Almere Oostvaarders NS, van boven en onderen
Minstens één lezer zal ik een plezier doen met een artikel over het openbaar vervoer in Almere. Dat is de reden dat ik op zaterdagmiddag de 12e in de trein stap (waarmee ik ook niet wil zeggen, dat ik álle verzoeknummers zal honoreren). Hoofddoel van de reis is het op 12 december 2004 geopende NS-station Almere Oostvaarders, al aangekondigd in Oost West, in Best is ’t ook niet best. Omdat zo’n station snel bekeken, gefotografeerd en beschreven is, plak ik er een rit aan vast met Maxx-stadsbus 1, die deze nieuwe uithoek van Almere verbindt met het al bijna op middelbare leeftijd verkerende Almere Haven.
Ik zit wat sikkeneurig in de trein van Leiden via Schiphol naar Hilversum. De afgelopen maanden heb ik met deze stoptrein geforensd, daar ik te werk was gesteld in het stroomgebied van deze lijn. ‘Te werk gesteld’, zo zou een Vlaming het uitdrukken; ‘ik ben te werk gesteld als bediende’, alsof het gaat om dwangarbeid, en alsof je een soort lijfeigene of horige bent. Soit, er is weinig lol aan een woonwerkritje op zaterdag; je mist de nodige variatie, nieuwe uitzichten en gezichtspunten; je gebruikelijke werkchagrijn overvalt je.
Aan de andere kant: het is toch ook wel een verademing om in het weekend in een halflege forensentrein te zitten. Spits is hier altijd een hel, met overvolle treinen en mensonwaardige rugbytaferelen bij het in- en uitstappen. Dit boemeltje doorkruist van Nieuw Vennep tot Diemen Zuid een enorm, bijna aaneengesloten bedrijven- en kantorengebied van vele tientallen vierkante kilometers, inclusief onze luchthaven. Overal reiken de glazen kantoorkathedralen naar de hemel. Per hectare worden hier de meeste sestertiën van heel Nederland verdiend, heb ik eens gehoord.
In Weesp stap ik cross-platform over op de dubbeldekker uit Amsterdam CS die Almere Oostvaarders als eindpunt heeft. Een paar minuten later nemen we de Hollandse Brug en rijden het nieuwe land binnen.
Almere viel droog in 1968, begroette acht jaar later de eerste inwoners, werd in 1987 aangesloten op het landelijk spoorwegnet, telt thans 175.000 inwoners, met overwegend Amsterdamse roots, en hoopt tegen het einde van dit decennium de vijfde stad van Nederland te zijn, met tegen die tijd een bevolking van ruim 200.000 zielen. Er zijn steden wier geschiedenis meer alinea’s in beslag neemt; Almere kan niet bogen op verkregen privilegiën, pestepidemieën, grote stadsbranden, hongersnoden, sappige oorlogen en andere feiten die elders de ANWB-borden vullen; hoofd monumentenzorg moet bij de gemeente een felbegeerd, rustig baantje zijn.
Almere Stad en Almere Buiten, die zo’n 80% herbergen van de Almeerdernaren (die overigens Almeerders heten), liggen aan weerszijden van de spoorbaan. Almere Haven, het oudste stukje van de stad, huisvestte de kwartiermakers die in 1987 tot de ontdekking kwamen dat de trein hun wijk niet aandeed.
De Flevolijn, die in 1988 het (voorlopig) eindstation Lelystad bereikte, verwerkt in de spits 8 treinen per uur per richting. De sneltrein Lelystad - Amsterdam CS – Hoofddorp halteert op het nieuwe land alleen in Almere Buiten en Almere Centrum. Daarnaast rijden er stoptreinen Lelystad – Hoofddorp via Amsterdam Zuid WTC, stoptreinen Almere Oostvaarders - Amsterdam CS, en is er een verbinding Almere Oostvaarders – Utrecht via de in 2003 geopende Gooiboog. De laatste trein rijdt buiten de spits in een zeer karige uurdienst (en op deze zaterdag helemaal niet; er is een stremming).
