Van dit pamflet is geen originele druk bekend. Het is opgenomen in bloemlezing Floraes Sotte-Bollen: Afghemaelt in Dichten en Sanghen, Door Verscheyde Autheuren. Alles na de oprechte Copije gedruckt. Amsterdam 1643. (Knuttel 5027); p. 24-28
Voor deze heruitgave is gebruik gemaakt van de collectie Knuttel-pamfletten op microfilm, aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.
1
5
10
15
* 20 * * * *
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
85
90
95
100
105
110
114
|
[fol. 24]
Een Klaegh-Liedt, Weghen de Lelye NARCISSE, OFTE TULIPA.
Stemme: Hoe legh ick hier in dees ellende, &c.
1. ICk mach wel klaghen met veel reden, Datmen my dus verachten gaet: Om datse veel ghelt voor my besteden, Daer door komt veel verachten quaedt: Nochtans ben ick een schepsel des Heeren: Wie my lieft, moet den Schepper eeren.
2. Ick ben de Lely Narcisse schoone, Daer van den Ouden ghetuyghen gheeft, Dat Salomon in al sijnen Troone, Soo heerlijck niet en heeft gheleeft: Daerom die my dus gaen verachten, Bedencken mijn schoonheydt en mijn krachten.
3. Met grooten rouw mach ick wel klaghen, Dat ick soo seer worde benijt, Om datter veel onmatigh jaghen Naer grooten rijckdom en veel profijt, En dat sy my een Goddinne maken, Wat kan ick daer teghen in dese saken?
4. Dus die mijn schoonheydt nu beminnen, Die lieven my niet om het gheldt, Maer om datter veel anders beginnen Haer gheldt-sucht drijven met gheweldt, Als oft eeuwelijck sou beklijven, En elck in waen door winsten stijven.
[fol. 25] 5. Het is bedroeft, dat onder mijn name Soo veel gheldt wordt onnut verteert, Met suypen en brassen, dat ick my schame Dat ick soo worde ghevioleert; En seggen, ick moet met Bacchus trouwen, Of anders soo sal mijn naem ophouwen.
6. Ick merck dat in't stil veel Floristen De lieden senden in de kroegh, En soo haer tijdt en neeringh verquisten, Jae loopen met groot onghevoegh Meer als naer Godsdienst te betrachten En brenghen my tot groot verachten.
7. Eertijdts plachten d'Ouders te suchten, Wanneer sy saghen des jonckheydts lust, In d'Herbergh te loopen, wat sijn de vruchten? 't Schijnt ofse nu al zijn gherust, Als maer profijt komt van mijn Bollen, Daerom moet ick over de tonghe rollen.
8. Men siet hoe mijn Bloemisten loopen In de Kerck en achter straet, 't Is maer wilt ghy geen Bollen verkoopen? Men oeffent qualijck anderen praet, Dan, gister heb ick soo veel ghewonnen, Al is de Koopmanschap maer begonnen.
9. Sy weten malkanderen dan te segghen, Komt by het gheselschap op dese uur, Daer gaet men de koopmanschap aenleggen, Men weter van gheen droevigh ghetruur, Dan wel van suypen en van swelghen, Daer door ick my mach met reden belghen.
[fol. 26] 10. Men treckt met Calessen ende Waghen Met grooten yver door 't gantsche Landt. Ick sorgh den Heer en sal 't niet verdraghen, Dat ghy my soo hoogh brengt in standt: Gaet veel geldt voor een Aesjen gheven! Ick sorgh 't wort in Chronijcken geschreven.
11. Och! soud’ ick een net zijn om zielen te vangen, En door mijn schoonheydt haer brengen tot ergh, En onder mijn decksel aen gierigheydt hangen, Met Jesus gevoert zijn op den Bergh: Soo waer ick best uyt dese Landen, Dan datse door my quamen in schanden.
12. Den eenen bidt ick heel mocht verrotten; Den anderen wenscht ick waer gekoockt; Den derden gaet daghelijcx met my spotten; Den vierden seydt datter van spoockt; Ander segghen de Neeringh sal verloopen; Soo moet ick 't met smaet nu al bekoopen.
13. Men seydt dat onder d'Heydensch Afgoden Maer een dagh somtijdts is ghevyert; Maer dit spreeckwoort moetmen nu dooden, Want ick wordt alle daegh verciert, Ge-eert met alle bras-maeltijden: Dit moet ick om u onmatigheydt lijden.
14. Hierom soo moet ick oprecht spreken, Al ben ick schoon, mijn krachten zijn kleen: By my soo zijn de Menschen gheleken. Hierom soo vermaen ick elck een, Wilt my toch in gheen schande bringhen Door overdaedt in eenighe dinghen. [fol. 27] 15. Wat kan ick beletten dat dagelijcx brassen, En datmen my jaeght hoogh in schat? En die daer daghelijcx op-passen, Ick sorge sy raken van den padt. Daer zijnder die my uyt liefde planten, En 't misbruyck voorby gaen aen alle kanten.
