Puurs (inderdaad)
Wat te doen als het vaderland niet alleen de langste dag viert, maar tevens Positiefdag? Ik besloot het te ontvluchten en mijn geluk in Vlaanderen te zoeken. Was daar niet onlangs de 3,8 kilometer lange spoortunnel dwars onder Antwerpen door geopend? Een mijlpaal in de Belgische railgeschiedenis. Ik zag er voor het eerst een maquette van in 1988, in de hal van de Antwerpse Middenstatie, alias: Antwerpen Centraal. Nu, bijna 20 jaar later, is hij echt geboord en echt open, inclusief de tweede ondergrondse verdieping onder het genoemde station.
Die verdieping bevat vier doorgaande sporen, onder een station dat verder nog steeds een kopstation is. 26 maart 2007 was de eerste dag van exploitatie; het moet me ontgaan zijn, want ik las het pas onlangs. Het zal een loodzware bevalling geweest zijn, zo lang van maquette tot realisatie. En het station is nog lang niet af. Er komt ook nog een eerste ondergrondse verdieping, met vier kopsporen, onder de al eerder gerenoveerde 6 kopsporen bovengronds.
De hal, tussen dat alles in, blijft in de oude staat: de spoortempel, de spoorkathedraal, zoals die rond 1900 gebouwd is. Een huzarenstukje, al met al, en ik ga er heen.
Ik doe dat natuurlijk nog steeds met de ouwe, trouwe internationale trein Amsterdam – Brussel, waarvan ik vorig jaar herfst al heel voorbarig afscheid nam. Maar het wil niet lukken met de HST (Hoge SnelheidsTrein), die er per 10 december voor in de plaats zou komen. Die had eigenlijk al in 2004 moeten rijden. Dat werd 2006, omdat de HSL (Hoge SnelheidsLijn) nog niet af was; noch in Nederland, noch in Vlaanderen. En werd toen 2008, omdat de treinen niet klaar waren en er bovendien een vage smoes circuleerde over het beveiligingssysteem, waar ook iets mee aan de hand was. Nu hoor ik al spreken over 2009; de nieuwe smoes heb ik nog niet gehoord; die zal binnenkort wel bedacht worden.
Misschien zullen ze in december van dit jaar aarzelend beginnen met lage snelheidstreinen op de HSL; met 160 kilometer / uur van Amsterdam naar Rotterdam en heel misschien zelfs Breda. Maar Vlaanderen zou ons wel eens de loef kunnen afsteken. Ze overwegen, in de nazomer circa 25 hele kilometers van hun HSL-baan in gebruik te nemen: van Antwerpen naar het nieuwe station Noordkempen bij Brecht. Die gemeente ligt halverwege Antwerpen en Breda, en is met zijn 25.000 inwoners typisch een metropool waar zo’n trein stoppen moet. HSTtje spelen in de lage landen: in Frankrijk zullen ze zich er wel een kriek om lachen.
Uiteindelijk moeten er hele bundels HST’s gaan rijden in Nederland en Vlaanderen: Amsterdam – Brussel, Amsterdam – Parijs, Amsterdam – Rotterdam – (Breda), een pendel Den Haag – Brussel, Breda – Noordkempen – Antwerpen (zie trouwens dit kaartje van het HSL-trace Amsterdam – Antwerpen op de Wikipedia). Antwerpen – Brussel zal een bottleneck blijven; de Thalys rijdt daar straks niet over een HSL, maar met 160 op een opgekalefaterde bestaande spoorbaan.
Toekomst. Toch zit ik in een heuse HST. ‘Ik hoor hier eigenlijk niet thuis. Ik ga rijden op de hoge snelheidslijn’, kondigt de trein aan in Nederlands en Frans, met grote stickers die je het uitzicht ontrieven. Het zijn wel mooie wagens, van buiten rood-wit, en van binnen met blauwe banken. Ze zijn van de internationale NS-dochter Hispeed, en mogen straks 160 rijden op de HSL, en rijden thans pakweg 130 tussen Amsterdam en Brussel. Ook deze Hispeed-wagens, zich voorlopig low speed voortbewegend, zijn oplappertjes. In Frankrijk lachen ze zich… dat had ik al gezegd.
We naderen station Luchtbal. Hier takt de HSL uit Nederland, via Noordkempen, aan op de bestaande spoorlijn. En nu gaat het gebeuren, we gaan dalen!
