WANDELALBUM 2010 (deel 4a)
Santpoort – Zandvoort (1), ofwel: Een koninkrijk voor een abri!


Geen mooiere en rijkere stadsrand dan die van de regio Haarlem! Het rijtje Santpoort – Bloemendaal – Overveen – Aerdenhout - Bentveld – Zandvoort is een opsomming van miljonairsdorpen waar ook gewone mensen wonen; plaatsen vol schoonheid waar ook wel wat lelijks te bewonderen zal zijn. Je hebt er vergezichten op natuurgebieden waar je óók zou kunnen gaan wandelen, als je niet aan de stadsrand verknocht was.

Deze wandeling duurt een uur of drieëneenhalf, vier, als je houdt van doorstappen met oogkleppen op. Maar ik splits hem op in drie middagetappes, zodat ik voldoende tijd kan nemen om te fotograferen, becommentariëren, verdwalen, hangen op terrassen, en ook nog vier ‘attracties’ te bezoeken: De Ruïne van Brederode in Santpoort, Het Kopje en Thijsse’s Hof in Bloemendaal en Kraantje Lek bij Overveen.


Eerder verschenen in deze reeks:
1) Middelharnis – Stad aan ‘t Haringvliet, ofwel: Horizontale houtopstanden (29/08/2010)
2) Maer- of Korendijkroute, ofwel: Castricummer bakens (14/09/2010)

3) Putten – Drie via het Solsche Gat, ofwel: ‘Situatie gewijzigd’ (17/08/2010)


 


Ja, inderdaad, het is precies zoals ik zeg. Natuurlijk kun je een dag rondstruinen in de natuur van Nationaal Park Zuid-Kennemerland. Dat heb ik ook wel eens gedaan, maar het is zo saai: allemaal duinen, met over elke duintop heen weer zicht op nieuwe duinen, waarachter ook weer duinen. En dat gaat allemaal met beschreven en gemarkeerde wandelroutes. Hoe avontuurlijk; dat soort tochten waarvan elke stap voorgekauwd en voorgeprogrammeerd is!

Nee, zoek dan maar je weg langs de rand van de Falk-plattegrond Haarlem-IJmondgebied! Mijn exemplaar is danig verweerd, dateert uit de jaren tachtig, en kwam laatst bij een opruimingsactie, of papierverplaatsactie bij mij thuis tevoorschijn. Velserbroek staat nog deels in stippellijnen getekend. Maar dat maakt niet uit, want bijvoorbeeld die ruïne zal vast geen pootjes gekregen hebben, en staat beslist nog op dezelfde plaats als vermeld op de kaart.

Zo in 1987 wandelde ik hier vaak, op vrije vrijdagmiddagen. Maar het was een bevlieging; ik liet deze omgeving ook weer snel vallen en keerde er bijna nooit meer terug. Daarmee is het dus een geheugenreservaat. En een conditietest; ga ik nog steeds met twee treden tegelijk tegen die duintrap bij het Kopje op, die 78 treden telt?

 


Ik had niet over ’87 moeten beginnen. Toen regende het op 48 van de 52 vrijdagmiddagen. Nu, nu ik op een zaterdag op Santpoort Noord uit de trein stap, doet het dat ook. De trein heeft vol wandelaars gezeten, die nu net als ik beteuterd onder het afdak staan. Aan de overkant staan andere mensen na te druipen, dauwtrappers met rugzakken en geplastificeerde stafkaarten, die hun wandeltocht al achter de rug hebben. Dit minimale en door de weeks weinig reizigers trekkende station is hét vertrekpunt voor het wandelgebeuren in het IJmondgebied; bij een manage tegenover het station zijn diverse wandelroutes te bekomen.

Zo, dit is nou dus Santpoort Noord, dat ik normaliter drie dagen per week om 8:19 en 17:41 passeer per sneltrein. Het dorp van de naam telt één hoge flat, die ik straks mooi kan gebruiken als achtergrond van een paardenfoto; echt zo’n stadsrandbeeld.

Ik ga maar op pad, regen of geen regen. Vanmiddag zal ik getroffen worden door vier plensbuien, die allemaal op den duur ook weer opdrogen. Ook nu schijnt de zon alweer door de bomen, terwijl het aanvankelijk gewoon door blijft regenen, dat wel.

Ik loop langs een weg aan de duinvoet, voor verzakken en wegspoelen behoed door een primitieve dijkconstructie, gemaakt van een nogal week materiaal. Na een stijf kwartiertje sta ik plotseling oog in oog met de tinnen van ‘Brederode’, dat zijn vijanden in betere tijden een vreeswekkende aanblik geboden moet hebben.

