Bronvermelding

Verantwoording van illustraties

Goudesteyn te Maarssenveen: overgenomen uit Prak (2000: 145). De originele tekening, van I. Leupenius, bevindt zich in het Utrechts archief.
Het citaat van het gedichtje van Huygens is overgenomen uit: Gelderblom (1994: 37-38).

Titelblad van Den Binckhorst: Overgenomen uit Van Borsselen (1613).

Hofwijck in 1999: Eigen opname

Jachtpartij op Ockenburgh: Overgenomen uit Frijhoff (1999: 573); daar overgenomen uit: Westerbaen, J., Gedichten. Dl 4. Den Haag 1657.


Gebruikte literatuur:

Borsselen, Ph. van, Den Binckhorst, ofte het lof des geluc-salighen ende gerust-moedigen land-levens. Aen Jonck-heer Jacob Snouckaert, Heere van den Binckhorst. Amsterdam 1613.

Frijhoff, W.T.M., 1650: bevochten eendracht. Den Haag 1999.

Gelderblom, A.J., ‘Observaties op de buitenplaats.’ In: Mannen en maagden in Hollands tuin. Interpretatieve studies van Nederlandse letterkunde 1575-1781. Amsterdam 1991, p. 120-136.

Gelderblom, A.J., ‘k Wil rijmen wat ik bouw. Twee eeuwen topografische poëzie. Amsterdam 1994. Griffioen.

Goekoop, A., ‘Cats’ laatste refugium: “Sorghvliet” (1652-1660).’ In: P. Minderaa [red.], Aandacht voor Cats bij zijn 300ste sterfdag […]. Zwolle, 1962, p. 177-200.

Hofdichten. Binckhorst, Hofwyck, Ockenburg, Strande, Moufe-schans. Amsterdam 2002. Armorica editions. (2 CD ROM’s met facsimile’s van de oorspronkelijke uitgaven).

Hondius, P., Dapes inemptae, of de Moufe-schans; dat is, de soetichheydt des buyten-levens, vergheselschapt met de boucken […]. Leiden 1621.

Huygens, C., Hofwijck. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door F.L. Zwaan. Jeruzalem 1977.

Huygens, C., Vitaulium. Hofwyck. Hofstede vanden Heere van Zuylichem onder Voorburgh. Den Haag 1653.

Muller, P.E., De dichtwerken van Philibert van Borsselen. Een bijdrage tot de studie van zijn taal en stijl. Groningen 1937.

Prak, M., Gouden Eeuw. Het raadsel van de republiek. Nijmegen 2002.

Schmidt, K., ‘Hollands buitenleven in de zeventiende eeuw. I. De opkomst van de buitenplaatsen.’ In: Amsterdams sociologisch tijdschrift. 4 (1977-1978), p. 434-449.

Schmidt, K., ‘Hollands buitenleven in de zeventiende eeuw. II. De wassende stroom hofdichten.’ In: Amsterdams sociologisch tijdschrift. 5 (1978-1979), p. 91-109.

Schram, C., Duinkastelen in Holland (Den Binckhorst).

Strien, T. van, en K. van der Leer, Hofwijck. Het gedicht en de buitenplaats van Constantijn Huygens. Zutphen 2002.

Veen, P.A.F. van, De soeticheydt des buyten-levens, vergheselschapt met de boucken. Het hofdicht als tak van georgische litteratuur. Utrecht 1985.

Vries, W.B. de, ‘Huygens wijdt zijn nieuwe buitengoed Hofwijck in. Poëzie van het buitenleven.’ In: M.A. Schenkeveld-van der Dussen [red.], Nederlandse Literatuur, een geschiedenis. 2e druk. Amsterdam-Antwerpen 1998, p. 237-242.

Vries, W.B. de, ‘Hofwijck, lusthof en speelweide: Huygens’ spel met het georgische genre.’ In: De nieuwe taalgids. 71 (1978), p. 307-317.

Westerbaen, J., Arctoa Tempe. Ockenburgh. Woonstede van den Heere van Brandwyck, in de Clingen buyten Loosduynen. Den Haag 1654.

Westerbaen, J., Gedichten. Samenstelling: Johan Koppenol. Amsterdam 2001. Griffioen.

TERUG NAAR HOOFDPAGINA