Homepage van Frans Mensonides

30 citaten uit De Avonden

De roman De Avonden van Gerard (van het) Reve (1947) is voor mij het ideale kerstverhaal. Nergens in de Nederlandstalige literatuur is de ellende van de eindejaarsperiode zo treffend beschreven. De landerigheid, de verlammende verveling, de gedachten over wat het afgelopen jaar onvoltooid is gebleven en tenslotte, als een bevrijding, de opluchting over het aanbreken van het nieuwe jaar.

Frits van Egters, de held van deze geschiedenis, een overjarige puber, brengt de feestdagen door met zijn in en in burgerlijke ouders. Savonds zoekt hij - meestal tevergeefs - vertier: op feestavonden; in de bioscoop; bij zijn vrienden. Men hen deelt hij zijn verveling, lusteloosheid en cynisme. Verder geeft hij zich over aan nuttig tijdverdrijf als pissen in de kachel, zichzelf bekijken in de spiegel, op bed liggen, het doden van insecten en praten tegen zijn speelgoedkonijn.

Een kerstverhaal hoort bemoedigend en hoopgevend te zijn. De Avonden is dat in hoge mate. Het graf gaapt, de tijd zoemt, en nergens is redding. Zeg dat maar eens 10 keer achter elkaar, hardop. De uitspraken van Frits van Egters zijn zo hartverscheurend waar, maar tegelijkertijd zo schaamteloos overdreven, dat je er alleen maar om kunt lachen. Deze uitspraken hebben op mij hetzelfde effect als bijbelteksten op een zwaar gereformeerde. Dat zal ik u bij gelegenheid wel eens uitleggen. Er gaat geen dag voorbij, zelfs midden in de zomer tijdens een hittegolf, of er schiet mij er wel één te binnen.

Hieronder mijn 30 favoriete citaten uit De Avonden. De eerste 28 worden door Reve in de mond gelegd van Frits van Egters, de hoofdpersoon; de laatste 2 citaten zijn afkomstig van moeder Egters.

Overigens: de film die naar het boek gemaakt is, had voor mij niet gehoeven: er gebeurt gewoonweg veel te veel in.

Frans Mensonides
12 december 1998


30 citaten uit De Avonden

Het graf gaapt, de tijd zoemt, en nergens is redding.
Zo zijn onze dagen, die ons gegeven zijn onder de zon.
Kostbare tijd, die niet meer te achterhalen is, heb ik vermorst.
Lekker zielig. Fijn medelijden hebben.
De ene mens deugt, de andere niet. Met de meeste kun je beter niet te maken hebben.
Niets is zo verschrikkelijk of er is iets dat gruwelijker is.
Wij laten ons door niets ontmoedigen. Veeleer worden we door kleine en grote tegenslagen gelouterd.
Tom te tom tom, tom te tom. Het gaat slecht, verder gaat het goed.
Het is gezien. Het is niet onopgemerkt gebleven.
Men kan weg moeten, zonder dat men ergens heen moet. Dat zijn de gevallen dat men ergens vandaan moet.
Ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.
Daar gaat hij. Het leven is niet eenvoudig.
Zou er ergens redding zijn?
De lege uren.
Er is geen terug meer mogelijk. We zetten een onverschillig of desnoods vrolijk gezicht.
Je mag je hart uitstorten, ik ben bereid je ziel als een rot ei tegen het licht te schouwen.
Wat zal er nu het eerst gezegd worden? Het laat zich niet raden, en toch is het niets nieuws.
Mijn hoofd is ernstig ziek. De zweer breidt zich uit.
Het geeft geen werkelijke vreugde. Ik doe het niet.
Hoe kan ik deze dingen zeggen? Waarom zijn ze niet tegen te houden?
Laat ik kijken hoe ver ik gaan kan.
Iets duurs kopen dat thuis kapot of waardeloos blijkt. Erger leed bestaat er niet.
Niets meer gebruiken, het lichaam reinigen.
Dit dwingt men jonge mensen, kinderen nog, te lezen.
Hoe kunnen mensenhanden het maken.
Nu bel ik aan. Almachtige God, zie mijn benauwdheid. Dit is de laatste deur.
Als de almachtige mij genadig is, handhaaft hij mijn haargroei tot in lengte van dagen.
Ik neem kaarten uit een bak. Als ik die er uit genomen heb, dan zet ik ze er weer in.
Dat is nu een intellectueel.
Hoei, boei, ik moet hier even zijn.


Geen kerstverhaal van Frans Mensonides

TERUG naar homepage