Aernout van Overbeke, moppentapper en –verzamelaar (2)

Een heer liet sijn knecht twee kostelijcke glasen spoelen. Het eene brack hij, het ander bracht hij binnen. De heer na het ander glas vragende, soo antwoorde hij dat het gebroocken was. ‘Jou hontsvot’, seyde de heer, ‘hoe deed gij dat?’ ‘Soo, mijnheer’, seyde hij, en liet het ander oock vallen dat hij in de hant hadt.

Een heer liet zijn knecht twee kostbare glazen spoelen. Hij brak het ene en bracht het andere binnen. De heer vroeg waar het andere glas was en de knecht zei dat hij het gebroken had. ‘Stuk verdriet, hoe heb je dat nou voor elkaar gekregen?’, vroeg zijn meester. ‘Zo, meneer’, zei hij, en liet het andere glas ook uit zijn handen vallen.

Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Een zeventiende-eeuwse verzameling moppen en anekdotes uitgegeven door R. Dekker en H. Roodenburg, m.m.v. H.J. Van Rees. Amsterdam 1991. Publicaties van het P.J. Meertens-Instituut (…). Dl. 16. Nr. 2068, p. 336.


Bijna 2500 anekdotes bracht Aernout van Overbeke bijeen. Het zijn korte, geestige verhaaltjes, vaak met een sterke pointe, vergelijkbaar met moppen in onze eigen tijd.

De anekdotes gaan over zeer uiteenlopende onderwerpen. Vaak terugkerende thema’s zijn: seksgrappen, platte moppen over poep en pies, anekdotes uit Van Overbekes kring van vrienden en kennissen, verhalen over en rechtszaken en juristen (Van Overbekes professie).

Veel moppen van Van Overbeke zijn bewerkingen uit anekdotenverzamelingen die in zijn tijd in verschillende talen verkrijgbaar waren. De verhalen in die boekjes waren vaak afkomstig uit de klassieke oudheid of de middeleeuwen. Populair waren ‘apoftegmata’: wijze en / of geestige uitspraken die in de mond waren gelegd van historische figuren. Nederlandse verzamelaars deden hun inspiratie ook wel op in kroegen en herbergen, waar het iedere avond een vrolijke boel was in de gelagkamer.

Behalve deze bronnen gebruikte Van Overbeke ook waargebeurde verhalen uit zijn eigen kring. Veel van zijn tijdgenoten treden op in zijn bundel. Ook mensen van een generatie eerder komen er in voor; vermoedelijk is zijn vader begonnen met het aanleggen van de collectie. Een paar keer komen we geestige opmerkingen van Constantijn Huygens tegen. En bij anderen, die ook moppenverzamelingen aanlegden, zijn dan weer komische uitspraken te lezen van Aernout van Overbeke.

Opvallend veel grappen in Van Overbekes collectie bestaan uit omkeringen van de maatschappelijke hiërarchie. Doktoren krijgen beledigende opmerkingen naar hun hoofd van hun patiënten, knechten zijn brutaal tegen hun meesters; dominees en pastoors krijgen de wind van voren van gelovigen, die allerminst geïmponeerd zijn. Sommige grappen zijn gebaseerd op vooroordelen tegen bepaalde groeperingen, zoals de vermeende schraapzucht van Joden.

Enkele moppen waren in Van Overbekes eigen ogen te erg; soms heeft hij namen van bestaande personen verhaspeld of hele passages doorgehaald. Spijtig voor de hedendaagse onderzoekers, maar wel een aanwijzing dat de bundel voor publicatie bedoeld was.

Niet alle moppen van Van Overbeke zijn voor ons nog begrijpelijk. Maar dat komt doordat wij alle achtergronden niet meer kennen of - door onbekendheid met de taal van toen - net de clou missen. Veel items uit zijn collectie zijn in de 21ste eeuw nog steeds leuk; ze lijken soms erg op de grappen waarmee de moppentappers van heden hun publiek amuseren.

Hieronder nog enkele moppen van Nout van Overbeke. We komen er een paar professionals in tegen die ook beschreven staan in Zedeprinten, zoals een bedelaar, een beul, een alchemist en een arts.