In de loop van de jaren hadden de twee oorspronkelijke stations, Almere Centrum en Almere Muziekwijk, al gezelschap gekregen van Almere Parkwijk en het genoemde Almere Buiten. Nu is dan het vijfde en meest noordelijke station geopend, dat een tijdlang de werktitel Almere Buiten-Buiten heeft gedragen, maar uiteindelijk toch de naam Oostvaarders kreeg.
De trein bereikt het aldus genaamde station dat breed is opgezet met twee eilandperrons en dientengevolge vier sporen. Oostvaarders is zoals gezegd eindstation van twee treinseries, en kan dus wel wat opstelruimte gebruiken. Het nieuwe station ligt in een grotendeels kale vlakte die wel wat lijkt op het bureaublad van mijn thuispagina; er moet nog een hoop aan gedaan worden! Op het perron is een soort tapijt vastgespijkerd waaronder kleine kiezelsteentjes knerpen. Het waarom hiervan weet ik niet. Echt druk is het hier niet, op zaterdagmiddag.
Het is dat ik het station van binnen en buiten gefotografeerd heb, anders zou ik na thuiskomst niet kunnen melden hoe het eruit zag. De architect heeft het ontworpen op een maandagmorgen, voor de tweede, en na de eerste koffie. Het heeft alles wat het hebben moet: perrons, trappen, een lift, maar er is lief noch loof aan.
Ik betreed de waaivlakte, ga hier de buurt verkennen en kies mijn weg langs een busbaan. Het stadsvervoer in Almere is in zo verre uniek in Nederland dat het geheel wordt uitgevoerd op vrije busbanen. Op kruispunten met het overige wegverkeer krijgt de bus altijd voorrang. Daardoor is een hoge gemiddelde rijsnelheid mogelijk, zodat je ook in deze uitgestrekte polderstad in niet veel meer dan 20 minuten van de rand naar het centrum kunt reizen.
In de Oostvaardersbuurt wordt de busbaan geflankeerd door een rij van naar schatting een kleine duizend precies gelijke rijtjeshuizen. Almere heet een Mekka van moderne architectuur te zijn. Er zijn architectuurwandelingen uitgezet, maar die kunnen deze buurt met een gerust hart overslaan. Hier heerst uniformiteit. En stilte. De Gouden Eeuwweg, die herinnert aan een tijdperk waarop we nog eeuwenlang kunnen wachten, wordt geteisterd door gure windvlagen. Een wandelaar loopt hier te worstelen met zijn stadsplattegrond. Honderd meter verderop wordt de straat overgestoken door een jongetje in een trapauto.
Wat er aan de hand is met de Hollandiastraat, weet ik niet, maar bijna iedereen wil hier al weer weg; ik tel zo maar 8, 9, 10 te koop-bordjes. Niet op te brengen wurghypotheken, of verwachtingen die niet waargemaakt konden worden, omdat het werkelijke leven hier minder ideaal is dan dat op de artist imperssions? Ik weet het niet, maar geef de tip graag door aan huisjesjagers; deze overvloed aan te verkopen huizen moet de prijs wel enorm drukken. En je hoeft je in Almere nooit zorgen te maken over je bereikbaarheid per OV.
Zoals in elke wijk wordt mijn oog onafwendbaar getrokken naar het hoogste punt, het ooievaarsnest van de sirene. Deze in Almere heeft vermoedelijk vlak voor mijn komst het sein: ‘blijf in uw huizen, blijf in uw huizen!’ staan loeien. Ik ben so wie so al een beetje bang voor die sirenekastjes; al enige tijd koester ik de verdenking dat ze al onze gedachtes kunnen lezen en beïnvloeden. Daartoe zenden ze allerlei raadselachtige stralen uit. Zodat Nederland lekker eenvormig blijft. Terroristische neigingen, zowel als originele meningen worden in de kiem gesmoord door die kastjes. Donner zit erachter. Ik vertel het niemand; ik wil niemand verontrusten – behalve mijn therapeute, die het niet gelooft.
Ook de postbode is zich niet bewust van het gevaar. Maar verkeert wel onder de invloed van die stralen; zijn lege, holle blik bevestigt het me. Steunend duwt hij zijn kar tegen de wind in. Op mij hebben die kastjes geen invloed; anders had ik deze woorden niet kunnen schrijven.
