lammenschans".

Ik ben in het bezit van een superdagretour Leiden - Mechelen, dat slechts 55 gulden heeft gekost (in de zomermaanden nag je daarmee ook voor negenen op pad, wat me nog net gelukt is). Bij het loket in Mechelen koop ik alvast een Belgisch binnenlands enkeltje naar Leuven; dan hoeft dat straks niet meer. In ruil voor 120 Frank krijg ik een biljet ter grootte van een ouderwetse ponskaart.

Mechelen

Het is nagenoeg droog. Ik loop Mechelen in, aan de hand van het handige plattegrondje, waarop alle monumenten duidelijk staan aangegeven. Dat zijn er heel wat. Mechelen doet in dit opzicht beslist niet onder voor Antwerpen en Brussel.

De stad, rond 870 voor het eerst vermeld in de bronnen als "Malinas", heeft in de geschiedenis gouden tijden gekend, voordat het onvermijdelijke verval toesloeg. De eerste bloeiperiode viel in de 13e en 14e eeuw, toen de lakenhandel floreerde.

In het Bourgondische tijdperk, ruim een eeuw later, is Mechelen eventjes (van 1504 tot 1530 om precies te zijn), de hoofdstad geweest van de Nederlanden. Onder landvoogdes aartshertogin Margaretha van Oostenrijk (1480-1530) werd de stad hét centrum van het culturele leven - staat op mijn fotokopie uit dat handige boekje.

In de 17e eeuw deelde Mechelen het lot van alle Vlaamse steden: stagnatie, achteruitgang en verval. Zo was toen de rolverdeling in de Nederlanden: het zuiden katholiek, arm en achterlijk; in het noorden diende men 's zondags de protestantse God en gedurende de rest van de week den Mammon.

Pas in 1835, toen de spoorlijn Brussel - Mechelen geopend werd, werd Mechelen weer wat opgestuwd in de vaart der volkeren.

Via een parkje en een kruidentuin loop ik het winkelhart binnen (op de foto: de volmolen in het park). Overal hangen vlaggen met het gemeentewapen.

Het leuke van Belgische steden is: je bent echt in het buitenland. Het is niet makkelijk te omschrijven wat er zo anders is dan in Nederland, zeker niet als je het woord "Bourgondisch" tracht te vermijden (dat ik hierboven al genoemd heb). Het filiaal van Randstad Uitzendbureau dat ik in een winkelstraat zie, is hier een compleet anachronisme (een anatopisme, moet ik eigenlijk zeggen, maar dat woord bestond nog niet, voordat ik het zoëven uitvond).

De winkels op de Bruul verkopen in juli bijna allemaal Solden. Eén handelt zelfs in "Grote solden". Weer een andere winkel geeft kortingen van 20% op reeds "gesoldeerde prijzen".

Het Marktplein overdondert de argeloze bezoeker met zijn schoonheid. Alleen jammer, dat je de geparkeerde auto's niet kunt wegdenken. Aan autoluwe steden doen ze in Vlaanderen niet; veelal moet je, tijdens het bekijken van een monument, een noodsprong maken om een botsing met auto of (pizza)brommer te voorkomen. De stad Mechelen acht zich, volgens een plakbrief die ik hier en daar in de stad zie hangen, niet verantwoordelijk voor "gebeurlijke ongevallen", dus het devies is: zelf goed uitkijken.

Ik doorkruis de straten rond de Markt en loop even later een op een doolhof gelijkend Bagijnhof binnen. Al die tijd beluister ik het befaamde carillon van de St. Romboutkathedraal. De tonen klateren uit de bijna 100 meter hoge klokkentoren, en dalen als een milde regen van geluid neer op de wandelaar.

Het doet me denken aan een scene uit de film en de roman "De komst van Joachim Stiller": die frenetiek beierende klokken, die een diepzinnige betekenis kregen voor de symbolenkrakers onder de lezers en kijkers. Onjuiste vergelijking: in die film en in die roman was sprake van een griezelige horror-toren; dit carillon, op deze grijze maandag in Mechelen, klink alleen maar liefelijk.

