Ter stimulering van het bus-, tram- en metrogebruik heeft de RET het Marathon-dagkaartje geïntroduceerd. Voor de somma van 5 gulden (kinderen en bejaarden slechts 3 gulden) kan de reiziger de gehele dag gebruik maken van alle RET-lijnen en bovendien van de Connexxion-lijnen in het RET-vervoergebied, die een metrostation aandoen. Ook mag je met het voordelige kaartje de trein in, mits je je daarbij beperkt tot Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen en Capelle a/d IJssel. Dit geeft je nog altijd een ruime keus uit welgeteld 16 in- en uitstapstations.
In de loop van de jaren is bij een gedeelte van de Marathon-toeschouwers spontaan een geheel nieuwe tak van sport ontstaan: de kopgroep zo vaak mogelijk te zien langskomen. De snelle metro verslaat de beste marathonloper. Met een zorgvuldige planning van je metroritten kun je de kop van de stoet zeker vijf à zes keer zien.
Andere toeschouwers passen de metro-methode toe om meelopende bloedverwanten en vrienden bij te staan in hun strijd; met sinaasappels en met bemoedigende woorden.
De harddraverij heeft mij nooit kunnen bekoren ("hardlopers zijn doodlopers", luidt
mijn weinig originele dooddoener) maar de hierboven beschreven tak van OV-sport leek
me wel aantrekkelijk. Daarom trok ik op 16 april 2000 naar Rotterdam voor mijn eerste
marathon per metro.
De zaterdag voorafgaande aan de Marathon staat het Algemeen Dagblad, dé krant voor Rotterdam en verre omstreken, vol informatie over dit sportieve evenement. Uit de krant haal ik een enorme routekaart, waarop ook de hopelijke doorkomsttijden vermeld staan. Die gaat mee in de tas; hij zal me zondag goed van pas komen.
De marathon start op de Coolsingel; exact op het middaguur. Daarna gaan de lopers over de Erasmusburg naar Zuid, waar een rondje wordt gelopen door het Zuiderpark. Na een grote slinger langs onder andere het Feijenoord-stadion keert de stoet terug naar de Erasmusbrug. Nu volgt het noordelijk gedeelte van de route, waarbij de Kralingse plassen worden gerond. Finish weer op de Coolsingel. Hopelijk vóór 14.07 uur; dan is er een nieuw wereldrecord te vieren.
De Rotterdamse marathon trekt nooit de allergrootste lopers ter wereld (door een
ongelukkige planning wordt op dezelfde dag altijd de meer prestigieuze Londense marathon
gelopen). Wel heeft Rotterdam de reputatie, "snel" te zijn. Op dat gestroomlijnde en vlakke
parcours, waar de Erasmusbrug zorgt voor het enige hoogteverschil van betekenis, is menig
record gesneuveld. Voor 16 april 2000 zijn de verwachtingen hoog gespannen...
Klik hier voor een lijst van metrostations
De sneltrein van 9.48 naar Rotterdam staat geheel in het teken van het loopevenement. Ik zie lopers, gekleed in sportieve pakken; ik zie toeschouwers als ikzelf, die de routekaart bestuderen; ik zie het dronken uitvaagsel dat elk feest in Nederland opluistert met zijn aanwezigheid. Bij de Nijmeegse wandelvierdaagse barst het ook altijd van de mensen die niet meer op hun benen kunnen staan.
Eén coupé in de dubbeldekstrein is bijna geheel gevuld met drankzuchtig tuig. Ze hebben de flessen al aan de mond, en er zit bepaald geen isotone sportdrank in. Muziek is er ook; op een tafeltje staan twee handig-kleine stereo-luidsprekers.
Op Rotterdam CS koop ik bij het NS-loket mijn marathon-kaartje. Ik neem de metro naar Slinge. Sinds een paar jaar zijn in het centrum van Rotterdam de winkels ook op zondag geopend. De metro rijdt daarom vanaf 10.30 uur dezelfde dienst als op zaterdag. Voor de Erasmuslijn (v/h de Noord-Zuidlijn) betekent dat: elke vijf minuten naar Slinge en om-en-om door naar Spijkenisse. Op deze marathondag rijden alle metrotreinen op maximale sterkte: vier gekoppelde stellen.
