Houten; graafwerkzaamheden voor het derde spoor
Als voorproefje wordt in de loop van dit jaar alvast een derde spoor aangelegd. De grondwerkzaamheden voor dit deelprojectje zijn in februari 2000 van start gegaan. Ter hoogte van het geprojecteerde station Castellum zal een noodperronnetje verrijzen. Vanaf Castellum gaat met ingang van december 2000 vier maal per uur een pendeltrein rijden naar Houten-zonder-meer. Inderdaad: de kortste treinserie van Nederland, en misschien wel van de wereld.
Uit kringen van NS-machinisten en -conducteurs is al vakbondsgemurmureer vernomen tegen het zinloze heen- en weergerij tussen twee stations die op fietsafstand van elkaar liggen. Alsof openbaar vervoer ooit, ergens ter wereld, iets anders inhoudt dan stompzinnig heen-en-weerrijden! Er zijn binnen NS zelfs stemmen opgegaan om het micro-lijntje maar te laten exploiteren door een railconcurrent, waarvan de personeelsleden minder weerzin koesteren tegen het aan OV inherente op-en-neer. Ik vraag me af, waarom ze in Houten geen automatische voertuigen laten pendelen; zo'n kort lijntje vraagt toch om niet veel meer dan een soort horizontale lift.
Een spoorlijn van 2,2 kilometer; ik verkneukel me nu al over dit unicum dat gedurende 4 jaar in Houten te beleven zal zijn. Alle reden om eens een kijkje te gaan nemen in deze groeigemeente, waar je normaal ongeïnteresseerd aan voorbij rijdt.
Naar de website: Informatie over nieuwbouw in Houten-zuid
Van Castellum-in-staat-van-wording stel ik me iets voor als een enorme hoop blubber. Ik heb bedacht, dat ik dit het beste vanuit de trein zou kunnen waarnemen; daarom heb ik een retourtje Culemborg gekocht.
Als de trein weer op gang is gekomen, passeren we eerst een oud stationsgebouw, nabij de dorpskern. Het ligt ongeveer halverwege Houten CS en Houten Castellum. Daarna zie ik aan mijn linkerhand wat graafwerk voor het derde spoor. Waar station Castellum zal komen, is nu nog niet te zien. Het flitst allemaal voorbij. Dit was alles.
De nieuwe Houtense wijken krijgen het Amsterdam-Rijnkanaal als zuidgrens. Weer een paar kilometer verderop ligt het dorpje Schalkwijk. Schuin voor me zie ik nu de Lekbrug oprijzen uit het landschap. De frêle ijzeren constructie lijkt van deze afstand op miraculeuze wijze boven de uiterwaarden te zweven. Luttele minuten later kruisen we de Lek, over een brug die niet zweeft, en wel degelijk verankerd is in de rivierklei.
Telkens als ik dit punt passeer, peins ik over het waarom van deze constructie. Het bootje heeft gewoon een motor, en loopt dus geen gevaar om af te drijven naar open zee. Als ik deze woorden opschrijf, snap ik het ineens: dank zij de kettingen komt de veerpont altijd op de goede plek aan land, en heeft hij geen stuurwiel nodig. Dat ik het niet eerder doorhad!; ik ben soms toch wel een zeer onpraktische intellectueel.
In de bus hangt een poster met de mededeling dat het zowel passagiers als de chauffeur verboden is, te roken in de bus. Hermes (want we zijn hier in Hermesland) is daarmee een stap verder dan Connexxion in het district Leiden: daar hebben de chauffeurs slechts rechten en de passagiers louter plichten.
In vroeger eeuwen was Culemborg, evenals het stroomafwaarts gelegen Vianen, een stadstaat met een onafhankelijk bestuur. De graaf van Holland, de hertog van Gelre en de bisschop van Utrecht hadden hier helemaal niets in de melk te brokken. Een nadelig gevolg van deze status aparte was de enorme aantrekkingskracht die deze stadjes uitoefenden op schuldenaars. Elders gemaakte schulden waren namelijk niet geldig binnen de muren van Vianen en Culemborg; de schuldeisers en deurwaarders stonden knarsetandend voor de poort (stel ik me zo voor, om de geschiedenis voor mezelf te verlevendigen).
Het bootje vervoert veel fietsende scholieren en een enkele auto. Geen voetgangers. Aan de overkant beland je in niemandsland; Schalkwijk is nog zeker drie kilometer verderop. Ik keer het pontveer de rug toe en loop terug naar het station.