Antwerpen kende tot 1873 een doorgaande treinverbinding noord-zuid op maaiveld. Maar in dat jaar is Antwerpen Centraal omgebouwd tot een kopstation; het spoor belemmerde de stad in zijn verdere groei. Vanaf dit punt hebben we ruim een eeuw lang Antwerpen bereikt met een grote boog, via de stations Dam en Oost.
Ik ga nu onder Antwerpen door, en bevindt me vermoedelijk onder dat wijkje waar ik vorig jaar tram 12 nam en filosofeerde over de Belgische politiek. De tunnel is open, het is positivodag, maar mijn feestvreugde ontbreekt een beetje, ik weet niet waarom. Ja, toch. Ik denk dat het nu eens niet mijn gebruikelijke ennui is. Ik denk dat het is omdat dit allemaal zo kleinsteeds is, zo laaglanderig, zo helemaal op Hollands en Vlaams polderniveau, die uit stukjes en lapjes bestaande HSL in die kleine landjes, al die rotsmoesjes.
Het is een moderne tunnel, met brede vluchtpaden en om de zoveel hectometer een vluchtdeur. Hij mondt uit in een ondergronds station. Buiten zie ik gedempt blauw licht. Dit is de verdieping min twee van Antwerpen Centraal, waarover ik het daarnet had. En ik zit dan wel in een LST (Langzame Snelheids Trein), maar ben toch een stuk sneller in Antwerpen dan voorheen. Dank zij deze doorgaande tunnel win ik op een doordeweekse dag zo maar een kwartier (zonder de overstap in Berchem, dus, waaraan we inmiddels gewend waren).
Ik blijf zitten; ik wil echt helemaal door de tunnel heen. Er was iets geks met deze Beneluxtreinen, waarin ik nu zit, wederom iets naars. De locomotieven zouden te slap zijn om de helling in de zuidelijke tunneluitgang te halen, waarover ik nu rijd. Op de eerste dagen van exploitatie gaf dat problemen. Maar daar merk ik niets meer van; mijn trein haalt de klim naar Berchem op zijn sloffen.
Ook alweer een smoes, zo werd gefluisterd. Er was niets aan de hand met die locs. Het was alleen maar een verhaaltje van NS en NMBS om al van die Beneluxtreinen af te komen voordat de HST’s zouden gaan rijden.
Ik pak een trein terug van Berchem naar Antwerpen Centraal. Ik denk dat we nu bovengronds gaan, naar de kopsporen op het eerste bovengrondse verdiep, maar het wordt opnieuw de tunnel. Op -2 moeten, als alles af is, de Thalys stoppen, de internationale treinen Amsterdam –Brussel zolang die nog bestaan, en de IR-treinen (een soort versnelde boemels, of verlangzaamde sneltreinen) van Essen naar Jambes, diep in het Waalse land. Maar nu verdiep -1 nog niet klaar is, maken er diverse andere treinen kop: de IR naar Leuven, de IC´s naar Charleroi en Brussel-Zuid, de locale treinen naar Geraardsbergen en Aarschot. En door die drukte past de Thalys er niet meer bij; die wordt nog steeds afgescheept met Berchem.
Die twee eilandperrons op -2 zijn opvallend lang, om en nabij driekwart kilometer, op het oog geschat. En daardoor opvallend leeg; de reizigersstroom verspreidt zich. Een jong koppel zit uitgebreid te vozen in een nis aan het eind van het perron; het moet er een ideale plek voor zijn. Het ruikt op dit perron niet onaangenaam, en wel naar nieuwe plastic dingen en oude mufte, net als in de Métro van Parijs.
Een meter of 15 boven je hoofd zie je die mooie klok. Je gaat omhoog met lange roltrappen, heel bijzondere, die ook een stukje horizontaal gaan. Het gaat via de weg der geleidelijkheid; dit is niet echt een hoogtevreesgebouw (en voor nog meer foto’s, zie alweer de Wiki).
De spoorwegtempel boven heeft ingeboet aan leefbaarheid. Hier zitten ze nog jaren in de rotzooi. Ik loop over verende planken en luister naar misselijkmakend geschraap van ijzer op ijzer. De omroep is onverstaanbaar door de galm in die kathedraal. De plafonds zijn hier zo hoog opdat de stoom dan niet zo laag blijft hangen. Het is eigenlijk wel heel bijzonder, zo’n stoomstation in het HST-tijdperk.
