Stukje luisteren? klik op de Grundig
Eén van de langst levende eendagsvliegen in de pophistorie is de Amerikaanse zanger, songwriter en gitarist Norman Greenbaum (1942). Greenbaum, orthodox Joods opgevoed, had in het voorjaar van 1970 tot afgrijzen van zijn ouders een wereldhit met Spirit in the sky, een liedje over zijn relatie met de Messias. Als je die te vriend houdt, ligt de hemel binnen handbereik.
Normans succesvolle gospelsong heeft mij nooit helemaal kunnen overtuigen van zijn serieuze bedoelingen. Spirit in the sky is en blijft een rare uitbijter in dat genre. Neem nou bijvoorbeeld dat kreunende, krakende, knarsende, kermende rifje uit Normans elektrische gitaar. Het draagt het hele nummer, maar wekt niet echt de blijmoedigheid die het vooruitzicht van een postume hemelvaart bij de toehoorder zou moeten veroorzaken. Greenbaum over dit gitaarrifje: ‘ I played a Fender Telecaster through a Fender tube amp. A friend custom built the fuzz box, just a small something or other, into the body of the guitar with a switch. I didn't slit the speakers. I fingerpicked and used lots of reverb. There really wasn't much else done in the mix.’ Het zegt me weinig, maar gitaarhelden kunnen misschien hun voordeel doen met die informatie.
Mede dank zij die kreunende gitaar was het nummer nogal melig van toonzetting. Natuurlijk had je je het ‘toing-toing-toing-toing-toing’ op de achtergrond, die wegstervende toonladder waarmee de reis naar het firmament tot uitdrukking gebracht werd, maar het tussenspel, met scheurend gitaarwerk, bedierf dat effect dan weer. Het in gospelsongs onvermijdelijke koortje ontbrak niet (I’ve got a friend in Dzjééézàààzzz!’) maar zong op een wat lijzige toon.
Ook een ‘spirit in the sky’ valt wat uit de toon in een gospelsong; het doet me net te veel denken aan de ‘pie in the sky’, de mooie beloften waarmee het arme, gelovige volk naar de kerk gelokt wordt. Ik heb Spirit in the Sky altijd gezien als een aardige parodie op dat al te vrolijke gospelwerk dat in een bepaalde periode zo populair was in de popmuziek. Maar er zijn talloze Amerikanen die het nummer bloedserieus nemen, en testamentair hebben laten vastleggen dat het op hun uitvaart moet worden gedraaid. Misschien is het daar bijna net zo populair als bij ons het Waarheen, Waarvoor (dat ook meer vragen oproept dan het beantwoordt).
Norman Greenbaum - thans een springlevende zestiger, en nog niet opgestegen - laat in een web-interview de kerk in het midden. Wel vertelt hij hoe het allemaal zo gekomen is, en hoe het met hem is afgelopen. Halverwege de jaren 60 speelde hij in Dr. West’s Medicine Show and Jugband, een geinige act die ooit het rechterrijtje van de top 100 haalde met The Eggplant that Ate Chicago. Na uiteenvallen van dat gezelschap ging Greenbaum werken aan een solocarrière. In 1969 kwam er een album, Spirit in the Sky, dat eerst leek te floppen; twee ervan getrokken singles deden niets in de States. Totdat men de titeltrack op single uitbracht. Bijna alle radiostations draaiden het nummer. Het klom naar een 3 e plaats in de Billboard top 100, het werd 1 in de UK, en er gingen wereldwijd miljoenen exemplaren van over de toonbank.
Aanvankelijk hield Greenbaum niet erg veel geld over aan zijn rockpsalm. In de jaren 80, nadat al zijn latere werk geflopt was, zag hij zich genoodzaakt, een baantje te nemen als chef-kok in een restaurant. Een paar jaar later kon hij het weer opzeggen, toen zijn Spirit in the Sky werd gebruikt als achtergrondmuziek in diverse films. Het werd bovendien in 1986 gecoverd door het Britse groepje Doctor and the Medics, en kwam opnieuw terecht op de eerste plaats van de Britse hitlijsten. In 2003 scoorde ook Gareth Gates, een Engels tienersterretje, nog een nummer 1 hit met dat nummer van ver vóór zijn tijd.
Norman Greenbaum liep, dank zij de auteursrechten, alsnog binnen. En straks, als de liedjesschrijver sterfelijk blijkt, wordt Spirit in the Sky natuurlijk voor de vierde keer een hit; een nummer met eeuwigheidswaarde.
Deel 48: Monkey on Your Back / Outsiders (1967)
Soundbites nrs 1 t/m 47 in het archief van REFLEXXIONZZ!
© Frans Mensonides, Leiden, 2005