Bij station Beurs stappen de meeste mensen uit. Grote pijlen verwijzen "naar de marathon". Niet iedereen is geïnteresseerd in het loopfestijn. "Als die kanker-koffieshop nu maar open is", hoor ik iemand zeggen terwijl hij uitstapt.
Rond Zuidplein zie ik de eerste toeschouwers zich verzamelen achter de dranghekken. De marathon passeert dit punt om 12.20.
Bij Slinge wacht ik op de metro naar Spijkenisse. Ik ben de enige op het perron (wat moet je
ook in Spijkenisse); de stroom reizigers beweegt zich vandaag massaal de andere kant op. Aan
de overzijde zie ik een propvolle metro vertrekken. De P&R-plaats nabij het station stroomt
vol.
Langs de metrolijn wandel ik in de richting van Hoogvliet. Een eindje voor mij uit loopt een enigszins schichtig paard, bereden door twee meisjes van een jaar of elf. Zij lijken het beest niet helemaal goed onder controle te hebben. Ik blijf angstvallig uit de buurt; straks slaat die knol nog op hol. Geen idee, wat ik dan moet doen. "Huu" of "Hóó" roepen, of "koest"; dat zal wel niet veel helpen.
Op de grens van Poortugaal en Hoogvliet staan de viaducten van de Beneluxlijn afgetekend tegen de blauwe hemel. Ze zijn bijna klaar. Nog maar twee jaar, dan rijdt hier de metro in de richting Pernis, Schiedam en Marconiplein.
Een man in een elektrische rolstoel rolt langs. "Mooi, hè", zegt hij. "Ja, mooi", zegt ik kortweg; ik weet er weinig aan toe te voegen.
Ook station Tussenwater begint vorm te krijgen. Even voorbij Tussenwater zal de Beneluxlijn aftakken van de Erasmuslijn. Het spoor richting Pernis / Schiedam gaat dan met een fly-over over de Erasmuslijn heen, zoals nu al duidelijk te zien is. Op Tussenwater stoppen de metro's naar Schiedam straks één verdieping hoger dan alle andere treinen. Het station krijgt daardoor een uitgerekte, onnatuurlijk hoge vorm. Van afstand lijkt het op een nieuwe vestiging van Vroom & Dreesmann, of op een fabriek van mengvoeders; niet echt fraai. Ik schort mijn oordeel op tot 2002.
Tijdens mijn wandeling zie ik boven mijn hoofd elke tien minuten een volle metro naar Rotterdam langsrazen. Volgens mij wordt vandaag niet de normale dienstregeling gereden. De metro's vertrekken zo te zien een paar minuten eerder uit Spijkenisse.
Bij Hoogvliet voert lijn 78 een nieuwe bulk marathon-toeschouwers aan. Voor het station staat een RET-busje, dat is ingericht als verkooppunt van dagkaarten. De routekaart van de marathon hangt aan de glazen wand van het station en wordt door vele reizigers bestudeerd.
Ik neem de metro; niet naar Rotterdam, maar nog even naar Spijkenisse. Volgens mijn
berekeningen kan dat nog nèt; ik wil uiterlijk om 12.10 aankomen bij metro Maashaven; op
dat tijdstip moet daar de kopgroep langskomen.
Nog geen halve minuut sta ik langs de kant, of de kop van de stoet komt eraan. Tot enthousiasme van het publiek. "Daar komen ze, daar komen ze!", hoor ik roepen. Eerst gemotoriseerde politieagenten, die al te opdringerige toeschouwers naar de kant dwingen. Daarna een auto met een levensgrote digitale klok op de rug. Hij tikt de seconden weg. Een vingerwijzing voor de voorste lopers: vandaag moet het record eraan, anders verliest Rotterdam voorgoed zijn reputatie van snelle marathon. Het is nu of nooit. Aan het weer zal het niet liggen: weinig wind, een zonnetje, niet te heet of te koud.