‘Tinnen’, is dat eigenlijk wel een woord (behalve als stoffelijk bijvoeglijk naamwoord van het chemische element Sn)? Volgens het Middelnederlandsch Handwoordenboek betekent ‘tinne’: kasteeltrans, kanteel. Van Dale wil het niet meer kennen. Maar in de tijd dat dit kasteel gebouwd werd, was ‘tinne’ gewoon een gangbaar woord.

Dat was rond 1200. In een jaar tijd hebben ze het uit de grond gestampt; een prestatie! De fundamenten uit die tijd dragen nog steeds wat je nu ziet: een nog redelijk kloek slot, waarvan iets meer bewaard is gebleven dan Teylingen waar ik in het voorjaar was.

Het kasteel heeft zwaar te lijden gehad in de tijd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Dat was een van de raarste oorlogen uit de vaderlandse geschiedenis. ‘War doesn’t pay’ zeiden ze na de Eerste Wereldoorlog (wat de wereld niet verhinderde, zich snel in een Tweede te storten). Deze spreuk gold zeker ook voor deze binnenbrand in de Nederlanden, die ruim een eeuw heeft voortgeduurd.

Ik heb nooit kunnen onthouden waar de Hoeken en de Kabeljauwen voor stonden, en wat precies de inzet was van hun strijd. Daarvoor hoef ik me niet te schamen; bepaalde stromingen van historici zijn van mening dat ze het in die tijd zelf ook niet precies meer wisten.

De Hoekse en Kabeljauwse twisten gingen in ieder geval gepaard met het verwoesten van een hoop onroerend goed. De machtige, rijke familie Van Brederode heeft er aan het eind van de 15e eeuw maar van afgezien, hun slot iedere keer weer op te lappen, en verkaste naar Vianen. Daarna heeft het kasteel bijna vier eeuwen staan te vervallen, totdat het Rijk zich erover ontfermde en er een monument van maakte.

 


Ik verschaf me toegang door 3 euro te betalen. Een schoolbord belooft de bezoeker ‘kleine middeleeuwse toestanden’ op 16 en 17 oktober en ‘biologische sappen’ bij mooi weer op het terras.

De ophaalbrug, zeker niet 13 e-eeuws, wordt me versperd door een paffe, kale man die doende is, een grotendeels ontklede juffrouw op de plaat vast te leggen. Hoe flikt hij dat? Ik bedoel: op een gure dag een jongedame zo ver krijgen dat ze half uit de kleren gaat? Gaat die rode robe vanavond ook uit, en worden er vervolgens biologische sappen uitgewisseld? Die man is geen jonge god meer en bepaald geen adonis. Maar misschien een beroemde modefotograaf, die grof geld betaalt voor een fotosessie.

Eenmaal binnen bekijk ik een tentoonstelling over vijf eeuwen Heren van Brederode. Achttien stuks hebben er geleefd. Met zijn allen hebben ze zo ongeveer een derde van de Canon van Nederland meegemaakt. De stamvader, Dirk I, nam de eerste helft van de 13e eeuw voor zijn rekening, en had een hoge functie aan het hof van graaf Floris IV, de opa van Floris V. De laatste in de rij, Wolfert van Brederode, leefde ten tijde van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk, de eerste twee Engelse Oorlogen en het Rampjaar. Hij stierf zonder zonen, broers en neven achter te laten.

Ik ga de brokkelige, verweerde trap op, met hoge treden die vriend en vijand hebben afgeschrikt. Boven is een expositie gewijd aan het getijdenboek van Yolande de Lalaing, de laatste slotvrouwe die hier gewoond heeft, aan het eind van de 15e eeuw. Twee jongens die hier met opa en oma zijn, weigeren er een blik op te slaan en stormen de trap op, op weg naar de trans.

Ik klim ook nog een etage over die brekebenige trap, werp een blik uit zo’n langwerpig schietgat en… Bijlo, daar beneden staat die succesfotograaf weer een ander mokkel te fotograferen! Of is het dezelfde, met een andere outfit? Hij kan er aardig mee terecht!

Ik daal af naar de begane grond en loop langs de fundamenten. Het kasteel moet in zijn beste jaren monsterlijke proporties gehad hebben. In een andere toren staat een maquette van het kasteel ‘in welstand’. Het had drie vierkante torens en één ronde; een frivoliteit van de bouwmeester, of was daar een speciale reden voor?

