12 forten, 13 wandelingen
Etappe 3: Rats, kuch en bonen

Deze dagen hoor je klagen en wel duizend dingen vragen
Maar doe niet zo zenuwachtig en hou je eendrachtig
De gevaren die we ontwaren, zullen Nederland wel sparen
Geen fanatisme, hou je optimisme
Elk die zuchten laat, die sticht veel kwaad
Want ons leger waakt en staat paraat
Niets is er wat meer wreeft of wringt
't Kokkie in de keuken zingt:

Rats, kuch en bonen, is 't soldatendiner
Rats, kuch en bonen, doe daar je maaltje maar mee
Steeds is ons streven, vrijheid van grenzen tot strand
Hollandse soldatenleven, voor ’t vaderland.

Rats, kuch en bonen (1939) van Lou Bandy

- - -

Hij was in de wieg gelegd voor cipier
Tierelierelier
Hij was in de wieg gelegd voor cipier
Tierelierelier
Zijn rammelaar was een sleutelbos
Hij speelde diefje zonder verlos
At water en brood met plezier
Tierelierelier

(…)

Na vijftig jaar werken bij het gevang
Tierelierelang
Na vijftig jaar werken bij het gevang
Tierelierelang
Vervulde men zijn grootste wens
Het bewaken van een beest van een mens
Dat woonde in een hiervoor versierde gang
Tierelierelang

Cipier (1964) van Jaap Fischer

 


De digitale reiziger wandelt deze zomer langs alle twaalf forten rond de stad Utrecht. Deze week een korte, doch boeiende etappe: een rondleiding in de ingewanden van Fort Vechten.

Naar de vorige aflevering


R. Wandeling Fort Rhijnauwen – Fort Vechten (vervolg); totaal 3 kilometer.

Klik voor de kaart

Anderhalve week na Wim uitgezwaaid te hebben op Utrecht CS, pak ik op dezelfde plek de fortendraad weer op. Ik klim aan boord van bus 41, richting Dorestad, die me naar de halte zal brengen waar we vorige week de fortentocht beëindigd hebben. Exact dezelfde halte langs die drukke Provincialeweg N411; het rondje moet geheel volbracht worden, zonder stukjes te smokkelen.

Niet elk stukje route is even boeiend; dit wandelingetje over de ventweg had ik mezelf toch ook wel kunnen besparen. Maar dan had ik ook dat kazematje niet gezien met dat geinige, groene, graffitimannetje erop.

Al snel kan ik de Achterdijk inslaan, bij een verwaarloosde appelbongerd waar de vruchten aan de bomen hangen te verrotten. De snelweg A12/E35 onderdoor, de spoorbaan naar Arnhem over, en ik betreed de buurtschap Vechten, gemeente Bunnik, gelegen in weids uiterwaardenlandschap.

Het is zondag vandaag, en dat betekent in de zomer meestal dat Fort Vechten - normaliter toneel van feestelijk bedoelde besloten bijeenkomsten - open is voor het publiek. Om 14:00 uur begint er een rondleiding; ik ben ruim op tijd, maar marcheer toch in een exercitietempo de Marsdijk op, richting fort; de militaristische naam brengt dat bijna automatisch met zich mee.

Maar de trimmers op dit dijkje zal ik nooit bij kunnen houden. Ze onderscheiden zich niet alleen van de wandelaars door hun snelheid, maar ook door hun hardlooptenue, de opzwepende muziek in hun oren en de verdaasde blik in hun ogen. Maar ze worden in snelheid (en doorgaans ook in kekke, kleurrijke uitmonstering) ruimschoots overtroffen door de wielrenners, die hier luid bellend en ‘opzij!’ en ‘oprotten!’ brullend, tussen de recreatiefietsers heen slalommen.

Het moet wel een ongelooflijk onaangenaam slag mensen zijn, te oordelen naar de verbeten, agressieve bekken waarmee ze op hun ros zitten; verstand op nul, blik op oneindig, kont omhoog. Zouden die gasten zich nou, net als professionals, ook volproppen met van die doping, waarover we de hele maand juli weer doorgezaagd zijn in de media, in het kader van de Tour de Farce, die jaarlijkse competitie voor farmaceuten en veeartsen?

Runners en fietsers hebben gemeen dat zij nooit omkijken, nooit opzij kijken naar het landschap, maar altijd strak vooruit. Voor wie zijn ze op de loop, voor wie zijn zij werkelijk bang? Dat is de onderzoeksvraag voor deze week. De inzender van het meest baanbrekende antwoord wint tien zakjes stierenbloed, met bijbehorende transfusieslangen, plus het handige boekje Honderd volkomen ongeloofwaardige smoezen voor wie betrapt is op dopinggebruik door Mart Smeets. Ikzelf houd het erop, dat ze diep in hun hart De Man vrezen. Die met de Hamer of die met de Zeis, daarover kan nog gediscussieerd worden.

