WANDELALBUM 2010 (deel 4c)
Santpoort – Zandvoort (3), ofwel: 'Zonder ondertitel’

Aerdenhout

<<< Lees ook deel 2

Nog steeds wandel ik van Santpoort naar Zandvoort. De derde en laatste etappe, gelopen op zondag 3 oktober 2010, is de langste in kilometers maar de kortste qua interessante verhalen en fraaie, verrassende foto’s. Maar scroll maar door, en lees, hoe ik er toch nog de nodige schermen over weet vol te zwatelen.

Plokker-de-plokker-de-plok, een plotselinge windvlaag op een zachte, zonnige herfstdag sproeit een regen van kastanjes over de geparkeerde auto’s bij station Overveen. Wist je, dat je daarvan krassen en deuken in je autodak kunt krijgen? En dat je de gemeente aansprakelijk kunt stellen voor de schade, veroorzaakt door die vallende openbare kastanjes? En dat je dan juridisch van heel goeden huize moet komen om een cent te ontvangen? Maar het wordt geprobeerd, en proberen is altijd de moeite waard.

Tussen mijn vertrek van dit station vrijdagmiddag en mijn terugkeer op zondag, liggen slechts 45 uur. Maar dat waren wel historische uren in de vaderlandse geschiedenis, die het jaar 2010 met net zulke vette letters in de geschiedenisboeken zullen zetten als, bijvoorbeeld, 1579 en 1587.

Geen gewandel op zaterdag 2 oktober. Ik heb ademloos (ook weer niet de hele dag, hoor!) bij de tv gezeten voor het CDA-congres, waar men, met zorgvuldig ingestudeerde snikken, stemtrillingen en platitudes, deed wat van te voren al vaststond: zijn ziel verkwanselen aan den duivel, en zijn zetels aan die geblondeerde slokop uit Venlo. 16 zetels bij De Hond; er gaat nog een tijd komen dat ze daar bij het CDA naar terugverlangen. Met open ogen lopen ze in het mes. Maar ja, ‘Het land moet geregeerd worden’, en het CDA moet daar natuurlijk bij zijn. Mooie televisie!

Een man, daarnet in mijn trein van Leiden naar Haarlem, zat zich helemaal op te winden over het beoogde kabinet-Wilders - dat inmiddels tot stand is gekomen als je deze woorden leest.

‘Ik vind dat wel zo’n verschríkkelijke flauwekul!’ fulmineert hij tegenover zijn eega. Hij is een pensionado met een woest kapsel dat de sixties in leven houdt. ‘Dan moet er meer blauw op straat; zóveel blikken agenten opengetrokken. Maar zijn DAT soms geen ambtenaren? Is DAT dan soms een linkse hobby, hè? En dan moeten er onderwijzers bijkomen. Zijn DAT dan soms geen ambtenaren, hè, hè? Maar tegelijk moet het aantal ambtenaren met zoveel procent verminderd. En hun lonen bevroren. Lekker consequent, allemaal! Straks is heel de overheid nog een hobby van de linkse kerk!’

Hij ging helemaal over de zeik; de krant waarin hij het formatienieuws gelezen had, vibreerde in zijn hand. Ik, zelf ambtenaar, vond het nodig mijn instemming met zijn woorden openlijk te belijden, en hem luidkeels bij te vallen. Dat was achteraf niet ongevaarlijk in zo’n coupé, want Feind hört mit, en een kopstoot van een kampioen der vrijheid is snel ontvangen.

Beschaamd bedacht ik verder, dat ik niet zo’n ambtenaar ben op wie de spreker doelde. Ik ben geen onderwijzer, agent, brandweerman of zelfs maar medewerker groen. Ik ben zo’n ambtenaar-der-ambtenaren, die helemaal geen nut afwerpt, voor niemand.

Dit wordt weer eens een wandeling door het tramverleden van de streek. De regio Haarlem kende eens een dichtvertakt tramnet. Bloemendaal, dat het nu in het weekend met een busje in uurdienst moet doen, was per Blauwe Tram verbonden met Haarlem NS.