Hier is ook nog enig bedrijfsleven; een bord maakt reclame voor ‘Nehemia, voor de betere black hair producten.’ De tijd dat mijn haar zwart was, ligt achter me. Het begint te regenen. Ik keer dus maar terug naar het station en neem bus 1.
Tijdens een vorige incarnatie van deze site bezocht ik Almere op een heel curieuze dag in onze geschiedenis: 3 januari 2000, de eerste werkdag van het millennium, toen we met teleurstelling moesten vaststellen dat op kantoor onze computers het gewoon nog deden. Die dag zag ik, dat Almere nieuwe, gelede, stadsbussen in dienst had genomen. Zij kregen geen goede pers op De digitale reiziger; ik vond dat ze erg krap zaten, en toch te weinig zitplaatsen hadden. Deze bussen zijn inmiddels vervangen door nog nieuwere exemplaren waarop het Maxx-logo prijkt.
Maxx is de Almeerder verschijningsvorm van busmagnaat Connexxion. Connexxion, dat vrijwel overal in den lande de concessiestrijd verliest, wón in 2003 in Almere, door zich te vermommen als Maxx, ‘Maximaal stadsbus Almere’. Maxx biedt sedert 4 januari 2004 een uitgebreidere dienstregeling, met nieuwe bussen en gunstige tariefvoorwaarden. Tot het kaartjespakket van Maxx behoren goedkope meerrittenkaarten en jongerenabonnementen. Natuurlijk kun je ook betalen met de gebruikelijke sterren en strippen, althans totdat de Gouden Eeuw aanbreekt van één chipkaart voor het hele Hollandse OV. De aanpak van Maxx kent succes; de stadsdienst vervoerde volgens een bericht op de site van de gemeente Almere in het eerste kwartaal van 2004 55.000 passagiers per dag, wat een flinke stijging inhield ten opzichte van vorige winters. Het komt neer op ruim 300 reizigers per 1000 inwoners; ik ken steden die het op geen stukken na halen.
Lijn 1 vormt de hoofdas van het stadsvervoer in Almere. Hij begint in de Stripheldenbuurt in het uiterste noorden, doet station Oostvaarders aan, en rijdt via Almere Stad naar Almere Haven aan het Gooimeer, waar hij een rondje linksom rijdt om vervolgens terug te keren naar Centrum en de Stripheldenbuurt. Een enorme rit van in totaal circa 38 kilometer, die in de middagspits afgelegd wordt in 92 minuten, wat neerkomt op een gemiddelde snelheid van om en nabij 25 kilometer per uur. Dat lijkt langzaam, maar in de meeste grotere steden schommelt de snelheid van het stadsvervoer tussen de 15 en 20 km/h.
Lijn 1 rijdt van de vroege morgen tot ver na de avondspits in 7,5 minutendienst; ‘s avonds en op zondagen eens per kwartier. De laatste bus rijdt om 2:02 uur de garage binnen; 2 uur en 36 minuten later komt de eerste er al weer uit.
Ik leg mijn strippenkaart neer voor de chauffeur, die met een levensmoe handgebaar naar achteren wijst. “Stempelautomaat”, lees ik van zijn lippen. Maxx kent een open instapregime, en ik schijn dat als buitenstaander te moeten weten, maar de sirene heeft het me niet ingegeven.
We kiezen onze weg door de kleurrijke Regenboogbuurt. Zodra we vertrokken zijn, merk ik dat ik daarnet heb rondgewandeld in een verkeerde, weinig fotogenieke wijk. De bus rijdt langs opmerkelijke kabouterhuisjes met polygone en polyedrische dakjes. Ze waren een foto waard, maar ik blijf nu lekker zitten in deze gelede bus die inderdaad een stuk comfortabeler is dan zijn voorgangers.
De dame van de automatische halteafroep probeert me te verleiden tot een bezoek aan het winkelcentrum van Almere Buiten, maar ik bied weerstand en rij door tot het echte centrum van Almere. De stad kent een plezierige ruime opzet, waarin huizenrijen worden afgewisseld door brede parkzones. 20 minuten na vertrek van Oostvaarders bereiken we Almere Centraal; de bus is op dit traject niet eens zo veel langzamer dan de stoptrein, die er 10 minuten over doet.
