Koning zonder land: Frederik V van de Palts

Zedeprinten Startpagina <<< De koning (Inleiding) <<< De koning (vertaling) <<<



Niet veel langer dan een jaar en een dag was Frederik V koning van Bohemen. ‘Winterkoning’ werd hij spottend genoemd, omdat hij slechts eenmaal in de Boheemse hoofdstad Praag wist te overwinteren. De winter daarop, die van 1620/1621, zwierf hij met zijn hoogzwangere vrouw Elisabeth door Europa, op zoek naar asiel. Hij vond het uiteindelijk in Den Haag, bij zijn oom Maurits van Oranje Nassau. Het begin van een lange en omstreden ballingschap in de Republiek.

 

Verstandshuwelijk

Frederik V (1596-1632) werd in 1610, na de dood van zijn vader Frederik IV, gekroond tot vorst van de Palts. Dit vorstendom bestond uit twee niet aaneengesloten gebieden in het zuiden van Duitsland, met Heidelberg en Amberg als hoofdsteden. Frederik huwde in 1613 met Elisabeth Stuart (1596-1662), de enige dochter van koning James I van Engeland. Het was een van de politieke huwelijken waarmee vorsten hun internationale invloed probeerden te vergroten. Uit het huwelijk zouden dertien kinderen worden geboren.

 

Pracht en praal

In 1618 werd Europa geteisterd door godsdiensttwisten. Het grote koninkrijk Bohemen, dat in het oosten grensde aan de Palts, verkeerde in oorlog met de keizer van Duitsland. De beoogde troonopvolger van Bohemen, de katholieke Ferdinand van Stiermarken, had te kampen met een protestante meerderheid in de Stände. Deze Stände vormden een parlement met vertegenwoordigers van de vijf Boheemse landen.

De Stände wilden niet verder met Ferdinand. Ze besloten het bestuur van het land zelf op zich te nemen, maar hadden nog wel behoefte aan een koning als hun gemeenschappelijke vertegenwoordiger. Hun voorkeur ging uit naar de protestantse buurvorst Frederik V. Op 4 november 1619 werd hij in Praag gekroond tot koning Frederik I van Bohemen.

Al snel kregen de Bohemers genoeg van hun nieuwe koning. Hij regeerde als een absolutistisch vorst, met de nodige pracht en praal, en trok naar de zin van de Stände veel te veel macht naar zich toe. Op 8 november 1620 leed het Boheemse leger op de Witte Berg bij Praag een verpletterende nederlaag tegen de troepen van de keizer. Frederik en Elisabeth sloegen op de vlucht.

Zwier

Maandenlang zwierf het echtpaar door Duitsland, in een bitterkoude winter. Geen enkele Duitse vorst wilde hun asiel verlenen. Naar de Palts konden ze niet terug; ook daar was de oorlog uitgebroken. Bij Elisabeths vader James I klopten zij vergeefs aan om militaire steun. Ten slotte konden ze alleen nog terecht in Den Haag, bij stadhouder Maurits van Oranje Nassau, Frederiks oom.

Het paar betrok twee grote huizen aan de Kneuterdijk, die tot 1618 het eigendom waren geweest van Maurits’ aartsvijand Johan van Oldenbarnevelt. Frederik en Elisabeth werden graag geziene gasten aan het hof. Zij gaven het wat sobere Haagse hofleven kleur en zwier. Hun hofdame Amalia van Solms trouwde in 1625 met Frederik Hendrik van Oranje Nassau, die Maurits dat jaar opvolgde als stadhouder.

 

Flater

Op 11 januari 1624 werd op paleis Noordeinde een maskerade opgevoerd ter ere van koningin Elisabeth. Het was een voorstelling waarin dansers figuren uitbeelden als Cupido, de Jacht, het Spel, de Wijn, de Oorlog, Spanje en verschillende andere naties. Het spel, begeleid met een lang gedicht in het Frans, werd geschreven door niemand minder dan Constantijn Huygens en bevatte toespelingen op de recente avonturen van het koningspaar.