Een snaeck van een vent, in het heetste van de soomer nae Franckfort in compagnie reysende, hadde een swaere regenmatel bij sich, die hem dapper verveelde, alsoo tot Ceulen geen gelegentheyt [was] om de weg of te scheep of met de kar te doen. ‘t Geselschap trock dan te voet op reys. Onse maet, s’ avonts in de herberge koomende, versocht een jood of hij het gelag voor hem betaelen wilde. Als de jood het weygerde, seyde hij: ‘Leent mij dan 4 rijcxdaelders op 4 ½ rijcxdaelder wederom, als wij tot Franckfort sullen gekoomen zijn.’ De jode, heet op woecker, nam de conditie aen maer eyschte pandt, dat hem den ander niet weygerde, maer leyde hem die swaere mantel, op sijn dieffsche schoften, daer hij de Westerwaldt mede deur ging kruyen, uyt vreese van sijn geldt en pandt te verliesen.

Een beetje aparte kerel reisde in het hartje van de zomer in gezelschap naar Frankfurt. Hij had een zware regenjas bij zich, waarmee hij behoorlijk omhoog zat, want er was in Keulen geen gelegenheid om de reis voort te zetten per schip of met een kar. Het gezelschap ging dus te voet op pad. Onze vriend vroeg ’s avonds in de herberg aan een jood of die zijn gelag wilde betalen. De jood wilde daar niet op ingaan, maar de man zei: ‘Leen mij dan vier rijksdaalders tegen een halve rijksdaalder rente; je krijgt ze terug zodra we in Frankfurt zijn aangekomen’. De jood, begerig naar winst, nam die voorwaarde aan, maar vroeg wel een onderpand. Nou, dat weigerde onze vriend hem niet! Hij legde de jood die zware jas om zijn dievenschouders. Daarmee liep hij het hele Westerwald door, uit vrees, zijn geld en onderpand kwijt te raken.

Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Een zeventiende-eeuwse verzameling moppen en anekdotes uitgegeven door R. Dekker en H. Roodenburg, m.m.v. H.J. Van Rees. Amsterdam 1991. Publicaties van het P.J. Meertens-Instituut (…). Dl. 16. Nr. 369, p. 66.

 

Seker leydecker in sijn werck zijnde, kreeg een duyseling en viel van boven neer en juyst een ander op het lijf die er plots van doodt bleef. De vrienden van den overleden wilden desen man met geweldt gestraft hebben, Hoeseer dat men des leydeckers onnooselheyt des dooden ongeluck en haer hun ongelijck aenwees. Endelijck, doe de rechters haer onversettelijcke en wraecksuchtige hardneckigheyt sagen,vonden sij haer gedwongen om recht te spreecken. De leydecker wierdt dan gecondemneert te moeten gaen sitten op dieselfde plaets daer de doode ter tijdt sijns ongelucks geseten en dan soude het in een van de vrienden haer keur staen boven op het dack te klimmen en den leydecker weer doodt te vallen, maer niemand wouw er aen.

Een zekere dakdekker kreeg op zijn werk een duizeling en stortte van het dak. Hij kwam uitgerekend terecht op een andere man, die meteen dood was. De vrienden van de overledene wilden de dakdekker met alle geweld laten straffen, ook al vond iedereen dat de man onschuldig was en de vrienden niet in hun recht stonden. De rechters bemerkten hun stijfkoppige wraakzucht en voelden zich uiteindelijk gedwongen, het volgende vonnis te wijzen. De dakdekker werd veroordeeld, te gaan zitten op de plek waar het slachtoffer had gezeten. En dan zou een van zijn vrienden het recht hebben, op het dak te klimmen en bovenop de dakdekker te springen om hem te doden. Maar niemand was ervoor te porren.

Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Een zeventiende-eeuwse verzameling moppen en anekdotes uitgegeven door R. Dekker en H. Roodenburg, m.m.v. H.J. Van Rees. Amsterdam 1991. Publicaties van het P.J. Meertens-Instituut (…). Dl. 16. Nr. 376, p. 67-68.

 

Een gemaecke geck, hoorende dat er onder d’ advocaten en doctoren om de voorganck een groote twist was, seyde: ‘tGeeft mij vreemt, dat gij om soo een saecke twist, want ’t is een oude manier dat de dief voor en de beul achter gaet.’