In het winkelhart van Almere Stad mis je de eeuwenoude gevels niet echt; het is hier etalagekijken, net in elke winkelstraat op elke zaterdagmiddag, overal in Nederland. De V&D in Almere dateert uit een periode dat de stad minder inwoners telde, en is niet gebouwd op de groei. Je kunt hier over de hoofden lopen.
Vooral de boekenafdeling is druk. Iedereen wil zich vandaag nog voorzien van het boekenweekgeschenk, de nieuwe Wolkers, om op vertoon daarvan morgen de gehele dag gratis met de trein te kunnen reizen. Een collega, die mij als literatuurkenner ziet, vroeg mij gisteren, of ik nog een tip had voor een aan te schaffen recentelijk verschenen Neerlandstalig literair werk. Per se wilde hij het boekenweekgeschenk scoren. Helaas ben ik vergeten, hem te vragen of hij een fan was van de oude bard uit Oegstgeest, of dat het hem vooral was begonnen om die gratis reisdag. Hoe dan ook, ik heb hem geadviseerd, een fraai plaatwerk aan te schaffen over de historie van zijn woonplaats, één van de mooiste dorpen in Zuid-Holland. Ook daarbij krijg je het begeerde boekenweekgeschenk cadeau.
Terug bij Almere Centrum verbaas ik me over het feit dat hier Het Station nog bestaat. Het wat shabby’e stationsrestauratietje is in overige grote steden al lang vervangen door een zelfbedieningsrestaurant, dat momenteel zelf al weer vervangen wordt door een restaurant waar je zelf bediend wordt. In deze snelveranderende stad houdt Het station echter de herinneringen aan de jaren 80 nog levend; het eerste monument van Almere?
Ik neem plaats. Aan het tafeltje naast mij geven twee vriendinnen van rond de 20 zich over aan een giebelgesprek en warme chocolademelk. Even verderop hebben drie zwagers en drie schoonzussen enkele tafels aaneengeschoven. Ze zitten hier al de hele middag te schreeuwen en bier te hijsen in een walm van sigarettenrook. De hier maximaal toegestane drie alcoholische consumpties heeft men verre overschreven, gezien het regiment lege blikjes op tafel. Hun kroost loopt stromeloos rond; een jongetje van acht slaat de middag dood door de andere gasten van Het Station onverhoeds onzacht in de zij te porren en hard krijslachend weg te lopen.
'Dáár zit het mooiste meisje van Almere', zegt een boomlange jongen, die ongenood aanschuift aan bij het tafeltje van de twee vriendinnen en de één botweg de rug toekeert om de ander beter te kunnen bekijken.
-'Hihihihihi', doen de twee. Ze schijnen hem vaag te kennen.
- ‘Kèn jij alle meisjes van Almere dan? Er zijn vast wel mooiere dan ik’.
- ‘Als ik jou zie, lijkt het net of de zon feller gaat schijnen.’
Ik kreun van plaatsvervangende schaamte. Ik mag dan behoren tot de verstokte vrijgezellen voor wie al dat gelazer helemaal niet hoeft, maar ik voel in mijn bleuheid wel haarfijn aan, dat déze versiertekst niet zal werken.
Nu dreig ik aan de beurt te komen voor het in de zij prikken, maar ik werp het jongetje een vernietigende blik toe. ‘Heb het hart eens in je flikker’, dreig ik, veel te kwaad en te driftig meteen, eigenlijk; hij ziet wijselijk af van zijn exercitie.
-‘Als ik jou zie, hoor ik overal symfonieën’, probeert de casanova, maar hij oogst niet anders dan hoongelach. Een grijsaard aan weer een ander tafeltje aanschouwt het tafereeltje welwillend glimlachend: die jeugd toch, die jeugd.
Ik verlaat Het station en neem lijn 1 voor het laatste stukje naar Almere Haven. Voorbij het centrum en het ziekenhuis rijdt de bus door wat lijkt op de parkeergarage van een in aanbouw zijnde stadsschouwburg. Na busstation het Oor, waar overgestapt kan worden op het streekvervoer, rijden we Almere Haven binnen, dat op deze regenachtige zaterdagnamiddag wat sombertjes oogt. Geen architectonische hoogstandjes hier, maar terneerdrukkende bouw uit het era rond 1980. Op gezette tijden komt ons een lijn 3 tegemoet; die legt het rondje door Almere Haven af in de tegengestelde richting.