De kopgroep bestaat uit louter Afrikanen. Waar het topschaatsen een voedingsbodem vindt op de Hollandse zee- en rivierklei, schijnen hardlopers, om wat voor reden dan ook, het best te gedijen op de steppen van het donkere werelddeel.
Ze flitsen voorbij. Zo snel kun je nooit zien, wie er in de kopgroep zitten. Ook al beschik je over een krant waarin alle favorieten staan opgesomd: die rugnummers kun je in de gauwigheid nooit onthouden. Bovendien lopen er zogenaamde "hazen" tussen: mensen die geen ambitie koesteren, de marathon te winnen. Zij zijn ingehuurd om 30 kilometer lang voorop te hollen, om de echte deelnemers tot grotere spoed aan te zetten. Daarna "stappen ze uit", alsof de marathon een soort metro is. Het wereldrecord lijkt vanmiddag belangrijker dan wie er wint.
Na de eerste doorkomst kan ik meteen al één heel duidelijke conclusie trekken: op de TV zie je het allemaal een stuk beter. Net als ik dit denk, zie ik de TV-motor van de NOS voorbijrijden. Helaas filmt de achterop zittende cameraman net naar de andere kant; zo kom ik niet op de televisie. Maar er komen nog meer kansen.
Achter mijn rug wordt metrostation Maashaven bestormd door een kleine 500 mensen. Zij willen over 10 minuten bij Zuidplein staan, om de stoet ten tweeden male te kunnen zien. Ik mik op 12.30 bij Slinge, en blijf nog even kijken totdat ik, in de derde achtervolgende groep, de eerste blanke deelnemer zie.
Het perron van Maashaven ligt een meter of twaalf boven het straatniveau. Daar heb je een
mooi uitzicht op de lopers en op het publiek. Achter me komt de metro binnen. Een oudje. De
laatste tijd rijden op de Erasmuslijn zowel de alleroudste rijtuigen uit 1968 / 1972 als de
nieuwe groene Bombardiers. Ik wring me naar binnen.
Onderweg naar Slinge zien we vanuit de metro de kop van de stoet. Alle reizigers verdringen zich achter de ramen. "Ze gaan nu het Zuiderpark in", zegt een man, priemend op zijn routekaart. "Dan pikken we ze aan de andere kant op, op de Slinge."
Dat is ook mijn idee. Vanuit het metrostation Slinge loop ik de gelijknamige laan op. Het is er druk. Een stadsbus zit vast in de menigte. Ook het OV kent op een dag als vandaag zijn beperkingen. Bus- en tramroutes zijn gewijzigd i.v.m. de marathon. Vandaag moet de metro de grootste klus klaren.
Alle balkons van de flatjes langs de Slinge zijn gevuld met toeschouwers. Ordinaire Rotterdamse volksvrouwen, met decimetershoge kapsels, schreeuwen naar bekenden die zij zien lopen op straat. Boven ons hoofd brommen de helikopters, die zorgen voor het doorzenden van de TV-beelden. Een man richt zijn videocamera omhoog. "Ik kan de piloot zien zitten!", zegt hij enthousiast.
Dan flitst de marathon voorbij: de agenten, de tijdwagen, de hazen en de koplopers. Een man van een jaar of 60 duwt, amechtig hijgend, een rolstoel door de rijen toeschouwers heen. Daarin zit zijn vrouw, zonder benen. "Godverdomme, te laat!", hoor ik de vrouw zeggen, als ze eindelijk aan de kant van de weg staan. Wat heet te laat? De kopgroep is voorbij, maar er komen nog zeker 9800 lopers.
Ik hang aan een stang en sta aangeleund tegen een moeder, die met haar drie kinderen op pad is. Uit het gesprek maak ik op, dat zij hun vader bijstaan, die mééloopt. "Zo héé, ik heb nog nooit zo vaak in de metro gezeten als vandaag", zegt zoonlief. Morgen heeft hij iets om over na te praten, tijdens het kringgesprek. Ze gaan naar Kralingsezoom, waar hun vader rond 14.00 hoopt te passeren.