In de buurt van het voormalige paleis van Margaretha waaien verleidelijke geuren me tegemoet. Inderdaad: die typisch Vlaamse frituur, waar een genoten maaltijd me komt te staan op een etmaal vol gebeurlijke maag- en darmbezwaren. Ik zie mensen de frituur verlaten, gewapend met een decimeters diepe puntzak vol dampende frites. Een jongen, die er maar bij is gaan zitten op het stoepje voor Margaretha's voordeur, heeft zijn arm er tot ver voorbij de elleboog ingestoken, om het laatste patatje uit de vette drek van mayonaise te kunnen bevrijden. Je zult toch verslaafd zijn!

Erg clichématig, aan frites verslingerde Vlamingen, maar ik zie het nu eenmaal gebeuren, dus ik mag het niet verzwijgen.

Een blik op mijn horloge leert, dat de trein van 12.53 niet meer haalbaar is. Ik besluit de verleiding van de frituur te weerstaan, en eet in plaats daarvan een croque monsieur op de hoek van de Markt en de Bruul, bij "De keizerin".

Dapper ben ik gaan zitten op het terras. Een twijfelgeval: zelf vind ik het met een jas aan nog net uit te houden. Een tafeltje verderop zitten twee andere waaghalzen diep weggedoken in jassen, truien en shawls. Vele wandelaars kijken ons drieën aan of we niet goed snik zijn, en lopen snel door.

Als de ober komt vragen of het gesmaakt heeft, overvalt me een plaatsvervangende schaamte jegens Nederlanders die in zo'n geval snaaks antwoorden met: "Gatverpiellekes, da's ècht lekker", net als in die bierreclame. Je kunt als Hollander in Vlaanderen de ongein, de vooroordelen en de clichés ook te ver doordrijven. Wonderlijk, dat Vlamingen in Nederlandse reclamespots meestal worden afgeschilderd als (overigens niet geheel onsympathieke) randdebielen. Och, dat Hollandse superioriteitsgevoel! Konden we het maar eens afleren. Als het nou nog ergens op gebaseerd was...

Op het IJezerenleem, een winkelstraat, breekt even de zon door, maar het duurt niet meer dan een minuut. Als ik even later de oude huizen aan de rivier de Dijle fotografeer, moet ik het zonder direct zonlicht stellen.

Niet ver daarvandaan bekijk ik de etalage van het Centrum voor Morele Dienstverlening. Ik kan hier terecht voor een hele hoop ongemakken, zeker wanneer ik bevestigend zou moeten antwoorden op vragen als "Heb je soms het gevoel dat niemand je begrijpt?", "Vind je het moeilijk om zin te geven aan je leven?" of "Voel je je als vrijzinnige in de hoek gedreven?". Dat alles is bij vlagen mutatis mutandis wel op mij van toepassing, maar ik heb niet de illusie dat men daaraan in Mechelen, België, veel zal kunnen veranderen. Ik loop dus snel door, temeer daar het vertrektijdstip van de stoptrein naar Leuven nadert.

Ik zie vandaag veel van dit soort winkels waar niets te koop is. In Belgische winkelstraten brengt men met evenveel fanatisme een (geloofs)overtuiging aan de man als men dat in Holland doet met koopwaar. Elke religieuze overtuiging, politieke partij of vakbond heeft zijn eigen shop. Het Anti-fascismecomité zou bij wijze van spreken het Vlaams Blok als buurman kunnen hebben.

Het katholicisme daarentegen lijkt toch ook in Vlaanderen definitief op zijn retour. Waar is de tijd gebleven, dat je er drie missen per dag kon bijwonen? De meeste kerken hier verlenen nog maar twee diensten per week: op zaterdagavond en zondagmorgen (tijdstippen dat je in Hollandse kathedralen alleen antiek- en computerbeurzen en new age festivals kunt bijwonen).