Almere Haven heeft zijn eigen centrum. Als ik er ben uitgestapt, temidden van een betonnen gribus, zie ik bus 3 zich materialiseren tussen de betonnen wanden. Het levert tegen alle verwachting in de aardigste foto op van deze middag.
Ik vind het grote plein dat het hart vormt van Almere Haven. Kunstelementen, kleurige totempalen, spiegelen zich in het regenlaagje dat het plein bedekt. Een enkele wandelaar steekt de windvlakte over, de ogen dichtgeknepen tegen de regenvlagen. Ik steek ook over, en zie dat het cultureel centrum met aanpalend theater nog steeds Corrosia / De Roestbak heet. Hier onderging ik in 1987 mijn eerste ROVER-vergadering, de ledenvergadering van dat jaar.
Er was alle reden, die vergadering in Almere te doen plaatsvinden. De Flevolijn was pas geopend en het unieke stadsbussysteem met zijn vrije banen begon langzamerhand vorm te krijgen. Tot niet zolang daarvoor had Almere alleen bestaan uit Almere Haven; in een stad die uit één wijk bestaat, heb je geen stadsdienst nodig. Nu begon er eindelijk een stadscentrum te ontstaan binnen die boomtown in de polders, en was er ineens een centraal station.
Op die meimorgen in ‘87 stapte ik in de bus naar Almere Haven. De eerste halte voorbij Almere centrum werd door de chauffeur aangekondigd: ‘Stadhuisplein’. Er klonk een ha(r)telijk gelach uit de kelen van de ROVER-leden die de bus bevolkten: het stadhuisplein van Almere bestond uit een ruime hectare onbebouwde grond waarop de distels vrij spel hadden. De abri’s langs de busbaan hadden nog geen halteborden, plattegronden en haltevertrekstaten; de ROVER-man van Almere heeft zich daar tijdens de jaarvergadering nog flink over staan opnaaien.
Het verbaasde me dat er tijdens een ROVER-vergadering vrij weinig over openbaar vervoer gesproken werd. Een boze bejaarde man hield de discussie meer dan een uur op met uiterst kritische vragen over punten en ,,, en dubbeltjes en kwartjes in de jaarrekening, die toen niet meer besloeg dan een armetierige 60.000 gulden. Dat deed die man altijd, vertelde men mij; die onder normale omstandigheden vriendelijke bejaarde wond zich ieder jaar tot schuimbekkens toe op over de verenigingsfinanciën, om daarna weer 364 dagen een rustig renteniersbestaan te leiden; his finest hour; his 15 minutes of fame. Tegenwoordig gaan er vele tonnen om in de vereniging, die daarmee niet effectiever is dan toen we nog een armlastige rebellenclub waren. De kritische bejaarde is vermoedelijk al te oud of te dood om daar nog tegen te hoop te lopen.
Ik bewandel het grachtje dat begint bij het pleintje. Het bestaat nu een jaar of 25, maar wil nog steeds niet worden waarvoor het ontworpen is: een overtuigend eeuwenoud grachtje in een dito eeuwenoud Hollands grachtenstadje.
Een paarhonderd meter verderop, dichter bij het Gooimeer, zijn echter moedgevende ontwikkelingen gaande. Er is een plan, aangekondigd op billboards: het project Bombardon: wonen, werken, winkelen en zorgen (cq. verzorgd worden). Niets bijzonders, maar de Bombardon is een herstructureringsplan. Er is voor gesloopt; onder meer een oude school heeft er plaats voor moeten maken.
In Almere wordt gesloopt; Almere is nu echt een volwassen grote stad geworden! Ik verlaat Almere Haven met bus 1, in de zekerheid dat vóór 2050 ook de betonnen gribi uit deze wijk verdwenen zullen zijn, en zelfs het eeuwenoude grachtje zijn eeuwfeest niet zal halen. Deze gedachte is de happy ending van dit artikel.
Frans Mensonides
24 maart 2005