Bij Eindhovens airport
Een half jaar geleden reisde ik vergeefs naar Eindhoven om een ritje te maken met de Phileas, de gelede stadsbus die rijdt op een mengsel van LPG, elektriciteit en gebakken lucht. De Phileas, ik roep het even in herinnering, heeft geen stuur nodig om de bocht door te gaan, geen rempedaal om op de juiste plaats te stoppen langs het halteperron, en wordt ook wel een ‘bandentram’of ‘trambus’genoemd.
In de maanden na publicatie van dat artikel ging ik ervan uit dat het project definitief mislukt was; ik hoorde er niets meer over. Maar als ik het Eindhovens Dagblad had uitgespeld, had ik geweten, dat er maanden later toch weer een paar Phileassen op de weg verschenen zijn. Met de rest van die bussen bleef het kwakkelen: de boordcomputer reageerde raar en er was iets mis met het batterij-managementsysteem. In de binnenstad rijdt de Phileas op de stroom die in de buitenwijken bij het remmen in accu’s is opgeslagen. Door een defect aan dat accusysteem vielen de bussen regelmatig stil.
Verder meldde de krant in februari dat de Phileas-passagiers klaagden over een detail: de bus stopte automatisch bij elke halte, ook als er niemand in of uit wenste te stappen. Daarom werd er in de rijvaardige Phileassen toch maar een stopknop ingebouwd, en moest de buschauffeur voortaan zelf op de rem trappen - die er gelukkig al inzat - als er passagiers bij de halte stonden. De bus die zelf kan detecteren of bij de halte iemand zijn hand opsteekt, zal pas in 2056 uitgevonden worden, en wel door een masterstudent aan het Wubbo Ockels-instituut.
Aan het begin van deze maand zou het SRE, het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, een definitieve beslissing nemen over de acceptatie van de Phileassen die geleverd waren door fabrikant APTS. Deze firma had twaalf rijvaardige bussen beloofd. Er reden er toen zes, wat te weinig was, maar beter dan helemaal niets. Je hebt er acht nodig om een volledige dienstregeling te onderhouden op lijn 401 (Eindhoven NS – Eindhoven Airport) plus 402 (Eindhoven NS – Veldhoven Zonderwijk); beide lijnen rijden in kwartierdienst, met een omloopstijd van een uur.
Na ampel overleg besloot SRE, de kwestie nog een jaartje aan te zien. Volgend jaar om deze tijd moeten er minstens 10 Phileassen rijklaar zijn, anders gaan ze allemaal naar de schroothoop, of in ieder geval naar het buitenland, waar tegen alle verwachting in grote belangstelling bestaat voor deze staaltjes Eindhovense vernieuwingsdrift. De Franse provinciestad Douai, vlak onder Lille, heeft er al twaalf gekocht, en Korea overweegt een bestelling van maar liefst 300 exemplaren.
Hoe het ook zij, er rijden er nu dus een paar - tussen de conventionele bussen in die het achttal completeren - en ik toog wederom naar de lichtstad; ‘Ik ging langs Bommel om de bus te zien’.
Op het perron van Eindhoven, zojuist uitgestapt uit de intercity, krijg ik een boek aangeboden, een trillerd denk ik, getiteld: Zij die gaan sterven. Ik weiger met een vriendelijk: ‘Denk je soms, dat ik nog geen rotzooi genoeg in mijn tas heb?’, maar vraag me even later af: vanwaar die vrijgevigheid? Het zou niet gek zijn als ze voortaan alle boeken gratis zouden weggeven. Laatst vertelde een ingewijde me, dat de boekhandel meer verdient aan al die boekenschrijverij dan auteurs, vertalers, uitgevers, correctoren, drukkers, kaftontwerpers en distributiebedrijven tezamen. Daarvoor hoeft men niet veel meer te doen dan het boek uit te stallen en af te rekenen.
NS deelt ze nu ineens gratis uit. Een paar weken geleden ben ik, niet zonder tegenzin, nog per trein op en neer gereisd naar Amsterdam met het boekenweekgeschenk van Arthur Japin als kaartje. Omdat ik het toch bij me had, ben ik het maar gaan lezen ook, maar het viel me zwaar tegen; quasi-diepzinnige mooischrijverij. Ik kwam tot pagina 17, en heb het boek ook naderhand niet uitgelezen; treinkaartjes vormen zelden boeiende lectuur, en het boek ging geeneens over treinen.
