LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
302. SPAGHETTIFICATIE
(2): DICHTER BIJ HET ZWARTE GAT IN LEIDEN (09/04/2024)
301. HET BESTE, HET ALLER-, ALLER-,
ALLERBESTE UIT 99 FHM's A-VIERTJES (31/03/2024)
300. FRISSE
WIND IN LAREN; IMPRESSIONISTEN VANHET NOORDEN (25/02/2024)
299. SPAGHETTIFICATIE;
'INTO THE BLACK HOLE' IN VALKHOF MUSEUM (11/02/2024)
298. DE
MIDDELEEUWEN DOORMIDDEN ZAGEN; HET
JAAR 1000 (07/01/2024)
297. PILAARBIJTERS
EN VARKENSSCHEERDERS; DE
BRUEGHELS IN EEN TIJDSLOT (24/12/2023)
Links:
Een vrouw in kimono siert de straten van Laren. Rechts:
foto van George Breitner, door mij overgefotografeerd op de
tentoonstelling.
In de voor-voor-vorige aflevering van deze rubriek
- inmiddels
al 23 weken geleden - was ik in Singer Museum Laren voor de
tentoonstelling ‘Frisse
wind, impressionisten van het noorden’. Er werd toen een aparte
expositie aangekondigd,
gewijd aan één van die noordelijke impressionisten: George Hendrik
Breitner
(1857-1923). De erg merkwaardige werktitel luidde: ‘George Breitner,
Schilderbeest’. Uiteindelijk heeft men de kwalificatie ‘schilderbeest’
laten
vallen en heet de expositie nu zeer kortweg: Breitner.
Misschien was er te weinig over zijn
privéleven bekend om te
kunnen uitmaken of hij echt wel een ‘beest’ was; veel informatie wordt
op de
tentoonstelling niet gegeven over de mens achter de schilder. Maar voor
hem zal
in ieder geval wel de Oudhollandse volkswijsheid: ‘Hoe schilder, hoe
wilder’
gegolden hebben.
Breitner was onconventioneel en wierp
graag stenen in de
vijvers van de gegoede burgers, die zijn tentoonstellingen soms
tut-tuttend
bekeken. Hij was een geboren Rotterdammer, werd in zijn beginjaren
gerekend tot
de Haagse school, maar zou uiteindelijk bekend komen te staan om zijn
straattaferelen
uit Amsterdam.
Ik ging ook deze tentoonstelling
bekijken. Van de winter worstelde
ik in Singer al met de term: impressionisme, waaronder iedereen iets
anders
verstaat. Deze keer worstel ik met Breitners baanbrekende
schildertechniek.
Moeilijk te doorgronden voor iemand die nooit een schilderkwast in zijn
hand heeft
gehouden (behalve dan op de kleuterschool, toen ik mijn schilderwerken
placht
te signeren met levensgrote rode letters: FM).
Met de tekstuele toelichting op de tentoonstelling kan ik ook niet
altijd
evenveel. ‘Zijn kunst is verf en voorstelling tegelijk. [Hij benadrukt]
de
uitdrukkingskracht van zijn materialen in plaats van te zoeken naar
vormvastheid’. ?????
Maar het komt erop neer dat Breitner niet altijd alles ragscherp
schildert, maar
meer zoals een kippig iemand het ziet als hij in het verschiet tuurt.
Hij
suggereert zijn onderwerpen soms meer dan dat hij ze echt tot in detail
uitwerkt,
en de beschouwer vult het zelf in. Zoiets moet het zijn.
‘Wat zien we wanneer we met onze neus
boven op Breitners
schilderijen en tekeningen staan?’, vraagt de tentoonstellingstekst ons
ook nog.
Maar schreef ik van de winter bij Singer al niet, dat je dat nou net
niet moet
doen met impressionistische schilderijen: er een natte neus tegenaan
drukken?
Marc de Beyer, directeur van Teylers
Museum Haarlem, laat in
het NPO-programma ‘Nu te zien’ ook zijn licht
schijnen op deze tentoonstelling
van een concullega (achter betaalmuur, maar NPO Start kost maar 3 euro
per
maand).
Maar nu mijn eigen tentoonstellings
top-5.
*1* De hoefsmid (1881/1883)
Breitner had iets met paarden. In
1881 droeg hij een
paardentafereel bij aan Hendrik Mesdags Panorama van Scheveningen,
thans bekend
als Panorama Mesdag.
