Jaargang 5 Aflevering 3 ZATERDAG 25 MEI 2002

Deze column is afkomstig uit het archief van REFLEXXIONZZ!
Klik hier voor de meest recente aflevering.

Reis- en beursverslag

Te denken geven

Na het (tijdelijk) beëindigen van mijn internet-schrijfactiviteiten liep ik eerder dit voorjaar soms wat doelloos rond over de wereld. Mede daarom ging ik gaarne in op de uitnodiging van een trouwe (ex-)lezer uit Haaglanden, hem te vergezellen naar de Intertraffic-beurs in de Amsterdamse RAI. Op de Intertraffic zijn elk jaar allerlei nieuwe snufjes te zien op het gebied van verkeer en vervoer. Het is geen exhibitie waarvoor je als particulier het toegangsbedrag van Eu. 20 over zou hebben, maar hij had twee vrijkaarten gekregen via zijn werk.

Op een donderdag gingen wij derwaarts. Daar de beurs pas aanving op de herentijd van 11.00 uur, hebben we eerst een uurtje doorgebracht op de wandelpier van Schiphol, waar we talloze vliegtuigen zagen opdoemen uit, en verzwolgen worden door de hardnekkige nevel die in de Haarlemmermeer vaak boven de polder hangt. En we keken naar de bedrijvigheid die heerste rond de geparkeerde luchtkastelen. Die kofferkarretjes, voortgetrokken door een soort diesellocomotief, lijken soms net treintjes, ook al lopen ze niet over rails. Leuk om ze te volgen in hun route over het platform.

Ik filosofeerde, dat luchtvaart een buitenbeentje is in het mobiliteitswezen. Het wordt in ieder geval niet tot openbaar vervoer gerekend; althans ROVER houdt zich er niet mee bezig, en ik weet niet eens of luchtreizigers wel een uitlaatklep hebben voor hun klachten, in de vorm van een belangenvereniging. Op Intertraffic zouden wij in de loop van de dag niets tegenkomen over vliegtuigen; alleen verkeer over de weg en over rail kwam in de RAI aan bod.

Intertraffic is een vrij rustige beurs, geenszins vergelijkbaar met The Internetworking event die ik daar een paar jaar geleden bezocht, vol hypes, potsenmakers en misselijkmakend kabaal. Bovendien kwam ik daar beroepshalve, en hier alleen maar om redenen van hobbyisme, zodat ik me opmaakte voor een ontspannende dag.

Bij de inschrijfbalie moest je opgeven wie je was, en welk bedrijf / instelling je vertegenwoordigde; gegevens die vervolgens werden afgedrukt op een zichtbaar te dragen badge. Ik vulde in: “De digitale reiziger”, en als functie “directeur”. Daardoor (toch nog iets bereikt op deze wereld) raakte ik meteen al in een wat melige, vaag-euforische stemming, die me de hele dag niet meer verlaten heeft.

Het begon al bij het eerste stalletje. Dat was verpacht aan een leverancier van verkeersborden, -zuilen, -tekens en -paaltjes. Er sprong een vertegenwoordiger op ons af met de vraag, wat de core-business van De digitale reiziger was. “Och, core-business, dat is eigenlijk wel een groot woord”, antwoordde ik. “U bedoelt wat we zo’n beetje doen? De digitale reiziger is feitelijk een internetsite met reisverslagen over openbaar vervoer. En ik ben toevallig de directeur!”.

De man keek enigszins gepuzzeld. Wat waren dit voor lieden? Twee serieuze mensen waaraan zijn zaak misschien iets zou kunnen verdienen, of twee halve garen? “Maar hoe komt u dan aan inkomsten?”, parafraseerde hij zijn eerdere vraag, “wie zijn dan uw klanten of geldschieters?”
-“Ik krijg nooit een cent”, antwoordde ik. “Het is een hobby. Mijn brood, dat verdien ik met iets heel anders, wat niets met mobiliteit te maken heeft”

Nu schrapte de man de mogelijkheid “potentiële klanten” door, zodat hij alleen nog “halve garen” overhield. Op zijn verkopersgezicht zag ik een radeloze blik verschijnen; hoe kwam hij van die twee af?

