Voor deze heruitgave is het exemplaar gebruikt van de Bibliotheek Wageningen UR
1
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
85
90
95
100
104
105
110
112
113
115
120
121
125
128
|
Buyre-praetje tot vertroostinge van IANTIE FLORAAS.
IAn Buyr ey mijn lieve Maetje, Wel, ick koom' hier om ien praetje, Wel, hoe sitje dus verdooft, Set de hoed wat uyt je hooft: Wel, hoe ist, ist niet te degen, Heb je qua'e tijng ekregen, Is je Vaer of Moertje sieck, Of schort het je in je krieck, Of schort het je in je kruyntje, Kom' ey ga we in ons Tuyntje, 't Sel misschien wat over gaen Als maer kraeyt de Brouwers Haen, Of vrees je de Switsers Swaerden, Of’t gedrocht van Ouwenaerden, Of is't sap van Corenhart Dat je hart en ziel verwart. Lieve Jan hou op van steenen, Steenen baert, maer weert gien weenen, Sucht soo niet mijn eygen Maet, Hoor ick weetje noch wat raet: Doet iens om je ieniegh kraegje, Treckt daer mee nae 't Hoofse Haegje, Schort je gelt, verkoop je Kap Om ien stercke nieuwe Klap. Hebje noch, neemt mee je Croonen, Licht of sy haer kracht betoonen, Want wie weet waer noch te met Yemant sit die daer op let, Zijn 't gien Witte, neemt de Geele, 't Sel wel licht soo veel niet scheele, Hou maer moed mijn lieve Jan, Of je rijter deerlick an: Schoon of 't soo al moghte wese, Dat heur salf niet wou genese, Gaet dan tot ien goe Doctoor, En hout hem je quelling voor, Hy sel jou ien dranck in geven, Tot behouding' van je leven, Ist ien Lack, of ist ien Duyck Die je krauwelt in je buyck, Of doet jou Jan Gerrits Hymen, Of de geen die na hem swymen, Of des Liefkens Ammerael, Met de Briefkens altemael, Die jou om je hartje sweven, 't Zy oock hoe sy zijn geschreven, Datje nou dus qualick maeckt, En soo nut was uyt-gebraeckt, Vertree je wat, het sal wel sacken, Raeck je maer te deeg an 't kacken, Veegh je naers dan an de poort, Daer mee raeckt je quelling voort, Of is 't hart noch wat te eerlick, Seper ja: het is oock deerlick Nu te hebben sulcken schat, Dan te ruymen soo de Stadt, Maer wat baet je treurigh treuren, Siet dit kan de Groote beuren, 't Sal voor ons, en sulck gespuys, Maken niet soo groot gedruys, Laetse bijten op haer kiesen Die 't om Flora al verliesen, Laetse loopen in het pack, Die sijn Winckel gaf de sack, Die verliet sijn vaste handel, En sijn eerelijcke wandel, En sat alle morgens vroegh Tot Vrou Lichtmis inde Kroegh, Die verquist sijn goet en haven, En sijn kinders maeckt tot slaven, En sijn Wijf en vredigh huys Tot een hel vol snoo gespuys. Die 't gebrocht had op sijn muyltjes, En moght als 't maer scheen wat vuyltjes Blijven t'huys op sijn gemack, Nu ding’t na de Bedel-sack, Of die 't arbeyd ongewoon,, was, Flora spant of schoon 't hem hoon,, was, Vaerdigh weder inde Ploegh, Dat hem valt ruym hert genoegh, Of die plagh te Paerdt te rijen, Moet met hertseer sien en lijen Dat het nu een ander doet, En selfs weder gaen te voet, Of die na het Hemels trachte, Floraas doen voor sotheyt achte, En op 't lest noch haer na jaeght, Dies hem nu sijn schuld-worm knaeght: Met mier ander duysent dingen, Die hun komen 's nachts bespringen, Alsmen soeckt met groote lust Na de sachte soete rust: Of die lecker plach te eten, Nu van pover wert gebeten, En moet suygen aen sijn poot, Dese lieden lijden noot. Maer voor ons en onser velen Sel 't den tijdt allensjes helen, Grijpt ien moedt, ist al van 't mal, Springt maer op soo waeght het al, Stoot doch van je 't noodloos quellen, Wiltje aen den arbeyt stellen, Speelt maer lustigh pof a pof, Schand' vergaet soo haest als lof.