‘De hoefsmid’ van de jonge Breitner
is meteen al aardig
onorthodox, in dier voege dat het centrum van het tafereel wordt
gevormd door
een kolossale paardenkont.
*2* Plein bij avond (1887/1890)
Paardentrams die laat op de avond
gereed staan op de Dam van
Amsterdam, op een herfstdag met vies weertje. Drenzerig, regenachtig
weer heeft
in Amsterdam een tijdlang ‘Breitnerweer’ geheten.
Dit schilderij is een mooi voorbeeld
van Breitners weinig
gedetailleerde manier van schilderen: de verregende paarden en het
licht in de
trams met een paar streken weergegeven. Elektrisch licht, denkt De Beyer, maar dat lijkt me
stug, in een
paardentram. Het zullen wel walmende petroleumlampjes geweest zijn,
voor nog
meer regenavond-sfeer.
*3* Model zoekt haar kleren bijeen
(1893)
In de periode 1886-1893 schilderde
Breitner vaak vrouwelijk
naakt. De modellen zocht hij zowel in het Haagse nachtleven als in zijn
eigen
kringen. Ook zijn latere vrouw, Marie Jordan, poseerde wel ongekleed
voor hem.
Veelal waren de gezichten van de naakte vrouwen iets minder duidelijk
te zien
dan sommige andere lichaamsdelen, net in de schaduw, bijvoorbeeld. De
dames
wilden liever niet door heel Den Haag herkend worden op straat.
Ook van de vrouw op dit schilderij
zien we het gelaat niet.
Ze raapt haar kleren bijeen na naakt geposeerd te hebben; alweer een
ongebruikelijk tafereel uit de koker van Breitner.
In 1894 heeft Breitner syfilis
opgelopen (ja, dat komt er
soms van!). Door die ziekte werd zijn gezichtsvermogen ernstig
aangetast. Hij
bracht een tijd door in de Inrichting voor Ooglijders. Daarna
produceerde hij
een reeks schilderijen van vrouwen in kimono, om het schilderen weer op
te
pakken.
*4* De Dam bij avond (1891/1893)
Keek de Haagse chique nogal fronsend
naar al Breitners
naakte vrouwen; zijn collega’s deden hetzelfde wegens het feit dat hij
de fotocamera
inzette bij het schilderen. Voor zijn stadstaferelen trok hij dagenlang
en
avondenlang door de stad met een schetsboek én een camera.
De fotografie werd door schilders als
een minderwaardige
kunst gezien; niemand had het al over de ‘Tiende Muze’. Maar in
Breitners tijd
waren de camera’s wat handzamer geworden en de belichtingstijden wat
korter.
Bovendien was en
plein air schilderen, op straat dus, in Amsterdam
verboden,
dus al het werk moest verricht worden in het atelier.
In dit levendige uitgaanstafereel
lijkt het alsof Breitner zijn
‘camera’ niet goed heeft scherpgesteld. Wat dichtbij is, is vaag
weergegeven en
wat ver weg is, soms juist scherp. Het geeft een caleidoscopisch
effect. Breitner
schilderde overigens nooit een foto helemaal precies na, maar gebruikte
die vooral
als inspiratiebron.
*5* Buurtje in Rotterdam (1880)
Voor dit werkje was Breitner teruggekeerd naar zijn roots, zijn
geboortestad
Rotterdam.
Na de jaren 00 van de 20ste eeuw
heeft Breitner niet veel meer
geschilderd. Hij deelde het lot van velen die in hun jeugd tot de avant
garde behoord
hadden: vergetelheid op latere leeftijd. Zijn financiële toestand was
voortdurend zorgwekkend en er is zelfs ooit een crowdfundingsaktie voor
hem
gehouden, om het met een moderne term te zeggen.
Met Breitners geliefde Amsterdamse
paardentrams was het ook gedaan;
kort na de eeuwwisseling werden die in hoog tempo vervangen door
elektrische. En
wie wil die nou schilderen?
FHM
4 augustus 2024
Er geweest: woensdag 24 juli 2024
Er nog naartoe? Uiterlijk zondag 8 september 2024. Reserveren van een
tijdslot is
verplicht.
VOLGENDE AFLEVERING: 304. CORONA, COVID, COPILOT (20/08/2024)