Dit alles geheel terzijde. Met mijn hoofd nog bij de boeken zie ik op busstation Neckerspoel vaag een Phileas wegrijden. Ik heb net het nakijken, maar er rijdt er dus minstens één; ik hoef niet langer dan een uur te wachten voordat hij terugkeert.
De volgende bus is natuurlijk een oude. Ik bereid me voor op lang wachtlopen, en verbaas me over het verdomhoekje waarin de Phileas is weggedrukt. De halteplek, op een uithoek van het busstation, kent zelfs geen haltevertrekstaat en ligt vlak bij een taxistandplaats en de uitrit van een parkeergarage, zodat de busreiziger voortdurend geplet dreigt te worden door vierwielers.
Ja, daar heb je er een; de 1207! Voor de Phileas-connaisseurs: in de loop van de middag zal ik de 1202, 1204 en 1207 zien rijden op de lijn naar de luchthaven, en de 1203 en de 1201 (?; in de gauwigheid) op die naar Veldhoven. Dit vijftal wordt aangevuld met drie conventionele bussen; niemand wacht vanmiddag vergeefs op een bus.
Ik stap in, en stel meteen vast dat de Phileas van binnen lijkt op een doodordinaire gelede bus, comfortabel, maar verder niets bijzonders. Je kunt hier geen kaartje kopen bij de chauffeur. Daarvoor hangt in de harmonica een automaat die werkt op muntgeld, chipknip en creditcard. Normaal tarief, 44 cent per strip; geen OV-chipkaartwoeker, hier. Edoch: het scherm geeft aan: ‘Garät ausser Funktion’. Ook in andere Phileassen die ik vandaag neem, werkt de kaartjesautomaat niet volledig of helemaal niet.
De deuren klappen dicht, ondanks het feit dat er nog vele, zwaarbekofferde, toeristen komen aanrennen. Er klinken gierende ruimteschipgeluiden en zonder dat de chauffeur ook nog maar iets gedaan heeft, zet de bus zich in beweging; in wandeltempo, voorshands. Oh help, nu zit ik in een automatische bus, met technologie die ik voor geen haar vertrouw! Zij die gaan sterven! ‘Scotty, beam me up!’ Of wórden we al opgestraald, en zijn dát die geluiden?
‘Er komen nog mensen aan’, zegt een bejaarde dame vinnig. ‘Ja, het is vertrektijd’, grauwt de chauffeur terug. ‘Dan gáát’ie. Als hij eenmaal gáát, kan de deur niet meer open’. Dit lijkt ons een onzinnige smoes; zo ver kunnen ze bij APTS de verontmenselijking toch niet doorgedreven hebben. Op sterk aandringen van mij en een aantal anderen doet de chauffeur een ultieme poging, de bus tot stilstand te brengen en de deuren tot ontsluiting te dwingen. Hij drukt op alle knoppen van de boordcomputer. Het lukt, en de passagiers kunnen nog instappen en hun vliegtuig halen.
Dan vertrekken we toch nog. De Phileas gaat wat schokkerig door de bocht. Als motorgeluid produceert hij niet meer dan een beschaafd gezoem, als hij eenmaal gáát. Ik moet heel sterk denken aan de elektrische bakkerskar waarin mijn broertje en ik vroeger wel eens een lift kregen van de bakker (die toen nog aan de deur kwam).
Voorbij de tunnel onder het spoor door begint de speciale busbaan, langs onder meer het Philipsstadion en het Evoluon. Deze zo beangstigend begonnen reis naar de toekomst lijkt verder heel veel op een busrit. De chauffeur maakt, ook op de busbaan, geen gebruik van de automatische piloot. Geen enkele Phileas-chauffeur zal ik dat vandaag zien doen. Men omklemt het stuur als een drenkeling een reddingsboei, en trapt als vanouds op de pendalen.
Weigert de automatische besturing, of vertrouwt de bestuurder haar niet? Hoe het ook zij, ik snap nog steeds weinig van de gekte, een automatische bus uit te vinden, als hij toch niet geheel automatisch kan rijden. Het doet me denken aan een verhaal uit de tijd dat de automatiek net was geïntroduceerd in Nederland. Toen was daar soms een functionaris aanwezig die je muntgeld in ontvangst nam en dat voor je in de automaat gooide, en je vervolgens je kroket overhandigde.
