SJEF KOEKENBAKKER AWARD
OKTOBER 1999: VERKEERSWETHOUDER JENSE VAN RIJSWIJK



En zo is ook de laatste zomer van deze eeuw alweer voorbij. De (stations)klokken zijn teruggezet op wintertijd; vallende blaadjes zorgen dagelijks voor depressies, voor honderden vertraagde treinen en voor gestresste treinreizigers; kortom: het is november. De hoogste tijd dus, om de Sjef Koekenbakker Award van oktober 1999 uit te reiken. Ook wij zijn een beetje vertraagd.

Deze maand willen wij ons eens verdiepen in de geestelijke volksgezondheid van OV-bobo's, want daarmee is het, naar het oordeel van de strikt afhankelijke Sjef-jury, toch wel erg droevig gesteld. De winnaar van deze maand is zonder meer geschift; daarover straks meer. Maar voordat we deze winnaar bekend maken, en ons aan een anamnese zullen wagen van zijn geestelijke toestand, zullen we eerst enkele neurotische gevallen behandelen: enkele niet-winnaars die nog niet rijp zijn voor opsluiting, maar qua geestelijk welzijn wel erg diep in de gevarenzone zitten.

Zonder meer geestelijk gek is de machinist die vorige week woensdag de trein Leiden-Utrecht van 20.09 weigerde te laten vertrekken, omdat er halfvolle patatbakjes over de vloer verspreid lagen. Dit zou onderweg tot gevaarlijke situaties kunnen leiden met (hongerige?) agressieve reizigers. Protesten (van gedupeerden, die helaas normaal bleven doen, en niet overgingen tot geweld) mochten niet baten; de passagiers moesten een half uur wachten tot een - volgens ooggetuigen even smerige - trein kwam voorrijden.

"De trein van 20.09 naar Utrecht?" Ja, althans dat stond hedenavond vermeld in het Leidsch Dagblad. Die tijd klopt niet; dus zal ook de rest van het stukje wel verzonnen zijn; dit is werkelijk te zot voor woorden.

Ik (ik, de secretaris van de Jury; de gewoonte om in de meervoudsvorm te schrijven, moesten wij maar eens afleren; het zou kunnen suggereren dat wij leiden aan een meervoudig persoonlijkheidssyndroom); ik dus, heb vier maal per week het twijfelachtige genoegen, te reizen met de stoptrein Utrecht - Leiden. In tegenstelling tot alle andere ruim honderd treinseries in Nederland worden de treinen langs de Oude Rijn slechts één keer per week gereinigd. Als je in Utrecht perron 19 oploopt, komt de geur van rottend ooft en in staat van ontbinding verkerende kroketten je al tegemoet. Bij nader onderzoek blijken deze geuren afkomstig uit de stoptrein naar Leiden, en wel uit de prullenbakken, die al even volgepropt zitten als de trein zelf.

Ja, met zulk schoonmaakbeleid wordt een trein natuurlijk algauw een zwijnenstal. In dat opzicht heeft de psychisch geschifte machinist natuurlijk gelijk. Maar het is natuurlijk van de zotte, om de reizigers te laten lijden onder de steken die NS zelf laat vallen.

Als die machinist een vent was, zou hij zelf een prikstok pakken om de rotzooi op te ruimen, die zijn collega's van de reiniging hebben laten liggen. Als hij écht een vent was, zou hij zijn sterke staaltje niet uitgehaald hebben in een trein vol weerloze bejaarden en studenten, maar in één vol Feyenoord-supporters. Dan zou hij pas echt gek zijn, en een bureaubaantje verdienen in de top van de Kolenkit.

Wij van de jury kunnen niet heen om het verband tussen rotzooi in de trein en de opkomst van die vervelende rotkrantjes. Daarom ook een oneervolle vermelding voor de redacties van Spits en Metro. Deze lieden lijden nl. aan grootheidswaanzin. Hoofdredacteurtje spelen, terwijl ze niet meer doen dan berichten uit serieuze ochtendbladen overschrijven. De gevolgen zijn vijf dagen per week zichtbaar in de treinen en op de perrons. Die snertkrantjes zijn gratis, dus alle reizigers nemen er één; maar je bent er in drie minuten in uitgelezen, dus iedereen gooit ze teleurgesteld in de prullenbak die al vol zit met krantjes. Voila!

Een ernstige menselijke stoornis (nl. een communicatiestoornis) wierp deze week een smet op de opening van het snelbootverkeer in de zuidelijke Randstad. Ik spreek over de Fast Ferry Rotterdam - Dordrecht en het net van waterbussen in de Drechtsteden ("Fast Ferry" is Nederlands voor: snelle veerboot).

OV-Reisinformatie had doorgekregen dat de snelle boten met ingang van maandag 1 november 1999 zouden gaan varen volgens dienstregeling, maar wat blijkt: de eerste week varen de flitsboten slechts voor genodigden, en voor mensen die een bepaald soort kortingsbon bezitten uit een bepaald soort tijdschrift. Het ging om proefvaarten, waarbij serieuze reizigers niet welkom zijn.

Verder is de ellende met die boten niet te overzien: het regent nu al klachten over te hoge hekgolven; de kapiteins verwachten vertraging omdat niet binnen één uur heen en weer gevaren kan worden tussen Rotterdam en Dordt; zoals gebruikelijk zijn er weer talloze onduidelijkheden over de tarieven.

Een erg slechte start van een file-oplossend middel waarvan enorm veel verwacht wordt (anders hadden ze het niet door Netelenbos laten openen). Het mag geen verbazing wekken, dat aan het hoofd van het botengebeuren een gespleten persoonlijkheid staat. Het is de heer Sprenger, die beurtelings directeur is van High Speed Ferry (verantwoordelijk voor het bootverkeer tussen Dordt en de Maasstad) en van Waterbus (dat de bootjes in de Drechtsteden exploiteert).