[In het origineel staan de onderstaande drie gedichten uit ruimtegebrek afgedrukt als achtvoeters, dus met vier regels per strofe]
FLORA heeft een Bier gebrouwen, 'k loof't haer ried' de leyde Droes, Dat kan 't Volck van Kercken houwen, alsmen suypt uyt Bacchus Kroes, Laet vry preecken wats’ oock preecken, alle Preeckers hoe geleerd, 'k Wed een Jaertjen is verstreecken, eer dit Biertjen is verteerd.
FLORA had soo veele Vryers, dat het niet te weten was, Koopluy, Pelsers, Wevers, Snyers, want sy vulde elck haer tas. Maer nu FLORA niet kan geven, nu is FLORA niet een mijt Nu gunt men haer nau het leven, ja men doet haer alle spijt.
FLORA een Banquet deed' maken, daer toe yeder reed' te post, Die in 't eerst niet by kond' raken, heeft een ander uyt-gebost. Maer in plaets gebraen te eten, dat doch was haer eenigh wit, Heeft sy dees' gasten gesmeten, och! soo deerlick met het spit.
Geschiet tot Alckmaer omtrent Vrou Lichtmis 1637.
Het heeft het all.
|
dus verdooft: zo verdwaasd uyt: van niet te degen: niet in orde qua’e tijng: slecht nieuws
je krieck: je kont; je donder
Brouwers Haen: (volgens Krelage (1942: 152) een herberg) - Switsers Swaerden; Ouwenaerden; Corenhart: (tulpenrassen)
steenen: kreunen Steenen … weenen: hoe meer je kreunt, hoe meer verdriet je hebt (niet in WNT en Stoett)
‘t Hoofse Haegje: Den Haag Schort ... Kap: heb je geen geld meer, verkoop je (zots)kap - Klap: praatje Witte Croonen; Geele Croonen: (tulpenrassen) kracht: geneeskracht te met: misschien daer op let: er aandacht aan schenkt
rijter … an: komt er slecht af
heur: hun (nl. van de tulpen)
Lack: rood-wit gevlamde tulp - Duyck: (of Duc: tulpenras) - krauwelt: kriebelt Jan Gerrits Hymen: (tulpenras) de … swymen: die daar op lijken Liefkens Ammerael: (een van de meest gewilde tulpenrassen) - Briefkens: (briefjes waarop de tulpentransacties staan opgetekend) dus qualick: zo beroerd En … gebraeckt: en die je beter zou kunnen uitbraken
naers: gat - an: bij raeckt ... voort: gaat … over eerlick: ruim (uit medelijden met de floristen) Seper ja: jazeker Nu .. Dan: eerst … maar later … ruymen: verlaten
Siet … beuren: zie, dit kan de gróten overkomen Maken … gedruys: zo’n vaart niet lopen bijten … kiesen: tandenknarsen loopen … pak: wachten tot ze een ons wegen (? WNT pak I,5,b; zie ‘in ‘t lange pak loopen’)
wandel: levenswandel
Vrou Lichtmis: (RK feest dat gevierd wordt op 2 februari. Verwijst hier naar de instorting van de tulpenhandel en de Alkmaarse tulpenveiling rond die datum) - haven: bezit snoo: gemeen Die ‘t … muyltjes: die zijn schaapjes op het droge had - vuyltjes: vies weertje Nu … Bedel-sack: nu aanspraak moet maken op de bedelnap; nu aan de bedelstaf is geraakt hoon: schande ruym hert genoeg: meer dan zwaar genoeg
lijen: verdragen
selfs: zelf na het Hemels trachte: naar de hemel streefde
En … knaeght: die op het allerlaatst in de tulpenhandel stapte, waardoor nu de schuld aan hem knaagt
van pover: door armoede suygen aen sijn poot: op een houtje bijten
allensjes: langzamerhand Grijpt … mal: raap al je moed bijeen, desnoods je dronkemansmoed
pof a pof: (geluid van het weefgetouw; wordt in meer pamfletten genoemd) - haest: vlug
‘k loof’t … Droes: ik geloof dat de afschuwelijke duivel het haar heeft aangeraden - van Kercken: uit de kerk - Bacchus: (God van de wijn)
Pelsers: bontwerkers - Snyers: kleermakers want … tas: want zij zorgde ervoor dat iedereen zijn zakken kon vullen niet een mijt: geen rooie halve cent waard (mijt: muntstuk t.w.v 1/24 groot (een halve stuiver), ofwel iets meer dan een tiende cent)
te post: snel
uyt-gebost: eruit gewerkt
wit: doel gesmeten: geslagen
|
|
|
|