We zoeven langs de haltes. In de brede industriezone in het westen van Eindhoven wil niemand erin en eruit. Toch schieten we niet altijd even snel op; we verspillen nogal eens wat tijd met wachten voor een rood negenoog. En áls we dan stoppen bij een halte, blijkt ook de beloofde naadloze aansluiting op de perronrand te ontbreken. Ook daarvoor had die automatische piloot natuurlijk moeten zorgen… Er gaapt soms een kloof tussen busvloer en perron, waar een kinderwagen of een rollator spoorloos in kunnen verdwijnen.
We doorkruisen de VINEX-wijk Meerhoven, waar ik in 2000 die arme pony zag, of was het een ezel? Het beest stond toen te koop. Zijn weitje is nu bebouwd; ik hoop dat het arme dier nog een goede nieuwe baas heeft gevonden.
Tussen Meerhoven en het terrein van Eindhoven Airport staat een soort triomfboog. Een trouwe lezer, aan wie ik de foto’s meteen had toegezonden, suggereerde dat hij is opgericht ter gelegenheid van de zoveelste landstitel van PSV. Maar het ding is bedoeld als tunnel onder een weg die nooit is aangelegd, maar die er wellicht nog gaat komen.
Ik ben nu de enige passagier aan boord die niet voorzien is van een rolkoffer. Ik stap dus maar gauw uit, bij Flight Forum, een halte te vroeg, zoals blijkt. Ik zie en hoor de Phileas wegstuiven. Hoe geruisloos hij ook lijkt als je er in zit; buiten laat hij een driftig geronk na, dat je nog hoort klinken als de bus al lang om de hoek is verdwenen.
Ik ga nu te voet op weg naar de vertrekhal, wat bedrukt. Dat was dus de beroemde Phileas, waarover ik al schreef toen deze site nog bij Lycos zat. Alle langverbeide eerste keren vallen tegen.
Eindhoven Airport verhoudt zich tot Schiphol als station Bovenkarspel-Flora tot Amsterdam CS. Alles gaat in het klein, hier. Er zijn drie, vier incheckloketjes, er is een eetstalletje in het halletje. Het restaurant heeft een spottersplatform waar anderhalve luchtvaarthobbyist naar de drie vliegtuigen staat te kijken, allemaal van Ryanair vandaag. Er loopt een groepje demente bejaarden rond met feesthoedjes en feestvlaggetjes; een dagje uit naar het vliegveld. Ze kijken met wezenloze blikken, alsof ze niet weten, waar ze zijn, waar ze heengaan en waar ze vandaan komen.
Zo eens per uur arriveert hier een vliegtuig, en zorgt dan voor een volle Phileas – op de terugweg zie ik tientallen zojuist gelande buitenlanders zich verdringen voor de kaartjesautomaat die defect is. Over de passagiersaantallen is iets te doen in Eindhoven. ‘Weet u waarom een Phileas-bus donkere ramen heeft?’ vroeg ene Gerard Horning zich af in het Eindhovens Dagblad van 8 april. ‘Antwoord: dan kun je van buiten niet zien dat er maar zo weinig mensen inzitten.’
Dat valt nog wel een tikje mee, is mijn conclusie na een halve dag bussen, cq. Phileassen. Ik heb ritten meegemaakt met 5 passagiers en ook met 40; normaal voor een stadsdienst in een middelgrote stad. Het begrote aantal van 17.000 passagiers per dag haalt de Phileas echter op geen stukken na; ik schat dat de vervoerscijfers blijven steken op de helft. De luchthaven zorgt voor enig passagiersaanbod; de genoemde industriezone in de spits ook. De inwoners van het forenzendorp Veldhoven, uit het pre-VINEX-tijdperk, willen wel instappen, maar die van Meerhoven krijg je er niet in; de wat simpeltjes gedesignde abri’tjes blijven leeg.
Een ontegenzeggelijk nadeel van lijn 401/402 is dat hij niet echt in het winkelhart van Eindhoven komt. De animo om het Phileasnet uit te breiden, zal wel zeer gering zijn bij de SRE, na de weinig moedgevende start van het project.