Zelf mik ik op de kop van de stoet, die volgens het record-schema om 13.44 het 35-kilometerpunt moet bereiken. Ik stap uit bij station Voorschoterlaan, dat zich bevindt in de kelder van een flatgebouw. Via een deftige laan steek ik dóór naar de Kralinge plas. De straten van Kralingen, normaal zo rustig, zijn vanmiddag druk bevolkt.
Op de Kralingse Plaslaan ben ik deze keer op tijd. Ik ga langs de straatkant staan. 200 meter verderop zie ik de 35-kilometer-vaan boven de weg hangen.
De buurtbewoners hebben hun voorbereidingen getroffen. Op de stoep zijn twee enorme speakers opgesteld, die stampende rockmuziek voortbrengen. Kinderen staan klaar met een schaal vol kwart-sinaasappels voor de lopers. Twee bekakt pratende studenten hebben een versleten bankstel in de middenberm gezet en hangen pils te drinken. Eén van de studenten begint aan de bank te sjorren; hij vindt dat deze verkeerd staat ten opzichte van de zon. Na enige discussie staat ook de ander op; gezamenlijk dragen ze het bankstel naar de overzijde.
De helikopters komen naderbij; alles wijst er nu op dat de lopers naderen. Dat mag ook wel, want mijn horloge meldt al 13.43.
De studenten staan opnieuw op; nu zitten ze in de schaduw, en ook dat bevalt ze niet erg. Ten tweeden male wordt de bank versleept.
Wachten, wachten, wachten. De minuten verstrijken. Eindelijk: de tijdwagen, die als een vanitas-symbool aan de stoet voorafgaat. De kolossale digitale klok wijst al bijna 1:46. Twee minuten boven het schema; dat record kunnen we wel vergeten.
Aangezien ik de Coolsingel toch niet meer op tijd zal bereiken, blijf ik hier wat rondkijken. Achter me, op de stoep van de Kralingse Plaslaan, loopt een uitvaller. Hij is compleet van de planeet, en volgt een zigzagroute over het trottoir. Hopelijk komt er snel een "bezemwagen" langs; ik heb er vandaag een paar zien rijden, gevuld met uitgebluste en teleurgestelde lopers. De twee studenten worden er overigens niet koud of warm meer van; ze zijn in slaap gevallen.
Ik verlaat Kralingen met tram 9, die een trage route volgt door renovatiebuurten. Bij CS ga ik
wat eten. Het is nu betrekkelijk rustig in de buurt van het station. "We gaan nog niet naar
huis", is het devies van de toeschouwers.
Rond dit uur komt de grote middenmoot van recreatielopers binnen, hartstochtelijk aangemoedigd door het publiek. Op het punt waar ik sta, hebben ze nog een halve kilometer te gaan.
Een Joegoslaaf, of daaromtrent, over wiens schouders ik het loopfestijn bekijk, roept "Hamma Zarra Zoerie", telkens als er een pluk lopers passeert, en schudt daarbij fanatiek met de vuisten.
-"Betekent dat hup, hup, hup?" vraagt hem een in Rotterdam geboren vrouw, maar dat begrijpt de Joegoslaaf weer niet.
"hup, hup, hup, lijkt me niet erg waarschijnlijk. Dan zou hij wel "Hamma, Hamma, Hamma" gezegd hebben, of "Zoerie, Zoerie, Zoerie". "Effe volhouwe jongens" ligt meer in de lijn der verwachtingen, of "ga door, man!", of "je bent er bijna", of wellicht "Hamma Zarra for president", weet ik veel. Misschien is hij wel gewoon hartstikke gek, en roept hij zomaar "Hamma Zarra Zoerie", wat in zijn eigen taal ook niets betekent.
Ik observeer de lopers. Ze zijn van sterk uiteenlopende leeftijd. Al dat gehol en gedraaf leek
mij typisch iets voor jonge honden, maar ik zie hier ook veel leeftijdgenoten en erger. De een
oogt frisser dan de ander, na 42 kilometer hardlopen. Maar allen kunnen straks zeggen, dat zij
de marathon van Rotterdam hebben uitgelopen; het bewijs staat in het Algemeen Dagblad, die
morgen de complete uitslag zal publiceren.
