Even na het middaguur kom ik met de intercity uit marinestad Den Helder aan op het station van de Gelderse hoofdstad. Na enige minuten komt er een trolleybus op het stadsbusstation aanrijden. Lijn 9 naar Geitenkamp.
Oostnet Lijn 9 rijdt van De Laar West, in Arnhem Zuid, via het centrum en station naar Geitenkamp in Arnhem Noord. Op zondag ieder kwartier, de rest van de week iedere tien minuten, met op de drukste momenten, de ochtend- en avondspits én zaterdagmiddag, zelfs iedere zeven minuten een bus.
De bus heeft een lage vloer. Voordeel is de gemakkelijkere instap voor bejaarden, maar ook voor mensen met een kinderwagen. Nadeel is dat de wielkasten een enorme sta-in-de-weg vormen. Ze zijn doorgaans te hoog om er stoeltjes op te kunnen plaatsen. zodat het verloren ruimte is. Zo ook in deze bus.
De stoelopstelling is tot aan de eerste deur 1+2, daarna 2+2. Zodoende zijn er toch nog een
redelijk aantal zitplaatsen, vooral ook omdat de bus slechts twee achterdeuren heeft. De ruiten
zijn op deze regenachtige middag beslagen, wat het zicht naar buiten bemoeilijkt. Het is dan
ook geen dubbelglas. Behalve hogere kosten heeft dubbelglas ook als nadeel dat een bus al
gauw zeshonderd kilo zwaarder wordt, met een hoger brandstofverbruik als gevolg.
De inmiddels teruggekeerde chauffeur vindt mijn digitale camera nogal interessant. "En kun je die nou zo op je computer aansluiten?", vraagt hij. "Ja hoor, even een kabeltje erop aansluiten en je pompt het zo over.
Hoeveel van die bussen hebben jullie nou?" "Nu acht, maar het worden er tien. Acht van Van
Hool, en er komen nog twee Berkhofs."
"Gebeurt het nou vaak dat je losraakt van de bovenleiding?", vraag ik. "O, dat gebeurt elke
dag wel. Dan moet je even aan de draden achterop de bus trekken om hem er weer in te
krijgen. Maar da's zo gebeurd. " "Maar je moet wel je bus uit." "Ja, 's winters is dat wel
vervelend. Er zit trouwens ook een dieselmotertje in, kun je een stukje rijden zonder
bovenleiding." Maar dan moeten wel alle passagiers eruit, meen ik mij te herinneren.
"Moet je in mijn rechterbuitenspiegel kijken", gebiedt de chauffeur mij bij een krappe bocht
naar rechts. "De achterkant komt dertien graden naar binnen, dus je moet eerst een heel eind
rechtdoor sturen voor je afslaat. Als er nou een bus van de andere kant komt kun je het wel
schudden." Er komt geen tegenbus. Wel maken de soms steile straten, verkeerd geparkeerde
auto's en krappe bochten het er niet makkelijker op voor de chauffeur.
"Komt u ook langs Sporthal Elderveld?", vraag een mevrouw. "Nou ik niet, mevrouw, maar de bus wel." Het doet me denken aan wat ik eens in De Reiziger over de Amsterdamse lijn 25 las: "Gaat u naar de Albert Cuypmarkt?" "Nee mevrouwtje, ik moet werken vandaag."
Eén uur. We komen aan op het station. "Hoe zit dat nou bij een wissel?", vraag ik. Bij het station zijn verschillende perrons, en boven elk 'spoor' hangt bovenleiding. "O, moet je hier kijken: ik druk op een knop, bijvoorbeeld C voor spoor C en dan gaat het verder vanzelf." En inderdaad.
In de bovenleiding gaat een verlichte pijl branden die aanwijst welk 'spoor' de bus moet binnenrijden. "Ga je nog de brug over?" vraag ik. "Nou, de bus wel, maar ik ga er hier af. Even een half uurtje pauze."
En ook ik ga er hier af. Terug richting huis.
Roland van Duin
1 maart 1998