Gaan voor goud: de alchemist

Zedeprinten Startpagina <<< De alchemist (Inleiding) <<< De alchemist (vertaling) <<<


Alchemie was een eeuwenoude kunst die al werd beoefend in de klassieke oudheid. Het voornaamste doel van de alchemisten was: onedele metalen, zoals lood, veranderen in goud. Sommige alchemisten hielden zich echter bezig met een ander, minstens even ambitieus project: het ontwikkelen van een ‘levenselixer’, een verjongingsdrankje dat de drinker de eeuwige jeugd zou schenken.

Transformatie en zuivering

Volgens de opvattingen van de wetenschap in Huygens’ tijd bestond alles in de natuur uit een combinatie van vier elementen: water, vuur, aarde en lucht. Via een transformatieproces kon men een bepaalde stof omzetten in alle andere stoffen, als men het tenminste goed aanpakte. Lood werd gezien als een minder zuiver metaal dan goud. Het was als het ware ziek en kon weer gezond gemaakt worden door het te zuiveren. De steen der wijzen zou daarbij een belangrijk hulpmiddel zijn en was ook onmisbaar bij het ontwikkelen van het levenselixer. Deze ‘steen’, een rode, poederachtige substantie, zou alle onedele metalen kunnen genezen en daardoor veranderen in goud.

Hoe de steen der wijzen te fabriceren? Dikke, dikke boeken waren erover volgeschreven. Er zou een reeks van een dozijn zeer ingewikkelde chemische processen voor nodig zijn. Daarbij moesten alle stappen precies uitgevoerd worden zoals voorgeschreven, en dat ook nog bij een gunstige stand van zon, maan en planeten. Ook de geestesgesteldheid van de alchemist zelf zou een goede of kwade invloed kunnen uitoefenen op de resultaten. Vielen die tegen, dan weet de alchemist dat aan eigen fouten of aan materiaalpech. Zo werd de arme alchemist uit Huygens’ zedeprint ’s nacht uit de slaap gehouden door gedachten aan wat er allemaal mis was gegaan in zijn laboratorium.

 

Voor de ziel of voor het goud

Veel alchemisten hielden zich uit godsdienstige, spirituele motieven bezig met zulke experimenten. Het zuiveringsproces dat lood in goud zou kunnen veranderen, liep parallel aan de loutering van hun eigen ziel. Op de afbeelding hierboven zie je het laboratorium van zo’n door spirituele motieven gedreven alchemist. Het altaar (links) neemt een voornamere plaats in dan het laboratorium (rechts). Op een tafel liggen muziekinstrumenten en een weegschaal, symbolen van een ziel die in balans is en in harmonie verkeert. Op de foto rechts een ander laboratorium van een serieuze alchemist, nagebouwd als wassenbeeldenkabinet.

De ordelijke werkplekken van deze alchemisten staan in schril contrast met de chaos op de prent van Brueghel hieronder. De eigenaar van dit lab behoorde tot de veel grotere groep van alchemisten die platweg uitwaren op goud. Geldzucht is hun motief; het is die mentaliteit die Huygens hekelt in De alchemist. Rook speelt een belangrijke rol in dat gedicht. Het lab van de alchemist hangt er vol mee; zijn hoop en zijn geld zijn letterlijk en figuurlijk in rook opgegaan.

 

 

Hofleveranciers

In hofkringen bestond grote belangstelling voor het werk van de alchemisten. Immers: goud betekende geld, en geld betekende macht, onbeperkte macht. Lood was er genoeg op de wereld; als je dat allemaal kon omzetten in goud...

Aan veel hoven waren alchemisten verbonden die dik betaald werden om hun vorst grote goudvoorraden in handen te spelen. Maar dan moest dat goud er wèl komen, wilde de alchemist in de gunst blijven. De alchemist uit Huygens’ karakterschets komt al voor de derde keer aankloppen om subsidie voor zijn experimenten, en krijgt een pak rammel. Daarmee kwam hij nog goed weg: veel van zijn vakgenoten werden gevangengezet omdat zij geen goud geproduceerd hadden, of gegijzeld totdat ze een forse goudklomp aan hun opdrachtgever zouden tonen.

 

Vertwijfeling, en toch nog succes

In Huygens’ tijd had de alchemie zijn langste tijd gehad. Steeds meer geleerden begonnen te twijfelen aan de mogelijkheid om metalen in andere metalen te transformeren. Het maken van goud scheen maar zelden te lukken, en van degenen die succes claimden, waren er al velen ontmaskerd als bedriegers.

Van lieverlee gingen alchemisten over op andere middelen van bestaan, zoals bereiding van geneesmiddelen. Hun verwachtingen waren minstens even hoog gespannen als die van de goudzoekers: zij streefden naar ontwikkeling van een panacee, een geneesmiddel tegen alle kwalen.

De alchemisten waren de kwartiermakers voor de moderne chemische en farmaceutische wetenschap. In 1980 slaagde de Amerikaanse atoomfysicus Glenn Seaborg erin, in een kernreactor goud te produceren uit bismut en lood. Hij verwezenlijkte daarmee toch nog de droom die alchemisten gedurende twee millennia gekoesterd hadden. Maar het experiment was verschrikkelijk kostbaar en leverde nog geen milligram goud op – een resultaat waarover Huygens fijntjes geglimlacht zou hebben.


Meer weten?

C. Huygens, Zes zedeprinten. Ingeleid en voorzien van annotatie en cultuurhistorische toelichting door een werkgroep van Utrechtse neerlandici. 2e dr. Utrecht 1976. Ruygh-bewerp 4. p. 74-78.

H.A. Klein, Graphic Worlds of Peter Bruegel the Elder. Reproducing 64 Engravings and a Woodcut After Designs by Peter Bruegel the Elder. New York 1963. p. 171-173.

H.A.M. Snelders, ‘Alchemie rond 1600’. In: A. Klukhuhn, De Eeuwwenden. Deel 1. Renaissance 1600. Natuurwetenschappen. Utrecht, g.j. (ca. 1999). Studium Generale reeks 8807.


© Frans Mensonides, Leiden, 2007, 2009