Het forenzendorp Overveen had – en ik spreek nu over interbellumse tijden - zelfs twee tramlijnen op zijn grondgebied. De ene kwam hier van het Verwulft in Haarlem via de Zijlweg; de andere van station Haarlem via de Julianalaan. Beide eindpunten lagen slechts enkele honderden meters uiteen, aan weerszijden van het spoor. Een koppeling zat er niet in; de ene lijn was in normaalspoor uitgevoerd en de andere in smal-.

 


Laat ik niet te veel zijpaden inslaan, vandaag. Behalve dan even in het Brouwerskolkpark. Uit de vandaag vrijwel rimpelloze Brouwerskolk putten in vroeger eeuwen de Haarlemse bierbrouwers het zuivere water dat nodig was voor de bierbereiding.

Villa Duinlust, gelegen in een park met grazige weiden, geeft alleen op zondag te eten en te drinken. Er is een huwelijksfeest aan de gang, waarheen de gasten komen in antieke auto’s.

Ik sla de weg in naar Kraantje Lek, waar je zes dagen per week terecht kunt voor je pannenkoek. Die ik deze keer niet ga eten; het is me nog te vroeg op de wandeling, en het zal er trouwens wel erg vol zitten, met dit mooie weer.

De herberg Kraantje Lek bestaat al een jaar of 400. Frans Hals schilderde hier in 1623 een portret van Jonker Ramp met zijn liefje. Dat hangt nu in het Metropolitan in New York, hoewel onderzoek aan het licht heeft gebracht, dat het Jonker Ramp helemaal niet is. Nou ja, dat is ook geen ramp; dan is het wel een andere jonker uit een regentenfamilie, die geld genoeg bezat om zich door Frans Hals te laten schilderen, wat kan het bommen!

Kraantje Lek is zo oud niet, of ze doen wel mee met de moderne trend van de Huisregels. Die vervangen tegenwoordig vrijwel overal: in winkelcentra, in uitgaansgelegenheden, in scholen, bij recreatieplassen, het bordje WELKOM. ‘Kinderen zonder geleide geen toegang’ in de meest befaamde speeltuin van deze streek. En geen badkleding op het terras, maar helemaal in je blote reet zitten mag gelukkig wel; daar staat niets over vermeld.

Nu weet ik wat ik miste, vorige keer op dat terras van ‘Lunch in de kidschen’ bij Thijsse’s hof: de huisregels voor het gebruik van de trapautootjes. Het ontbreken van dat reglement nam me onderbewust meteen voor deze horecaonderneming in.

Het is inderdaad hudjemudjevol op het terras. Twee wereldberoemde zaken rond Kraantje Lek vergeet ik te fotograferen: de reuzenwip en de holle boom, die een paar jaar geleden toch nog onverwachts overleden is, en nu in brons gegoten de eeuwigheid staat af te wachten.

Daarachter is een wandelgebied, ingeleid door een hoog, steil duin. ‘Ik dacht dat het veel hoger en steiler was’, zegt een vrouw van mijn leeftijd. ‘In mijn jeugd was het echt steiler en hoger; ze hebben het afgegraven!’ Nee, hoor, dat hebben ze vast niet. Dat duin is nog precies wat het was. Het is de opblazing, de overdrijving van het menselijk geheugen.

 

 

 


Ik kijk even rond, maar dan snel verder, richting Zandvoort. De Duinlustweg, de auto- en fietsverbinding tussen Overveen en Aerdenhout, loopt van mijn plattegrond af, om er een paar kilometer verder weer op tevoorschijn te komen. Het is een saai stuk, met veel fietsers die de wandelaar belagen.

Daar weer zo’n verkeersbord voor overhangende bomen; nooit eerder gezien en nu twee keer in drie dagen. Het is natuurlijk om zich in te dekken tegen schadeclaims. Dat moet een keer gebeurd zijn; iemand ramde een overhellende boom en claimde de schade aan zijn vrachtwagen bij de gemeente.