Ik betreed het voorterrein van Fort Vechten, een oase, na het gewoel op die dijk. Het weiland is vandaag tevens parkeerplaats: HET FORT IS VOL, meldt een bord. Op de foto geen voorpost, maar een replica van een Romeinse wachttoren die ooit op deze plek gestaan zou kunnen hebben. Fort Vechten heeft in wezen de langste geschiedenis van allemaal. Het is gebouwd rond 1870. Maar al in het jaar 5 van onze jaartelling liepen hier soldaten rond, Romeinse legionairs, in wat toen nog Fectio heette.

Het castellum Fectio maakte deel uit van de limes, de versterkte grens van het Romeinse rijk (je bent geneigd, 'laims’ te zeggen, maar Engels kenden de Romeinen nog niet, al veroverden ze Groot-Brittannië en bouwden ze daar zelfs een muur van kust tot kust). De laims staat, in tegenstelling tot de modernere forten, wèl in de Canon van Nederland.

Fectio lag op een strategische plek, bij de splitsing van Rijn en Vecht. En op een natte plek; overstromingen waren hier aan de orde van de dag. Daar zaten die soldaten dan, tussen de wilden en in de klammigheid, terug te verlangen naar Roma, de stad der steden. Ik probeer me hun teleurstelling in te denken, met uitgerekend deze standplaats.

Ik beklim de houten wachttoren, die beneden de hoogtevreesgrens blijft, maar het uitzicht is niet spectaculairder dan beneden: vlak landschap met bomenrijen. Onder aan het torentje lopen lieden rond uit verschillende eeuwen; een man met een Napoleonsteek en een Romeinse legionair. Maar genoeg getalmd: het is vijf voor twee, de rondleiding staat op punt van beginnen!


S. Fort Vechten (Gemeente Bunnik)


Een dozijn fortwandelaars staat klaar voor de rondleiding. Onze gids is een zestiger die licht gebogen loopt en praat met een enigszins astmatisch, slepend stemgeluid. Mogelijk heeft hij in zijn leven te veel tijd doorgebracht in die lage, tochtige gebouwen. Maar dat heeft wel tot gevolg dat hij er alles van afweet. Hij weet het verhaal ook nog boeiend te brengen; forten zijn zijn fort, zoveel is duidelijk.

Zelf kan hij er niet bij geweest zijn, in 1939. Hoeveel mannen in Nederland zouden de meest recente mobilisatie nog kunnen navertellen uit eigen ervaring? Misschien geen een meer. Als je toen 18 was, ben je nu 86. Maar de bemanning van de forten was meestal ouder dan 18. De meesten waren reservisten, wat oudere mannen die van baan en gezin werden weggerukt om maandenlang door te brengen onder beroerde omstandigheden (zie bijvoorbeeld dit stukje over Fort Voordorp).

Op Fort Vechten zijn nog steeds militairen. Ze groepen bijeen in oudmodische soldatenpakken om de open zondagen op te luisteren en de sfeer er helemaal in te brengen. Op de latrines zaten ze in ’39 knus schouder aan schouder te kakken, hunkerend naar huis en haard.

Fort Vechten kon 600 man herbergen. In vredestijd had het fort een veel kleinere bezetting. De militairen verbleven er maximaal drie maanden. Daarna hadden ze meestal reumatiek, schimmel, bronchitis en misschien nog wel claustrofobie ook. Dan mocht men weer een poosje in een echt bed slapen.

Er waren op een fort geen kazernes of zelfs ook maar slaapzalen. Men sliep gewoon in de batterijen, in die gewelven zoals hier op de foto. Zomer en winter heerst er een temperatuur van 12 graden. De wandelaars huiveren. De soldaten overnachtten in die vochtige gangen, op uitklapbare planken die aan de wand waren bevestigd (zie de haken op de foto boven dit hoofdje, links). Of men sliep op britsen (foto rechts). Die stonden opgesteld in de schuin aflopende gangen, en liepen zelf ook schuin af, zodat je toch nog min of meer recht lag.

Als er oorlog dreigde, was het inschikken. Slapen tussen honderden snurkende, boerende, ruftende, rukkende medesoldaten… Ze konden iedereen gebruiken. Mijn oma vertelde eens dat haar broer voor de militaire dienst was afgekeurd wegens wat ze toen wel zwaarmoedigheid genoemd zullen hebben. Maar hij was wel reservist, en in 1914 kreeg hij toch een oproep. 4 jaar mobilisatie, zwaarmoedig of niet.

De ruimte voor de kanonnen valt niet te fotograferen, zo krap. Je schoot door een kleine, gewelfvormige opening over de fortgracht heen; het flankschieten. Bij elk schot braakte het kanon een vette rookwolk uit die zijn weg naar buiten zocht door een soort bovenlichtje.