Tweeduizendste worden in de marathon van Rotterdam, dat is iets om over op te scheppen, in de familiekring en op de zaak. Je hebt dan tenslotte achtduizend lopers achter je gelaten. Die krant bewaar je.
Maar twintigste worden, op 5 minuten van de winnaar, dat is verschrikkelijk; zeker als je altijd twintigste wordt. Alles heb je je ontzegd voor je sport; je hele leven gedroomd van een overwinning; minstens vier marathons per jaar loop je, en nooit verder gekomen dan de twintigste plek. Wéér negentien man voor je. De TV-rapportage hoef je niet eens te zien; je naam wordt er toch niet in genoemd. Je behoort tot de velen die wél zijn geroepen, maar niet uitverkoren.
Om 17.00 zal de controlepost sluiten. Wie dan nog binnen komt strompelen, heeft gelopen
met een gemiddelde snelheid van 8 kilometer per uur, en kan zich voortaan beter laten
inschrijven voor een wandelmars.
-"Té-ring, man, ik ben hé-le-maal verkankerd!", brengt de ene uit, op uiterst lijzige toon.
-"Pille man, pille, pille, pille", antwoord de ander, waarbij het niet duidelijk wordt of hij daarin de oorzaak ziet van het verkankerd zijn, of juist de remedie. Hij brengt met vibrerende hand een mobiele telefoon te voorschijn, en begint aan het ding te morrelen. "D'r zit een computer in dat kankerding", verklaart hij. "Dan ken ik precies zien wie ik bel".
Zijn kompaan staat met tegenzin op, en begeeft zich naar de uitgang, onder het mompelen van een afscheidsgroet. De metro stopt. Dommig blijft hij naar de dichte deur staan kijken. "Je moet op dat knoppie drukken, kankerlul!", roept de man van de telefoon, niet eens op echt onvriendelijke toon. Nadat de ander is uitgestapt, staat hij op van zijn ligbank en begint met trage gebaren vuil van de grond op te rapen. Hij verzamelt het afval in zijn hand, en onderwerpt het aan een nauwgezet onderzoek, waarbij tussen duim en wijsvinger stof fijnwrijft. Een zoeker.
Bij Marconiplein, nu nog het eindpunt van de lijn, stap ik over op tram 1 naar Woudhoek, die net aan komt rijden. Deze lijn heb ik drie jaar geleden al eens geportretteerd voor DDR. We passeren een "kapsalon voor Europees en kroeshaar".
Woudhoek is een rustige, wat luxueuze wijk voor mensen die het gemaakt hebben in deze havenstad. Er hangt een lome zondagsrust. De stilte doet onwezenlijk aan, na de drukte daarnet in de Rotterdamse straten. Een jong echtpaar duwt met vereende krachten een brede dubbelloops kinderwagen voort, waarin een tweeling. Vooral de man kijkt of hij wel honderd dingen kan opsommen die hij liever deed; een marathon bekijken, bijvoorbeeld, of er een uitlopen.
Ik neem de tram terug naar het centrum van Schiedam, en stap daar uit op de Burgemeester Honnerlage Grethelaan; één van mijn favoriete straatnamen in Nederland. Van dit punt wandel ik naar het station, langs de Beneluxmetro in aanbouw. Ook het metrostation Schiedam-centrum, naast het gelijknamige NS-station, is al in vergevorderd stadium.
In de trein naar Leiden reken ik uit, dat ik per metro en tram meer dan 60 kilometer heb
afgelegd; anderhalve marathon, dus. Vijf keer heb ik de tijdwagen gezien; drie keer van nabij,
en twee keer vanuit de metro. Een aardig resultaat voor een beginner, maar dit "P.R."
schreeuwt wel om verbetering, volgend jaar.
Over die andere sport, de marathon per metro, meldt de krant geen woord. Maar je hebt het
kunnen lezen in De digitale reiziger.
Frans Mensonides
26 april 2000