Op niveau 0 is er een nieuwe winkelgalerij. Er zijn eetstalletjes en cafés, maar ook winkels in luxeartikelen. Bij de juwelier staan ze landerig op klandizie te wachten. Mensen kopen hun juwelen en sieraden blijkbaar niet op een station; het kopende publiek moet er aan wennen.
Ik lunch in een van die winkeltjes, bij Panos. Het is hier staande receptie, het schielijke schrokken van reizigers wier trein niet wacht. Broodjes zijn bij Panos decimeters lang en centimeters smal.
Er liggen overal foldertjes met gezonde voedingsvoorlichting van de Ticket Restaurants, allemaal restaurants ‘die u evenwichtige gerechten voorstellen (…), die de criteria van een evenwichtige voeding nauw naleven’.
Gustino, een lachend tomaatje, neemt ons bij de hand. Maar doet dat op knap autoritaire toon. Hij drukt zich uit in dwingende zinnen: ‘Volg mij en lunch evenwichtig’, ‘Ik wacht u op aan de deur’, ‘Ik geef u raad’, ‘Ik verwacht u op de website’ (dat maak ik g.v.d. zelf nog wel uit; ik link ze hier niet eens!), en deze doet de deur helemaal dicht: ‘Ik verwacht u op de menukaart’. Wat heeft dat te betekenen? Staat straks de gast zelf op het menu, net als in dat oude liedje Dracula van Z.Z. en de Maskers? Een volkomen fout getoonzette campagne, maar misschien komt zij op Vlamingen anders over.
Het is 13:00 uur. Ik heb dat ondergrondse perron gezien en zou nu net zo goed terug kunnen reizen. Maar ik wil iets puurs beleven op deze bijzondere dag en neem daarom plaats in de trein naar Puurs. Zo maar op de gok, en zonder enige voorbereiding; een rit van 40 minuten langs enorm veel stations: Berchem, Antwerpen Zuid, Hoboken Polder, Hemiksem, Schelle, Niel, Boom, Ruisbroek-Sauvegarde (raar, zo’n Franse naam ertussendoor; vrijgeleide??) en Puurs.
Het is een forenzenlijntje dat tussen de middag weinig publiek trekt. Antwerpen zwaait ons uit met massieve, grijze flatblokken. De trein rijdt slechts in uurdienst en voert door stedelijk gebied: een langs de Schelde en de Rupel slingerende uitloper van de agglomeratie Antwerpen. Uit bossen komen steeds plukjes huizen en woonwijken tevoorschijn. Letterlijk overal stopt de trein. De stations liggen soms niet meer dan een kilometer van elkaar.
Nu ik even heb mogen proeven aan het HST-tijdperk, valt dit lijntje wel een beetje af. Dit is hooguit een HJLT (Haast Je Langzaam Trein). 40 minuten om hemelsbreed 17 kilometer af te leggen. Als ik forens was, zou het me tot razernij gedreven hebben, maar voor een snipperdag is het precies het juiste tempo, zo.
Op Hoboken Polder zie ik de reizigers op de tegenligger wachten in een soort schuttersputjes. Er staan moderne abri’s naast maar die hebben geen zitgelegenheid. En een station verder, in Hemiksem, ligt het perron vlak naast gore, bouwvallige loodsen. Stationsomgeving? Nooit van gehoord in deze omgeving.
Daar ik verder toch niets te doen heb, begin ik na te denken over de zin van een positiviteitsdag. Ik, als realo-pessimist, wil best een keertje juichen, in de zeldzame gevallen dat er iets te juichen valt in dit tranendal. Maar aan een opgefokt positiverig sfeertje heb ik gruwelijk het land, en over dit opklopsel kan ik alleen maar negatief zijn.
Wat stelt het nu helemaal voor, als je de website bekijkt (die ik ook niet link; je schiet niets op met dat gelink; je bereikt er slechts mee dat al je klanten weglopen door de zijdeur). Er zijn op positiefdag een aantal non-manifestaties, met Yolanthe Cabau van Kasbergen (die iets schijnt te zijn, in Nederland, tegenwoordig) en andere BN’nen die daardoor weer een keertje extra met hun snuit op de TV komen; er zijn een paar zwaar commercieel gesponsorde non-evenementen.