Wespelaar

Als ik het perron betreed, heb ik nog precies twee minuten over, voordat de trein van 13:53 naar Leuven vertrekt. Het is een getrokken trein met vier wagens.

Binnenin het beproefde systeem van drie- en tweezitsbanken aan weerszijden van het gangpad. Een oud interieur. Alleen de deuren zijn onlangs gerenoveerd; ze klappen nu automatisch dicht, nadat er een sirene heeft geklonken.

Ik zit alleen in een coupé voor 40 personen. We rijden oostwaarts. Een echt boemeltraject, met elke 3 minuten een stop. Op dit traject rijdt ook nog de sneltrein Antwerpen - Leuven, eens per uur.

De eerste halte heet Muizen: een 20 centimeter hoog perronnetje, naast een uitgestrekt rangeerterrein. Hever, het volgende station, ligt te midden van boerderijen; bij Boortmeerbroek zie ik tegenover het station een fabriek voor mengvoeders, of zoiets. Vanuit een grote buis valt er grijsbruine prut in een opvangbak.

Pas bij Wespelaar-Tildonk stappen een paar passagiers in, al mijden ze voorlopig mijn coupé nog. Weer 2500 meter verderop, in Hambos, fotografeer ik zo'n typisch stoptreinstationnetje, zoals er honderden zijn in België: een laag perron, met een eenzame abri erop.

De stations Haacht en Wijgmaal vergat ik nog te noemen. Precies 26 minuten na vertrek uit Mechelen rijden we Leuven binnen. Leuven is een knooppuntstation. Ook hier staat er een uitgebreide reeks bestemmingen op de vertrekstaat: Antwerpen (via Mechelen - St. Niklaas), Luik (via Tienen), St. Joris Weert (nooit van gehoord), Tongeren (via Hasselt), Berchem (via Aarschot - Lier), Gent (via Brussel - Denderleeuw), Eupen (via Luik), Louvain la Neuve (waarover straks meer), Knokke / Blankenberge / Oostende (via Brussel - Gent), Gent, Hasselt (via Aarschot) en tenslotte Quievrain (via Brussel - Mons).

Leuven is kortom het Ulm van België, maar wat ziét dat station eruit! Het lijkt op een Nederlands station anno 1960: kleine vierkante ruitjes met aangekoekt vuil, en wormstekige houten zitbanken, waarop je, verstoken van het minste comfort, op je trein moet zitten wachten.

Maar misschien nadert er een renovatie. Het stationsplein wordt momenteel al onder handen genomen. De verkeerssituatie is onoverzichtelijk, alles krioelt door elkaar, en ik word bijna geplet door een auto en vervolgens door een bromfiets.



Leuven

Via de Bondgenotenlaan loop ik naar het centrum. Leuven heeft als voordeel boven Mechelen, dat alle monumenten er opeengepropt staan op een grondgebied van enkele hectaren. Zo krijg ik er wat meer tempo in, en kan ik dat verloren uurtje in Mechelen makkelijk inhalen.

Opnieuw valt me een verschil op met Nederland: mensen lopen hier langzamer; zelfs al moeten ze ergens heen. In de loop van de dag hol ik honderden Belgen voorbij.

Laatst las ik een artikel over een onderzoek in 13 Europese landen naar het haastgedrag van burgers. Ze hadden per land de haastigheid gemeten, aan de hand van drie criteria: de loopsnelheid van de mensen op straat; het al dan niet gelijklopen van openbare klokken, en de tijd waarbinnen je in een postkantoor een postzegel kunt kopen. Vrij arbitraire criteria. Ik had nog wel een paar andere geweten: het aantal nanoseconden dat verloopt voordat je achterbuurman gaat toeteren, als je niet onmiddellijk reageert op het groen worden van een verkeerslicht; de schroksnelheid bij Mac Donalds; de mate van bereidheid om een hoogbejaarde medemens omver te lopen als zijn rollator je de doortocht op het trottoir verspert; de pleuris die uitbreekt op een perron, wanneer er een vertraging van 15 minuten wordt aangekondigd.