Iets moderner geschut staat in de mitrailleurkazemat. Op de foto een van de weinige in Nederland die nog intact is. De Duitsers ontmantelden ze bijna allemaal; het gietijzer konden ze uitstekend gebruiken.

‘Kazemat’ komt uit het Spaans en betekent Huis des doods, volgens onze gids - en ook volgens een lezer die reageerde op een eerdere versie van dit stuk: 'Casa is huis; mata (derde persoon) is afgeleid van het werkwoord matar (doden).' Volgens de Wiki is kazemat Spaans voor Gewapend huis, maar wellicht behoeft de populaire webencyclopedie op dit punt aanpassing; er wordt heel wat afgesleuteld aan dat ding, de laatste tijd. Van Dale doet ook nog een duit in het zakje: het komt uit het Grieks, via het Italiaans, en betekent: grote, gapende ruimte; gewelf. Gewelf van geweld, zoiets.

De gids vertelt hoe stom sommige soldaten, veelal boeren, waren. Zelfs het verschil tussen links en rechts was ze maar moeilijk bij te brengen, wat tot lastige situaties kon leiden bij het exerceren. Wie van hen kon lezen, werd al snel bevorderd tot korporaal. Een vrouw uit ons gezelschap gelooft niet dat het zo erg was, maar de gids zegt, het in de archieven met bewijzen te kunnen staven. In dit geval geloof ik hem op zijn woord.

Een bizarre moderne attractie. In een remise staat achter een roldeur een tweepersoonsbed. Je kunt hier op Fort Vechten een huwelijk afsluiten en vervolgens de huwelijksnacht doorbrengen in dit bed.

Dan betreden we het reduit, het fort-in-het-fort, achter een gracht, waar de militair veilig was voor al het wapentuig dat in die tijd was uitgevonden. Nog meer britsen, nog meer tochtige slaapplekken. Vleermuizen voelen zich hier beter thuis dan mensen. Een gedeelte van het reduit is voor de laatsten verboden terrein, het is een vleermuizenreservaat.

Er is een kookplaats waar het soldatenvoedsel bereid werd, inderdaad: rats, kuch en bonen, net als in het liedje. Kuch is keihard soldatenbrood, meer gezond, meer voedzaam dan lekker. Rats was het voer dat gisteren, eergisteren en eer-ergisteren was overgebleven en nu als stamppot werd opgediend.

De soldaten spoelden het weg met een beker eerlijk fortenwater. Elk fort had een eigen water’leiding’. Het was regenwater dat door de aardebedekking was heen gesijpeld en werd opgevangen in stenen bakken. Volgens de huidige voorschriften mag het niet meer als drinkwater gebruikt worden. Onze gids zegt dat hij het desondanks toch wel zou durven drinken. Er worden trouwens regelmatig rats-, kuch- en bonenmaaltijden georganiseerd voor de vrijwilligers en medewerkers van de Hollandse Waterlinie. Wij griezelen; dat merkwaardige fortenvolkje….

Midden in het reduit had je de cel (midden op de foto boven dit hoofdje). En is een reduit een fort in een fort, die petoet moet wel een hel in een hel geweest zijn. Hier maximaal veertien dagen op water en brood… Er werd ofwel één man in opgesloten ofwel drie. Nooit twee. Dan zouden zich rare dingen kunnen gaan afspelen tussen in beginsel heteroseksuele huisvaders. Nu kunnen de bezoekers zich best voorstellen dat het met drie man in dat opzicht ook best gezellig had kunnen zijn, maar voor de regelgevers van de 19e en 20ste eeuw ging dat boven het bevattingsvermogen.

Later troont de gids ons nog mee naar het bezoekerscentrum. De Nieuwe Hollandse waterlinie staat hier helemaal op de kaart, van de Biesbosch tot nabij Amsterdam, waar hij overgaat in de Stelling van Amsterdam. 85 kilometer lang, 3 tot 5 kilometer breed en met een stuk of 50 fortificaties beschermde het Holland tegen verovering. Veel staat er nog en veel is nog te bezichtigen, je vindt het op de site van de Hollandse waterlinie. Deze maand is het trouwens Fortenmaand, met veel mogelijkheden tot bezichtiging van fortificaties die normaliter gesloten zijn.

De Nieuwe Hollandse Waterlinie was de opvolger van de Oude, die stamt uit de tijd van de watergeuzen en de Spanjolen. Het Utrechtse halvemaantje is slechts een onderdeeltje in het radarwerk. De twee forten op de voorgrond zijn Jutphaas en Vreeswijk, de twee kiemen waaruit de slaapstad Nieuwegein gegroeid is. Die ga ik misschien ook nog doen, als toegift op de Utrechtse fortentocht. Eerst naar een fort dat – hoe misplaatst! – ’t Hemeltje heet.

Frans Mensonides
14 september 2007
Er geweest: zondag 26 augustus 2007


© Frans Mensonides, Leiden, 2007


Naar de volgende aflevering >>>

<< naar thuispagina Frans Mensonides