Puurs. Een klein bakstenen stationnetje, twee lage perronnetjes en drie treinen per uur. Deze, waar ik net ben uitgestapt, blijft hier 20 minuten staan voor hij terugkeert naar Antwerpen. Halverwege die periode, op het hele uur, kruisen de stoptreinen Mechelen – Sint-Niklaas v.v. elkaar. Een zeer bescheiden knooppunt.
Het is siësta in Puurs. Diverse dingen: het stationsloket, de frituur, de visboer, zijn dichtgegaan om 13:30 en gaan aan het eind van de middag weer open. Ook bij de tandarts kun je nu niet terecht voor raadplegingen. ‘Raadplegingen’. After sales heet hier: Dienst-Na-Verkoop. Ze zijn puristisch in Puurs, net als overal in Vlaanderen. ‘Een retourtje Puurs’ begrepen ze eerst niet bij het loket; in Vlaanderen heet dat ‘heen en terug’.
Je hebt van die leuke plaatsen in Vlaanderen, met een weids marktplein, met een rustig begijnhof, met een belfort dat je kunt beklimmen maar ook onbeklommen kunt laten, met gezellige straatjes en steegjes, met overal vlaggen. Puurs is niet zo’n plaats; ik zie het al als ik het stationsplein opstap. Puurs ligt somber te wezen onder een warme wolkendeken; het is zweterig weer, 22 graden, maar het lijkt meer.
Veel ligt hier op de schop of zelfs in puin. Het dorp is onderhevig aan een massale opknapbeurt, die een bouwput teweeg brengt ter grootte van het dorp zelf. Puurs lijkt een beetje op Doel, waar ik vorig jaar was, met dit verschil dat Doel reddeloos verloren is, en het met Puurs nog goed gaat komen.
De filosofie staat verwoord op het pleintje bij de kerk. ‘Het stationsplein is gericht op het komen en gaan’. Het klinkt triviaal, maar hier hebben ze het tenminste over een stationsomgeving. ‘Het nieuwe marktplein wordt een rustplek op een commerciële as’. Op de billboards staat een Puurs dat puurder is dan het huidige, met merkwaardige mensen, puur wit, met blanke zielen, of uitgebleekt?
‘Puur’ is gezichtsloos, eigenlijk niks, een holle frase, net als ‘positief’ en net als ‘evenwicht’ in voeding en andere zaken. Heb ik dat verhaal wel eens verteld van die nieuwe computermuis die ik gekocht heb? Het is zo’n moderne, met een infraroodsensortje.
Die muis deed het eerst niet. Ik kon schuiven wat ik wilde, maar de cursor kwam niet in beweging. Ik wilde er al mee terug naar de winkel; geërgerd, werkt er dan nooit iets wat je koopt? Toen zag ik ineens in, dat ik een hagelwit bureaublad heb, en zo’n lichtmuis daarop natuurlijk niet werkt. Hij is gebaat bij schakeringen, een niet mis te verstane les! Ik pakte een aangekoekte muismat, legde de muis daarop en zie!, hij loopt nu als een zonnetje.
Daar hier niets te kijken valt, ga ik lezen. Er is op de 29ste een muziekkroegentocht, waarbij ook Café De Vierklaver betrokken is. OK, daar zie ik iets bij, al zal ik er niet aan deelnemen, maar wat is de ‘21 ste Fietsdodentocht’? Ook niet iets waarvoor je je graag inschrijft, dunkt me.
Maar je kunt altijd nog deelnemen aan de ‘Schemelbertfeesten in ‘tOnzent, met kinderanimatie en duikersinitiatie, met steun van de Vlaamse Gemeenschap’. Het uitzendbureau heeft emplooi voor een ‘handlanger’. Dat uitzendbureau is ‘Exclusief voor iedereen’, net als de site die je nu leest. En hier kun je ‘fietsen 1e graad’ leren of kopen, en daar is ‘dressing’ te koop voor je interieur. ‘Salons met relaxen’ staat niet op de etalage van een sekstent, maar op die van een retro-meubelwinkel. En daar hebben we de uitdragerij. ‘Iets te koop? Wij stellen te koop! Inrichting voor uw nieuwe woonst.’ De bakker heeft weer zo’n broodautomaat, waarin een zielig halfje wit ligt te verflenzen en te beschimmelen. Zo’n automaat heet een Manna-Matic; hoe krijgt men het bedacht!