 

Bij het naderen van de eerste paleizen van Aerdenhout wordt het uitzicht weer iets aangenamer. Ik beland in een parkachtig bos, waar de schoorstenen van de optrekjes soms door de bomen piepen. Straks in Bentveld zal ik een blik werpen in de etalage van de plaatselijke makelaar. Er zijn daar huizen te koop voor ieders beurs. Ze beginnen bij zeven ton en eindigen bij zeven miljoen. Ik stel me de teleurstelling en diepe minachting voor op het gelaat van de makelaar, als blijkt dat je zijn zaak betreedt voor dat hondenhok van zeven ton.

Het kopje van Aerdenhout is bereikbaar met een kleiner trappetje dan dat van Bloemendaal, en het uitzicht is ook niet om over naar huis te schrijven; feitelijk alleen boomkruinen.

Aha, en daar zie ik waarnaar ik op zoek ben, dit brede fietspad, dat op zich niet erg spectaculair is. Het is ook alweer een stuk tramverleden. Van 1899 tot 1957 reed hier de tram Zandvoort – Haarlem, die in 1904 helemaal werd doorgetrokken naar Amsterdam.

In 1999 werd door niemand de honderdste verjaardag gevierd van deze eerste door bovenleiding gevoede tramlijn van Nederland. Behalve door mij; ik schreef er dit stukje over. Ik voerde mijn in Haarlem geboren en getogen grootmoeder sprekend in, zoals wel vaker.

In haar kindertijd was er geen geld voor de tram. Als ze al eens naar Zandvoort gingen, werd er gelopen; een kleine 10 kilometer heen en een kleine 10 kilometer terug. Later ging zij als telefoniste werken bij de trammaatschappij en kon zij haar schade inhalen; ze mocht gratis met de tram naar Amsterdam en Zandvoort, zo vaak als zij wilde. Een van de meest roerende tramverhalen die ik ken.

De tram reed tussen Aerdenhout en Zandvoort over een mooie vrije baan, parallel aan de Zandvoortselaan en achter de huizen daarvan langs. Zo had de tram geen last van verkeersdrukte op zonnige stranddagen. Tegenwoordig staat bus 80 in de file, niet alleen in de zomer, maar ook op een herfstzondag als deze.

 

Foto links overgenomen van De blauwe tram in Zandvoort; ZandvoortVroeger.nl


Bentveld is zo’n non-dorp, zonder kern, en met rechte villalanen. Ik keer snel terug naar de voormalige trambaan. Even buiten Bentveld staat een houten kruis in de berm. Misschien ter nagedachtenis aan iemand die onder de tram is gekomen, maar dat moet dan heel lang geleden zijn; die is al bijna weer terug.

Mooi duinlandschap hier. Dit zagen de strandbezoekers vanuit de tram, al die 59 strandseizoenen dat de Blauwe Tram gereden heeft. Achtereenvolgens passeer ik een wandelgebied, een camping met wat krap bemeten standplaatsen en een golfbaan.

Ik kan zelden mijn gedachten lang houden bij natuur. In de cadans van mijn duizenden voetstappen dwalen gedachten snel af. Deze keer naar die boze man in de trein daarnet. Niet zozeer naar Wilders; die is een fase waar we even doorheen moeten. Wilders is het product van de partijen die het hardst over hem drammen, de meeste aanleiding gegeven hebben om op hem te stemmen, en bovendien erger hadden kunnen voorkomen door in de beginfase van de formatie iets soepeler te zijn tegenover elkáár.

Nee, het gaat me nu even om mijn status van ambtenaar onder het nieuwe kabinet. Dat zal Nederland teruggeven aan de hardwerkende Nederlander, maar rekent daaronder niet zijn overheidsdienaren. En ik kan er al zo weinig aan doen, dat ik ambtenaar ben. Ik had die baan in min of meer het bedrijfsleven, bij dat detacheringsbureautje met die rare directeur waarover ik in deel 2 verhaalde. Maar dat bureautje ging op de fles.

En Heijblock schiet me te binnen. Ik schreef in die aflevering van Maarheeze, dat ik een dag lang les zou krijgen van dé goeroe op ons vakgebied, Zeger Heijblock. Naar zulke dagen kijkt een mens uit. Maar och god, wat viel dat tegen.