Niet getreurd om de lage bezettingsgraad. Met slechts 34 zitbankjes lijken die gelede bussen toch al heel snel vol.
De rit van de luchthaven naar het station duurt 20 minuten. Gedurende de rest van de dag rijd ik wat heen en weer, stap soms uit en neem hier en daar een foto. Het is wat saai, op de bus wachten met het fototoestel in de aanslag; maar wel rustgevend, en ergens nog wel spannend ook: is de volgende een Phileas of een gewone?
Onderweg zie ik een paar keer een tekst ‘Flipgevaar’ in een abri. Het gaat om reclame voor vlaflips, en heeft niets met de Phileas te maken. Flippen doe ik ook niet echt van die bus. Op een banier ergens tussen de haltes Plaza en Glaslaan staat te lezen: ‘Wat niet kan, kan toch’. Misschien is dit een verwijzing naar de Phileas. Maar ik voeg er gaarne aan toe: niet alles wat kan, moet.
Op mijn fototocht overdenk ik dat je drie soorten uitvindingen en innovaties hebt:
1) die, waarnaar men al eeuwen reikhalzend heeft uitgekeken (bijvoorbeeld: de boekdrukkunst);
2) die, waar niemand ooit naar getaald heeft, maar die men niet meer kan missen als ze er eenmaal zijn (bijvoorbeeld: het Internet);
3) die, waarvan ook na verwezenlijking niemand het nut ziet (bijvoorbeeld: de Phileas).
Natuurlijk laat ik me ook nog even zien in Veldhoven. De busbaan naar dit dorp takt in Meerhoven af van de lijn naar de airport, en wel bij de halte met de naam Land Forum. Als het ook maar Forum heet, in Eindhoven. Bij de entree van Veldhoven zie ik een enorm verzonken verkeersplein, alleen voor fietsers. Als ik me niet vergis, was het in 2000 in aanleg.
Het rondje door Zonderwijk is wat treurig. Dit is een hoogst traditionele nieuwbouwwijk; wat doet zo’n bus erin? Toch vind ik zijn design niet echt futuristisch, en zelfs aan de degelijke kant. Die robuuste voorkant, met zijn hoekige plofkop. Echt gestroomlijnd ziet het er niet uit.
Wat nu te concluderen, na een dagdeel Phileassen berijden en fotograferen? Het verhaal lijkt op het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer. Een Phileas schudt, ronkt, heeft een stuur, staat op banden en kan uitwijken; het vertoont kortom alle kenmerken van een bus, en geen enkele van een tram. Wie het desondanks een trambus of bandentram wil noemen, heeft mijn zegen; een naam is maar een naam.
De belastingbetaler kan tevreden zijn met dit project. De Phileas kostte, inclusief die dure busbaan met die ongebruikte sensoren, een bedrag met slechts zeven nullen, terwijl we in de recente geschiedenis ook wel zeperds gehad hebben met acht of negen nullen. Bovendien spaart het ding het milieu en veroorzaakt hij minder luchtvervuiling.
Ook bezien vanuit de reiziger is er geen reden, een erg negatieve conclusie te trekken over de Phileas. Tenslotte rijdt het ding; in dat opzicht was mijn pessimisme van 2000 niet terecht. Je kunt je erin verplaatsen, hij kent geen hoger tarief dan andere openbaar-vervoermiddelen, en er worden normale bussen ingezet als de Phileas onverhoopt is uitgevallen; je komt waar je wezen moet.
Het enig echte bezwaar dat ik kan bedenken, richt zich tegen de kleurstelling. Met dat grijsblauwe zweem steekt hij noch af tegen gebouwen, noch tegen het wegdek, noch tegen de hemel. Een hels karwei voor fotografen. Het is me dan ook niet gelukt, er een op overtuigende wijze te vereeuwigen onder het zelf ook vrij kleurloze Evoluon, in mijn jeugd een expositieruimte, gewijd aan toekomstige innovaties. Ik heb daar uiteindelijk maar een conventionele stadsbus gefotografeerd. Een stadsbus die ooit nieuw was, bij een gebouw dat ooit futuristisch was; passend einde van dit verhaal, toch?
Frans Mensonides
gePhileasd: donderdag 20 april 2006
gepubliceerd: dinsdag 25 april 2006
© Frans Mensonides, Leiden, 2006