Huygens koesterde een diepe bewondering voor de vorstin. Maar met deze maskerade sloeg hij een genante flater. Elisabeth was er helemaal niet mee ingenomen. Zij vond, dat Huygens niet gewerkt had volgens de conventies van de traditionele Britse pantomime. Zij stelde een aantal ingrijpende wijzingen voor die Huygens uiteindelijk morrend heeft overgenomen.

 

Op grote voet

De Boheemse koning en koningin lieten zich graag toejuichen, en het volk juichte ook wel graag voor hen; misschien had men in de jonge Republiek toch nog behoefte aan wat ouderwetse royalty. Frederik en Elisabeth reisden heel Holland af met hun koets, getrokken door zes paarden. Alleen vorsten hadden het recht, zich zo te verplaatsen.

Kritiek was er ook wel, en die spitste zich toe op hun wufte, luxueuze, verspillende levensstijl. Aan het huis op de Kneuterdijk had het echtpaar niet genoeg; men liet een paleis bouwen in Rhenen om er de zomer door te brengen. Ook kochten zij een voormalig kloostercomplex aan het Rapenburg in Leiden. Daar werd hun kinderschaar ondergebracht, die in die stad hun opvoeding en opleiding ontving. Hun hofhouding bestond uit honderden en honderden mensen, verdeeld over die drie locaties.

Het vorstenpaar ontving een ruime jaarlijkse toelage uit Engeland, het moederland van de koningin. Ook de Staten Generaal der Nederlanden sprongen bij met een flink bedrag. Toch ontstonden er grote schulden.



Dood van Frederik

In 1631 nam Frederik V deel aan een militaire expeditie van de Zweedse koning Gustav Adolf in Duitsland; hij hoopte zo de Palts en Bohemen opnieuw in handen te krijgen. Tijdens de veldtocht bezweek Frederik in Mainz aan de pest. Zijn zoon, Karel I Lodewijk, zou pas in 1649 op de troon van de Palts komen; zijn aanspraken op die van Bohemen werden door niemand erkend.

 

Schuldenlast

Elisabeth verbleef nog bijna 30 jaar in Holland en zag haar schulden in die tijd groeien tot een astronomisch bedrag. 164 Haagse middenstanders genoten de twijfelachtige eer, hofleverancier te zijn van de Boheemse koningin. In totaal stond zij bij hen voor bijna een miljoen gulden in het krijt, een verbijsterend hoog bedrag in een tijd waarin een modaal jaarinkomen circa 300 gulden bedroeg.

In 1653 wilde Elisabeth vetrekken naar de Palts, waar haar zoon Karel I Lodewijk op de troon was gekomen. Bovendien klopte zij bij hem aan voor financiële steun, maar ook hij kon de monsterschuld niet aflossen. Elisabeth mocht de Nederlanden niet verlaten.

In 1661, een jaar voor haar dood, keerde zij terug naar Engeland, hoewel ze nog lang niet al haar schulden voldaan had. De onfortuinlijke hofleveranciers hadden het nakijken. Het was zoals Huygens al aangaf in De koning: je kon klagen over de nare trekjes van vorstelijke lieden, maar je kon er niet echt veel tegen doen.


Meer weten?

De winterkoning en koningin. Koninklijke ballingen in 17e-eeuws Den Haag (Haags historisch Museum)

Begeleidende tekst van Constantijn Huygens bij het ballet voor de koningin van Bohemen (Universiteit Leiden. Opleiding Nederlandse taal en cultuur)

N. Akkerman, 'Cupido en de eerste koningin in Den Haag. Constantijn Huygens en Elizabeth Stuart'. In: De zeventiende eeuw. Cultuur in de Nederlanden in multidisciplinair perspectief. Tijdschrift van de Werkgroep Zeventiende Eeuw. 25 (2009) 2, p. 73-96.

S. Groenveld. De winterkoning. Balling aan het Haagse hof. Den Haag 2003. Uitgave bij de gelijknamige tentoonstelling in het Haags Historisch Museum van 6 december 2003 t/m 14 maart 2004.


© Frans Mensonides, Leiden, 2008, 2010.