Niet alleen was Heijblocks baard grijzer en stonden zijn ogen fletser dan op de foto in het vakblad. Ook zijn verhaal was totaal niet inspirerend. Het riekte eerder naar de lamp van de studeerkamer dan naar het eerlijke transpiratievocht van een praktijkman. Dat heb je toch met die goeroe’s die al tientallen jaren congressen, seminars en cursussen aflopen om daar als spreker te functioneren, en die artikelen schrijven in bladen. Veel contact met de dagelijkse werkelijkheid hebben deze mensen niet meer. De spreekwoordelijke ivoren toren.

Die middag hing ik onderuitgezakt tegen de slaap te vechten. Vanuit Heijblocks standpunt moet zo langzamerhand niet veel meer van mij zichtbaar geweest zijn dan mijn kruin. En ik had nog wel een spitse indruk op hem willen maken, in verband met een eventuele sollicitatie bij zijn adviesbureau. De middagsessie bestond uit een lange opsomming van managementboeken die de ‘Ambtenaar 2.0’ beslist gelezen moest hebben, en de discussiefora waarop zijn bijdrage onmisbaar was.

Maar met mij is het zo: ik heb een remmende voorsprong op het gebied van Internetfora. Ik zat er in 1995 al op, en nam me al in 1998 voor, me er nooit meer mee in te laten, omdat ik het abnormaal begon te vinden dat ik elke nacht tot half twee met een verhitte kop en bonzende slapen mails zat te sturen naar stomkoppen die er toch niets van begrepen. Wat een tijd bespaar je je, als je dat nalaat!

En met managementboeken was ik in die tijd ook al klaar, sinds ik bemerkt had dat de managers erin niet op de mijne leken, en de werknemers niet op mij. Tabee, Heijblock; ik blijf wel een ambtenaar 0,0.

 


Met die gedachten bereik ik de eerste straten van Zandvoort, waar je nog heel duidelijk kunt zien, hoe de trambaan heeft gelopen. Ik volg hem over een bebladerde asfaltweg langs een verzorgingstehuis. Even verderop heeft hij zelfs nog de status van busbaan. De bus loopt hier langs schuttingen en achtertuinen, net als de tram ruim een halve eeuw geleden.

 

Foto rechts overgenomen van De blauwe tram in Zandvoort; ZandvoortVroeger.nl

Het tramstation is nu een busstation met openbaar toilet. Via de straten van Zandvoort loop ik naar het spoorwegstation. Er is best wel volk op de been, op misschien de laatste acceptabele strandzondag van het jaar. Maar de eens zo fameuze badplaats maakt een wat verveloze indruk. Op de ranglijst van populaire Nederlandse strandplaatsen is hij al lang voorbijgestreefd door Noordwijk en Scheveningen.

Toch kun je in Nederland per trein nergens dichter bij het strand komen dan in Zandvoort. En zit ik dan in de trein, dan realiseer ik me ineens, dat ik niet eens de zee heb gezien op deze wandeling; behalve dan die smalle streep vanaf de Bloemendaalse duinen.

Dit is het einde van dit stukje, dat zonder ondertitel de wereld in moet, en van de wandeling van Santpoort naar Zandvoort. En tevens dat van deze korte en te laat ingezette serie (na)zomerwandelingen. Binnen zeer afzienbare tijd gaan we weer verder met de reeks FHM’s A-viertjes.

Frans Mensonides
19 oktober 2010
Er geweest: zondag 3 oktober 2010


Eerder verschenen in deze reeks:
1) Middelharnis – Stad aan ‘t Haringvliet, ofwel: Horizontale houtopstanden (29/08/2010)
2) Maer- of Korendijkroute, ofwel: Castricummer bakens (14/09/2010)

3) Putten – Drie via het Solsche Gat, ofwel: ‘Situatie gewijzigd’ (17/08/2010)


 

© Frans Mensonides, Leiden, 2010


<< naar thuispagina Frans Mensonides