De ander ziet het toerisme duidelijk niet zitten, en verhaalt over haar avonturen als serveerster in een eetcafé, een baan die zij al evenmin ziet zitten.
"Je hebt gasten, die zitten de hele avond op één biertje. Laatst ook twee jongens; van die studenten. Al drie kwartier, maar denk maar niet, dat ik hun lege glazen mee mocht nemen. 'Nee, nee, er zit nog wat in!', schreeuwt die ene. Nou, het was een laagje van nog geen centimeter. Het was al helemaal doodgeslagen; net pis. En weer een hele tijd later, toen vroeg ik of ze nog iets wilden drinken. Ja, hoor, dat wilden ze wel. De een wilde nog wel een biertje, en de ander een sju-tje. Dat zei hij met zo'n zeik-stem. 'Een sju-tje!' Oud wijf! Kon-ie weer een half uur op blijven zitten. Ik ga dus echt helemaal over de zeik van dat soort gasten!
Het oude station van Houten
Deze keer neem ik de bus; lijn 47. Meteen na het Streekbusstation draaien we een nieuwe busbaan op, die een paar maanden geleden is opgeleverd. Deze baan is ca. een kilometer lang en loopt parallel aan het spoor. De GVU-stadslijnen 8 en 12 maken er gebruik van, maar ook een stuk of tien streeklijnen. Vroeger reden al deze bussen over de drukke Catharijnesingel, met alle vertraging van dien.
Via de wijk Hoograven verlaten we Utrecht; over een snelweg waarvan het nummer mij is ontschoten, bereiken we een kwartiertje later Houten.
Houten kreeg zijn huidige, peervormige contouren, met het
station in het midden. De wijken
werden ontworpen in het toen zo populaire woonerven- kronkelpatroon.
Automobilisten
moesten beschikken over een bovengemiddeld oriëntatievermogen, om
vanuit het doolhof van
hun woonwijk de Ringweg te bereiken. Voor stadsritjes was de fiets
sneller dan de auto:
vierwielig inter-wijkverkeer was namelijk alleen mogelijk via deze
Ringweg.
Na een jaar of tien ging men eens onderzoek verrichten naar het aantal autokilometers dat met deze opzet werd bespaard. Dat viel vies tegen. Houtenaren bleken gewone mensen: als ze een tuut-tuut voor de deur hebben, laten ze de fiets in het schuurtje. Met al die doolhoven en omwegen bleken de Houtenaren nog meer autokilometers te genereren dan bewoners van gelijksoortige plaatsen zónder milieuvriendelijk verkeersbeleid.
De bus heeft zijn eindpunt op het Marktplein, hoewel ik me kan herinneren dat hij vroeger (toen het nog lijn 107 was) ook de dorpen Schalkwijk en 't Goy nog meepikte.
De dorpskern van Houten is niet erg bijzonder, dus ik loop in de richting van het spoor, waar ik het oude station fotografeer; thans "Physique" geheten; een fitnesscentrum, denk ik.
Zinloos dit gedenk, op het eerste gezicht, maar het wérkt wel. Het brengt namelijk een katharsis teweeg, zoals de biecht bij een katholiek. Dat het echt helpt, blijkt uit het volgende: als ik deze woorden neerschrijf, vier dagen later, dan denk ik terug aan een mooie wandeling op een zonnige bijna-lentemiddag, en niet meer aan al dat sombere gedoe. Wonderlijk zijn de spinsels der menselijke geest; vaak nog moeilijker te doorgronden dan de anatomie van veerponten.
Terug naar het OV. Loerik ligt straks halverwege Houten Centraal en Houten Castellum; op ca. 20 minuten lopen van beide stations. De gemeente blijkt toch iets geleerd te hebben van eerdere fouten: Loerik heeft wél een busverbinding gekregen. In de volksmond schijnt dit "het Loerik-busje" te heten. Het is een taxibus van Connexxion; ik zie hem staan op een plein temidden van fonkelnieuwe woonblokken. De bus rijdt maandag tot / met zaterdag om het halfuur; in de spits zelfs elk kwartier. Op de dag des Heeren houdt het Loerikbusje zondagsrust. Ook in deze wijk staat voor de deur van elke woning minstens één auto.
In Loerik wordt opvallend veel gerolschaatst; het is een kinderrijke wijk. Ik loop terug in de richting van het station, waar ik nog net de trein van 16.46 weet te halen.
Ik stap over op de trein naar Leiden en zie de scene die me de
inspiratie heeft geleverd voor de
REFLEXXIONZZ! van deze
week, en die me weer helemaal met mijn lot verzoent.
Frans Mensonides
1 maart 2000