De Hollanders behaalden de tweede plaats in deze haastcompetitie, achter - natuurlijk - Zwitserland. Dat lag aan onze PTT; als die de postzegels wat sneller aan de man gebracht zouden hebben, dan was Nederland Europees kampioen haasthebben geweest. België eindigde ergens in het rechterrijtje.

De meeste monumenten in Leuven zijn eigendom van de Katholieke Universiteit. Deze is gesticht in 1425, toen de lakenhandel wat achteruit dreigde te gaan, en is daarmee de eerste in de Nederlanden. De universiteit in Leiden dateert van precies 150 jaar later, en werd opgericht om ook in wetenschappelijke zin een protestants tegenwicht te kunnen bieden tegen het Roomse zuiden.

In de jaren zestig van deze eeuw (nog altijd de 20ste) laaide aan de Leuvense universiteit de taalstrijd op. Het eind van het liedje was dat het tot een schisma kwam. De universiteit in Leuven werd puur Vlaams. Buiten de stad, héél ver buiten de stad, tientallen kilometers verderop, kwam een puur Franstalige universiteit: Louvain-la-Neuve.

Het Academische leven in Leuven speelt zich grotendeels af in eeuwenoude gebouwen rondom binnenplaatsen. Buiten de stad bevinden zich nog wat "campussen"; ik stel me hier iets Uithof-achtigs bij voor.

Ook in Leuven overdondert het Marktplein de bezoeker met zijn schoonheid. Het is bijna te veel van het goede. Het stadhuis, met zijn gevel vol heiligenbeelden, tart iedere beschrijving. Het is ook bijna niet te fotograferen. Ik kan me beter beperken tot een detail. Hetzelfde doe ik bij de St. Pieterskerk.

Via de Tiensestraat loop ik terug naar het station. Ook in Leuven is een winkelpassage; hij verschilt niet van die, die je in Holland aantreft. Op een muur zie ik de aankondiging van een popconcert: Peter Koelewijn and his Rockets. Dat verbaast me; ik dacht dat die al lang was bijgezet in de Rock and roll hall of fame.



Heist-op-den-Berg

Opnieuw weet ik het station twee minuten voor de vertrektijd van mijn trein te bereiken. Het is de 16.17 naar Berchem. De trein is van het type "duikbril" (genoemd naar de merkwaardige ronde voorruiten). Het is de 911, bouwjaar 1988. Deze trein heeft tweezitsbanken; zeer krappe. Hij vertrekt met gierende en kermende geluiden. We rijden nogal woest over het emplacement: schuifdeuren knallen open en dicht.

Ik installeer me voor de rit van ca. 40 minuten naar Lier. Het beeld verschilt niet van dat tussen Mechelen en Leuven: kleine stationnetjes, bossen en weilanden. De trein heeft op het Vlaamse platteland de functie van ontsluitend vervoer. We stoppen in gehuchten, waar men in haastig Nederland niet zou peinzen over het bouwen van een station. Als bijvoorbeeld de spoorlijn Utrecht-'s-Hertogenbosch in België zou liggen, zou de trein ook stoppen in Schalkwijk, Waardenburg en Hedel; zulk soort plaatsjes.

Twee keer in die 40 minuten komt de conducteur langs, gekleed in stemmig lichtgrijs. Zwartrijders krijgen hier geen kans. De conducteur moet in België vaak kaartjes verkopen; kaartjesautomaten zijn hier volgens mij (nog) niet.