16. Maer soude men sulcke beminders vinden Die my maer lieven uyt gierigheydt? Om geldt te winnen, sy loopen als blinden, Haer is gheen lanck leven toe gheseydt; En op mijn winste domineeren, En daerom de naem van de Tulpa eeren.
17. Hierom vermaen ick al mijn beminders, Doet niet daer door ick wordt bespot, Of anders soo schijnt u doen als kinders, Die van haer speel-goet schier maken haer Godt! Noch laet mijn Pop geen Afgodt schijnen, Ick sorgh mijn naem sal anders verdwijnen.
18. Lieft ghy het geldt, niet mijn vercieren, Wanneer ghy nu hebt geldt ghenoegh, En krijght lust in ander manieren, Soo sal ick (eylaes!) met onghevoegh Veracht worden, en wech-ghedreven, Die lest voor my hier veel Geldt gheven.
19. Oorlof Floristen in de kappen, Doch door u quaedt leven my niet en schent, En ofse al veele van my klappen, Ick ben een schepsel, dat's elck bekent; Maer doet ghy quaet in u beleven, Wort niet my, maer u toe-gheschreven. FINIS.
|
Lelye NARCISSE: (Lilio-narcissus: wetenschappelijke benaming voor de tulp) Stemme: op de melodie van
dus: zo - verachten: afkeuren; vernederen
Daer … gheeft: waarvan het Oude Testament getuigt (?NB: deze passage verwijst naar Lukas 12:27; dat is NT) - Troone: luister - heerlijck: luisterrijk Bedencken: moeten denken aan
benijt: gehaat
Wat … saken: wat kan ik daar tegen inbrengen; wat kan ik daar aan doen (?)
(r. 19-24: de zinsconstructie van dit couplet is volkomen onduidelijk, en daardoor is ook de strekking ervan niet goed begrijpelijk. Het lijkt te gaan om een tegenstelling tussen bloemenliefhebbers en mensen die bloemen gebruiken om eraan te verdienen)
ick … ghevioleert: mij zoveel geweld wordt aangedaan Bacchus: (god van de wijn) seggen: (de mensen) zeggen - ophouwen: verloren gaan
neeringh: broodwinning Met groot onghevoegh: heel onbetamelijk meer als … betrachten: eerder dan zijn godsdienstige plichten te vervullen
des jonckheydts … loopen: dat de jongeren graag in de kroeg zaten wat sijn de vruchten: wat levert het op?
’t Is maer: je hoort alleen maar: Men … praet: Ze zeggen nauwelijks nog iets anders dan: Al … begonnen: en de handel is eigenlijk nog maar net begonnen
gheselschap: (nl. een college van tulpenhandelaars) droevigh ghetruur: somberheid Dan wel: maar des te meer my … belghen: me … kwaadmaken
Calessen: koetsen
sorgh: vrees (idem in r. 60)
Aesjen: (aes = gewichtsmaat; 0,048 gram; kostbare tulpen werden per aas verkocht)
ergh: kwaad - En … Bergh: en (zou ik) ze onder mijn dekmantel overleveren aan de hebzucht, en (zou ik) met Jesus naar Golgotha gevoerd zijn om gekruisigd te worden - Soo … Landen: (slaat terug op soud’ick in r. 61) dan kon ik beter uit dit land vertrekken
de Neeringh sal verloopen: de handel zal achteruitgaan
onder … ghevyert: (spreekwoord? Niet in WNT, Stoett of Harrebomée; mogelijke betekenis: afgoden dien je maar één dag per jaar, maar de tulp wordt elke dag vereerd)
By … gheleken: in dat opzicht lijken de mensen op mij (nl. dat hun kracht gering is) overdaedt: excessen
Wat… beletten: Wat kan ik doen tegen jaeght hoogh in schat: mijn prijs opdrijft En die …padt: En zij die daar dagelijks mee bezig zijn; ik vrees dat ze van het rechte pad raken.
maer: alleen maar - gierigheydt: hebzucht
En … domineeren: en (ze) hangen de grote heer uit met het geld dat zij aan mij verdiend hebben
niet daer door: niets waardoor
Pop: figuur; beeltenis (de laatste betekenis niet in WNT) - sorgh: vrees
Die lest … gheven: (door) wie onlangs nog veel geld voor mij uitgaven (krom?) Oorlof: vaarwel - in de kappen: die ‘in de kap’ (in de tulpenhandel) zijn klappen: zwetsen schepsel: schepsel van de Heer (grijpt terug op r. 5) - beleven: gedrag; levenswijze - Wort niet my: (het) wordt niet mij… |