Een man die zich van den domme hield, hoorde dat er onder advocaten en artsen een grote strijd heerste om de vraag, wie de ander uit beleefdheid voor moest laten gaan. Hij zei: ‘Het komt me vreemd voor dat u twist om zo’n futiliteit. Het is toch al eeuwen de gewoonte, dat de dief voorop loopt en de beul erachteraan!’

Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Een zeventiende-eeuwse verzameling moppen en anekdotes uitgegeven door R. Dekker en H. Roodenburg, m.m.v. H.J. Van Rees. Amsterdam 1991. Publicaties van het P.J. Meertens-Instituut (…). Dl. 16. Nr. 1616.

 

Een die onthalst soude werden, versocht om de galg, omdat hij vreesde qualijck te sullen werden als hij sijn bloet sach.

Een man die veroordeeld was tot onthoofding, zei dat hij liever opgehangen zou worden. Hij kon niet tegen bloed, en was bang dat hij zou flauwvallen.

Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Een zeventiende-eeuwse verzameling moppen en anekdotes uitgegeven door R. Dekker en H. Roodenburg, m.m.v. H.J. Van Rees. Amsterdam 1991. Publicaties van het P.J. Meertens-Instituut (…). Dl. 16. Nr. 2003, p. 327.

 

Een alchymist dediceerde aen den paus een boeckje om gout te maken. Hiervoor vereerde hem de paus een leege beurs om sijn nieuw gout in te steecken.

Een alchemist droeg aan de paus een boek op over het maken van goud. De paus schonk hem daarvoor een lege geldbeurs om zijn nieuwe goud in te stoppen.

Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Een zeventiende-eeuwse verzameling moppen en anekdotes uitgegeven door R. Dekker en H. Roodenburg, m.m.v. H.J. Van Rees. Amsterdam 1991. Publicaties van het P.J. Meertens-Instituut (…). Dl. 16. Nr. 2071, p. 336.


Iemant van de kelderkoortse sieck sijnde, wiert besogt van een sijner vrienden, die hem rade water te drincken om den brandt te temperen, waerop de siecke antwoorde: ‘Dat is regelrecht tegen d’ordonnantie van mijn doctor, want hij heeft mij alle starcke drancken verboden, en daer is geen stercker als revierwater, want dat doet een heele molen drayen.’

Iemand die een flinke kater had, kreeg bezoek van een vriend die hem aanried, water te drinken om de brand te blussen. Daarop antwoordde de patiënt: ‘Dat gaat regelrecht in tegen het bevel van mijn dokter. Hij heeft me alle sterke drank verboden, en er is geen sterkere drank dan water, want rivierwater kan een hele watermolen in beweging brengen.’

Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Een zeventiende-eeuwse verzameling moppen en anekdotes uitgegeven door R. Dekker en H. Roodenburg, m.m.v. H.J. Van Rees. Amsterdam 1991. Publicaties van het P.J. Meertens-Instituut (…). Dl. 16. Nr. 2322, p. 369.

 

Van Overbekes cahiers met anekdotes belandden in de 19e eeuw in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. Daar bleven zij heel lang ongelezen, genegeerd door onderzoekers die vonden dat ze wel iets serieuzers te doen hadden. In 1991 verscheen Van Overbekes indrukwekkende verzameling toch nog in druk, onder de titel Anecdota sive historiae jocosae (Anekdotes of grappige verhalen).


Meer weten?

Aernout van Overbeke 1632-1674 (DBNL-auteurspagina)

A. van Overbeke, Buyten gaets, Twee burleske reisbrieven van Aernout van Overbeke. Editie M. Barend-van Haaften en A.J. Gelderblom. Hilversum 1998. DBNL-webeditie.
(Brieven over Van Overbeke’s reis naar Batavia). 

R. Dekker, Holland lacht. Honderd moppen uit de Gouden Eeuw. Amsterdam 2007.
(Bloemlezing uit Van Overbekes moppen, vertaald in modern Nederlands)

R. Dekker, Lachen in de Gouden Eeuw; een geschiedenis van de Nederlandse humor. Amsterdam 1997.

Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Een zeventiende-eeuwse verzameling moppen en anekdotes uitgegeven door R. Dekker en H. Roodenburg, m.m.v. H.J. Van Rees. Amsterdam 1991. Publicaties van het P.J. Meertens-Instituut (…). Dl. 16.

© Frans Mensonides, Leiden, 2008, 2009.