Ik hoor gekir en opgewonden gekakel vanuit de richting van de loopbrug. De fotograaf maakt nu een groepsportret van een stuk of zeven, acht schaars geklede dames. Op mijn woord, hij heeft een complete harem! Als ik zo in elkaar zat, zou ik jaloers op hem worden. Wat moet dat heerlijk zijn, om zo goed te kunnen fotograferen... Jaloers, dat zullen die dames onderling ook wel wezen, vanwege deze wat corpulente top-baviaan, aan wie ik het eerlijk gezegd niet af zie.

Verder Santpoort in, door de wijken der rijken. Als ik zo in elkaar zat, zou ik jaloers worden op de inwoners van de optrekjes. Maar je moet het allemaal ook maar onderhouden. Met het bezit neemt ook de zorg toe. Je zou het allemaal kwijt kunnen raken, en alleen die gedachte al maakt mensen reactionair, defensief en stekelig in de omgang.

En ook deze huisjes zullen wel hun kruisje hebben, al is dat van buiten niet zichtbaar. ‘Geld maakt niet gelukkig, maar men lijdt ietwat behaaglijker’ zei eens ene Marc Callewaert. Simon Carmiggelt zei het nog puntiger: ‘Geld maakt niet gelukkig; dat heeft het met armoede gemeen.’ Wat maakt het uit, arm of rijk: ‘Vanaf de maan gezien zijn wij allen even groot’ (Multatuli). Maar echt groot is de man die op de maan staat om dat te bedenken, bedoelde hij natuurlijk.

 


Deze omgeving kent, naast huizen met zes nullen, ook nog eenvoudige woninkjes van een woningbouwstichting. Maar ook die zien er hier beter uit dan waar ook in het land. In hun riante uitzicht staat een mooi ovaal beeld.

Ter hoogte van het voormalige Provinciale Ziekenhuis op de grens van Santpoort en Bloemendaal begint het weer te plenzen, en nu heel hard. Ik heb er nu ineens helemaal tabak van, van deze wandeling. Rijdt er geen bus? Op mijn plattegrond staan diverse buslijnen ingetekend langs de buitenranden van de regio Haarlem-IJmond. Het ziekenhuis was bereikbaar met lijnen 71 en 72. Maar ik heb vanmiddag nog geen bus zien rijden. Een koninkrijk voor een abri!

Laat ik een voorbeeld nemen aan die hockeymeisjes die veld na veld hun sport staan te beoefenen, weer of geen weer. Hokje, dat is een cliché in Bloemendaal, hokjesdenken, rijk = kak = hokje, maar ik zie het nu eenmaal. Hokjevelden tot waar het oog reikt. ‘Kaplonk!’ Een droge knal tegen de plank, zeer beschaafd gejuich, ja, ja, een doelpunt! Nee, ons shirt gaat niet uit, we gaan geen rare schokkende bewegingen staan maken bij de hoekvlag, dit is geen vóétbal!

Bloemendaal is er al vijf jaar in successie kampioen in, in hokje, althans voor wat de mannenbroeders betreft. Ze weten Schaerweijde, Klein Zwitserland, Laren en Pinoké elk jaar moeiteloos aan de zegekar te binden (oubollig cliché).

Ik zou op een zitbank kunnen gaan zitten met een laag water en een onleesbare inscriptie erop. Ik zou het Dorpshuis van Bloemendaal kunnen bezoeken, als dat nog een dorpshuis was.

In het centrum van Bloemendaal eindelijk de lang gezochte abri, na een dik kwartier kletsnat dwalen door beboomde lanen. Maar ik heb er niet veel aan. Hier stopt bus 81, in het weekend slechts eens per uur: Santpoort – Zandvoort, precies mijn route, maar met nog onnavolgbaarder kronkels. Die bus is net weg. Bloemendaal heeft wel aan busvervoer ingeboet, sinds ik die plattegrond kocht; meer dan lijn 81 rijdt er niet meer.

Ik pak dan de trein maar, en verlaat even later een in de najaarszon blakerend Bloemendaal. En dat met een zeer katterig gevoel. Nog maar een kwart van mijn wandelroute afgelegd. Die twee volgende etappes worden nu wat langer. Wordt in ieder geval vervolgd.

Frans Mensonides
3 oktober 2010
Er geweest: zaterdag 25 september 2010

Lees ook deel 2 >>>

 

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2010


<< naar thuispagina Frans Mensonides