Bij de fiscaal adviseur koop en financier je een huis (‘instapklaar’; ‘kort beschrijf mogelijk’) maar ook een compleet ‘goeddraaiend kinderdagverblijf’, met kinderen en al. Lucratief: ze zijn volgeboekt tot 2011, en hebben denkelijk peuters op de wachtlijst die thans nog verwekt moeten worden.
Mijn ma en pa hebben lekker gestoeid
En zo ben ik in haar buikje gegroeid,
45 centimeter groot
En 2100 gram bloot…
… zo lees ik in de etalage van een geboortekaartjeswinkel. In mijn tijd werd kennisgegeven met vreugde, en bleef de daad die ertoe geleid had, ongenoemd.
Ik sla de Reststraat in; als je bijna alles gehad hebt, is dit de rest. Dit is heel apart. Er is een speelplekje met wipkippen en andere kinderdingen in schreeuwend-felle kleuren - verlaten op het siësta-uur, en spookachtig broeiend onder die wolkendeken, alsof er nooit meer kinderen naar ’ier zullen komen om te wippen op die rare wip met die nijlpaardsnuit. En dan dat bord met die inventaris, compleet met een nummercode; een ‘veerfiguur’, wat wel Vlaams zal zijn voor wipkip, een ‘schommel, twee personen’, een ‘gecombineerd toestel’ (weinig exact).
Wat moet je hier nu mee? Controleren of alles er echt wel staat, en het nummer doorgeven aan de verantwoordelijke op het gemeentehuis, als dat niet zo is? Of er een stukje over schrijven in de stijl van Youp van het Hek? Die plaatst in de VaraGids elke week een foto van een opmerkelijk tafereel, net zoals dit. Hij zet er een columnpje van 150 woorden onder, over hoe het nu verder moet met de wereld en dat alleen hij dat weet.
Uit alles weet hij een wijze les te puren. Vorige week had hij het ook over een speelplaats, maar ik kan die gids niet meer vinden. Hij vond dat zijn buurman niet mocht klagen over overlast van hangjongeren, omdat ze in Afrika honger lijden en de globe opwarmt. Zo lust ik er nog wel een paar. The world according to Youp. De linksdraaiende drol!
Het lijkt erop dat ik begin af te d(w)alen, nu ik over Hek begin. Gauw terug naar Antwerpen.
De trein terug bestaat uit twee stellen. Ik ben de enige in de achterste. De conductrice komt me melden, dat als ik in Schelle wil uitstappen, ik buiten het perron zal belanden, en als ik dat wil doen in Berchem, ik dat niet kan doen omdat de deuren aan die kant allemaal defect zijn.
Om 15:50 ben ik al terug op de Middenstatie, nog steeds veel te vroeg om naar huis te gaan. Het vertrekbord kondigt een trein aan die is ‘afgeschaft’. Voor een Hollander klinkt dat erg onheilspellend; dan zal er helemaal nooit meer eee trein rijden, nergens naartoe. Maar ons ‘opgeheven’ is minstens even idioot: is hij dan door een enorme hand uit de rails getild?
Ik ga nog maar wat heen en weer rijden met de tram, door een wijk vol mannen met zwarte pakken en dito baarden op fietsen, en door een bevrijdende regen die is uitgebroken. Lap! De trampassagiers op deze foto kijken alsof ze ongaarne door mij geflitst worden. Die joyeuze Antwerpenaren; zelfs in Den Haag zag ik zelden zulke chagrijnige smoelwerken in een tram.
Ik pak ergens lijn 8 en spoor ermee naar het eindpunt, dat onlangs verplaatst is van Lambermont naar dat lelijke justitiepaleis op de Bolivarplaats, waar ook mijn vorige stukje over Antwerpen eindigde. Het is me de verlenging wel, de lijn is 250 meter gegroeid. We gaan door de Emiel Banningstraat (op de foto, met alweer zo’n vrolijke Belg erbij gelapt), die voor het eerst sedert 42 jaar weer tramverkeer kent.
Hier eindigt een stukje dat geen opvallend grote samenhang vertoont. Lap, is het me toch weer gelukt!
Frans Mensonides
27 juni 2007
Er geweest: donderdag 21 juni 2007
© Frans Mensonides, Leiden, 2007