We stoppen in Aarschot, waar ik ook doorheen ben gekomen op de terugweg uit Hasselt. Uitkijken valt niet mee in zo'n krappe trein. Tegenover me zit een juffrouw, wiens blikken ik verlegen tracht te vermijden, maar dat kan ik alleen doen door een bebaarde man aan te gapen, die aan de overkant van het gangpad stuurs om zich heen zit te kijken. In Heist-op-den-Berg verlaten mijn kwelgeesten de trein. Drie stations verder en twaalf minuten later komen we aan te Lier.

Klok

Het station van Lier lijkt wel wat op dat van Meppel, zo uit mijn hoofd. De spoorbaan ligt op maaiveld en doorsnijdt het plaatsje. Een trottoir loopt dood op het spoor; voor auto's is er een tunnel. Het lijkt alsof eerst de stad gebouwd is, en de spoorlijn er later botweg doorheen getrokken is.

Ik heb ruim een uur om Lier te bewandelen. Dat moet maar genoeg zijn; mijn kijkglas is bijna vol na een dag van monumentenkijken; bovendien wordt het weer er niet beter op en is de eerste motregen al voelbaar.

Lier, "Lierke plezierke" in de Vlaamse volksmond, ligt aan de rivieren de Kleine Nete en de Grote Nete, en is de geboorteplaats van de schrijver Felix Timmermans. Zijn bekendste roman, "Pallieter", moet ik bekennen niet gelezen te hebben.

Timmermans' minder bekende romans heb ik ook niet gelezen. Dat is de makke met lezen: je kunt nog zoveel lezen; altijd blijft de lijst van ongelezen boeken langer dan die van boeken die je wel gelezen hebt. Het is onbegonnen werk; je bent nooit klaar. Met schrijven ligt het anders. Schrijven is afronden. Alleen een schrijver kan soms een boek dichtslaan.

Van Lier herinner ik me niet zo denderend veel meer, op het moment dat ik deze woorden typ. Natuurlijk wel de St. Gummariskerk, op het marktplein, genoemd naar de kluizenaar Gummar, die op deze plaats in de achtste eeuw een kluizenaarshut had. Deze hut werd uiteindelijk de kiemcel waaromheen Lier zich zou ontwikkelen.

Een ander gebouw dat me nog heel duidelijk voor de geest staat, is de Zimmertoren; een astronomisch uurwerk. De toren meldt niet alleen de tijd en de datum, maar ook de schijngestalten van de maan, de dag van de week en nog een heleboel dingen meer. Het kostte me enige moeite om de betekenis van alle wijzers te doorgronden.

Eén van de wijzers loopt van 1 tot 19. Ik kan maar één ding bedenken, waarvoor hij zou kunnen dienen. Hij geeft het rangnummer van het jaar aan in de zgn. cyclus van Meton. Na 19 jaar, ofwel 235 volle manen, ofwel 6940 dagen, vallen alle schijngestalten van de maan weer op precies dezelfde datum (de lezer rekene dit zelf na).

Deze wijzer verspringt dus slechts eens per jaar, en doet 19 jaar over een volledige omwenteling. Ik sta even stil bij deze heel bijzondere klok. Stilstaan bij een klok: dat is meteen een mooi, passend einde van dit verhaal.



Alle stations op het traject Roosendaal - Mechelen - Leuven - Lier - Antwerpen.

Roosendaal - Essen - Wildert - Kalmthout - Kijkuit - Heide - Kapellen - Sint-Mariaburg - Ekeren - Antwerpen-Noorderdok - Luchtbal - Antwerpen-Dam - Antwerpen-Oost - Antwerpen-Berchem - Mortsel Deurnesteenweg - Mortsel Oude God - Duffel - Kontich - St. Kathelijne Waver - Mechelen Neckerspoel - Mechelen - Muizen - Hever - Boortmeerbroek - Haacht - Wespelaar-Tildonk - Hambos - Wijgmaal - Leuven - Wezemaal - Aarschot - Begijnendijk - Booischot - Heist-op-den-Berg - Melkouwen - Berlaar - Lier - Bouchout - Mortsel - Antwerpen Berchem.