Ik probeer me voor te stellen, hoe dat toegaat op de burelen van Sprenger. Hij zet zijn High Speed Ferry pet op (een indrukwekkende, torenhoge kapiteinsklak) en schrijft een brief over tariefintegratie aan "Waterbus". Zodra dit schrijven uit de printer is gerold, legt hij hem in de inbak van de geadresseerde rederij. Vervolgens wisselt hij van pet (een stoere alpino vervangt de kapiteinsklak), neemt plaats aan de andere kant van het bureau, pakt in zijn functie van directeur van "Waterbus" de ingekomen brief van HSF uit de postbak en doet net, alsof hij hem nog nooit eerder gezien heeft. Vervolgens concipieert hij een antwoord, en...

Het moge duidelijk zijn: de heer Sprenger is toe aan een kortdurende, intensieve Gestalttherapie in Kurort Nieuweschans. Om over zijn secretaresse nog maar te zwijgen, want die goede ziel moet toch wel ernstig lijden onder de toestand van haar baas. "Welke pet heeft u vanmorgen op, meneer Sprenger??"

Over snelverkeer te water gesproken: ik twijfel ernstig aan de snelbootverbinding Lelystad - Amsterdam, en niet minder ernstig aan de geestesvermogens van de bedenker. Moet je dit nu zielig vinden, of belachelijk, of ergerniswekkend? Eén ding is zeker; de ontwerper van deze bus-boot-busdienst met twee overstappen, moet laboreren aan een ernstige vorm van hypomanie. Deze aandoening gaat gepaard met het ontwikkelen van grootse plannen zonder dat de patiënt in staat is, een realistische schatting te maken van de kans op succes. Als je verwacht, met zo'n stapelidiote verbinding de trein te kunnen beconcurreren, dan mag je met recht hoteldebotel genoemd worden.

Wij geven de bootverbinding Lelystad - Amsterdam hoogstens drie maanden. Elders in dit nummer van DDR vind je een reisverslag van Maarten Batenburg, die tijdens zijn overtocht niet had te klagen over gebrek aan ruimte.


Goed, deze beklagenswaardige lieden hebben de Sjef van deze maand allemaal NIET gewonnen. Zij werden met afstand overtroffen in waanzin door een man, die al jarenlang in het kaartsysteem van de jury zit: de Rijswijkse verkeerswethouder Klaas Jense (Onafhankelijk Rijswijk). (Zijn vóórnaam is mij onbekend, dus ik noem hem voor het gemak maar even Klaas).

Het patiëntendossier van Klaas Jense is veel te dik om het hier in extenso weer te geven. De diagnose bevat alleen al 92 A4-tjes. De meeste deskundigen zijn het in grote lijnen met elkaar eens: Jense lijdt aan tramfobie. Het voorwerp van zijn vrees is HTM-lijn 17. Wie zich wil verdiepen in de problematische verhouding tussen Jense en dat gedeeltelijk over Rijswijks grondgebied lopende lijntje, wordt aangeraden, hier te beginnen en dan de links te volgen.

Jenses tramfobie blijkt besmettelijk; zij is overgeslagen op de andere Rijswijkers. Ze vertikken het eenvoudig, in die tram te stappen! Ja, er zitten wel mensen in, maar dat zijn Hagenaars die de omweg door Rijswijk voor lief nemen, of forenzen en scholieren die woonachtig zijn in andere gemeenten dan het OV-fobe Rijswijk. Op tramhaltes in drukke woonwijken, die tot voor kort per dag nog duizenden buspassagiers trokken, groeit het onkruid al tussen de tegels.

Je zou denken: Jense kan tevreden zijn: hij heeft iedereen in zijn gemeente het tramreizen tegengemaakt. Maar Jense was nog steeds een vat vol frustraties. Immers: zijn collega Klaas Meijer van buurgemeente Den Haag had de Sjef al gewonnen in maart 1998, maar Jense stond nog altijd met lege handen.

Daarom verzon zijn morbide geest het volgende. In Rijswijk geparkeerde auto's liepen krassen en putjes op. Krassen en putjes van de tram, ook al stonden ze honderden meters van de rails verwijderd. Jense had ze zelf gezien, die krassen en putjes. Het regende klachten van automobilisten. Zei hij.

-"En sedert de komst van de tram motregent het bijna voortdurend in Rijswijk, en zijn de kippen in de kinderboerderij van de leg. En de melk en de druiven worden zuur, als er een tram passeert."
-"Ja Klaas, je hebt gelijk. Kalm maar, hoor! Even de mouwen opstropen tot de elleboog, s.v.p. En kijk maar niet naar de naald, als je er bang voor bent. Zoet maar! Trammetje komt zo!"
-"Trammetje?? Aaaaaaaaaahhhhhhhhhhh!

Bij zoiets staat ook óns verstand stil, al was het nog net in staat tot het toekennen van de Sjef aan Jense.

Onlangs heeft De digitale reiziger een subsidieaanvraag verzonden naar het ministerie van Netelenbos. Als die wordt toegewezen, dan kunnen wij de Sjef-laureaat voortaan verblijden met een prijs in natura: een behandeling van veertien dagen in een psychiatrische kliniek naar keuze. Jense komt daarvoor dan met terugwerkende kracht in aanmerking, want laten we wél wezen: dit is allemaal écht niet normaal meer.

Namens de Sjef-jury
Frans Mensonides
(secretaris)
3 november 1999.


SJEF-HOOFDMENU, met een overzicht van voormalige winnaars