Maar gelukkig liep mijn metgezel door, en ik achter hem aan. Hij had in het belendende stalletje, dat toebehoorde aan een Zweedse fabrikant van straatmeubilair, een abri ontdekt die hem maar matig beviel. “Er staat er bij mij een in de buurt”, zei hij tegen een goedgepakte en gedaste vertegenwoordiger van de Zweedse firma. “Het ziet er wel mooi uit, maar je moet er niet in gaan staan als het regent of waait. Hij is te smal, en het dak zit veel te hoog. Als hij er nu zo had uitgezien [hij pakte een glanzende folder van een stapel en begon er met een pen in te strepen] dan was het misschien nog wat geworden. Maar dit? Goed waardeloos!” De uitbater van het stalletje had hierop opvallend weinig respons. Hij vergat zelfs, netjes te bedanken voor het afgegeven signaal.

De Intertraffic wordt bezocht door beleidsambtenaren, verkeerswethouders, en vervoersdeskundologen, niet door eindgebruikers. Gedurende de rest van ons bezoek maakten we ons overal bekend als OV-reizigers, en voorzagen we de standhouders vanuit die praktijkervaring van harde kritiek en, waar gepast, van milde lof. De nieuwe kaartjesautomaat van NS kon onze goedkeuring wegdragen, maar Dynamische reizigersinformatiesystemen, die vrijwel nooit goed werken, werden tot op het bot versplinterd.

Het DRIS in mijn eigen Leiden bleek op Intertraffic de rol te vervullen van lichtend voorbeeld. Wel vijf keer kwamen we een maquette ervan tegen, bij alle firma’s die een rol gespeeld hebben bij het ontwerp en de aanleg. Het systeem, nu drie jaar oud, slaagt er slechts in ca. 80% van de gevallen in, bij benadering het juiste lijnnummer, vertrektijdstip en de bestemming te voorspellen van de bus die komt voorrijden op het perron. Ik was niet te beroerd, dit feit uit de reizigerspraktijk te melden aan de vertegenwoordigers, maar die werden er niet koud of warm van. Zij hadden een compleet, goed werkend systeem opgeleverd; voor het onderhoud voelden ze zich niet verantwoordelijk.

Bij één van die kramen was het Leidse DRIS niet alleen te zien op een maquette, maar stond het ook schematisch afgebeeld op een levensgroot 23-inch computerscherm. Er gebeurde van alles op dit scherm. Ik zag bus 54 van 12.08 vertrekken naar de bollenvellen, en vroeg aan de vertegenwoordiger of dit nu een real-time weergave was van de situatie op het Leidse busstation. Zijn antwoord verbijstert me tot de dag van heden: “Nee meneer, dit is maar een simulatie. Ik kan er wel life op inprikken, maar gegarandeerd dat er dan in Leiden zelf straks iets misgaat”.

Het aantal stalletjes was te groot om alles te zien. Vaak brachten we er slechts 30 seconden door, voldoende om ons te vergrijpen aan de schaal met versnaperingen, de stapel folders of de hebbedingetjes met de firmanaam en het logo van de uitbaters. Vooral die canvas tassen zijn handig. Je kunt er alles inproppen, en, als hij vol is, de hele mikmak met tas en al in een nog grotere tas mieteren. Behalve dan het luxe schrijfblad, in een onhandige draagkoffer, waar mijn trouwe lezer de hele dag mee gezeuld heeft, maar die ik zelf achter een pilaar geflikkerd heb toen hij me te zwaar werd.

Alleen in materiële zin neem je iets mee, van zo’n beurs. Met de nieuwe snufjes viel het wat tegen. “Er is precies hetzelfde als acht jaar geleden”, zei mijn metgezel. Inderdaad: veel elektronische systemen die in de jaren 90 van de vorige eeuw al revolutionair waren, en heel erg veel van hetzelfde.

Minstens 12 keer hebben wij een “U rijdt te hard”-systeem gezien, je weet wel: grote oplichtende digitale cijfers, die de haastige automobilist zijn onverantwoordelijk rijgedrag vóórhouden, uitgedrukt in kilometers per uur. “Zou zoiets nou echt helpen”, hadden we ons al een paar keer hardop afgevraagd. “Zou dat nou echt helpen”, hoorde ik bij een zo’n kraampje vragen door een bekende stem. Hij behoorde toe aan een beleidsambtenaar Verkeer en Vervoer, die ooit een collega van mij was bij de meest opmerkelijke gemeente van Zuid-Holland. Ongetwijfeld was hij uitgezonden om zich op “U rijdt te hard”-systemen te oriënteren, en zou hij in de loop van de middag alle 12 stands bezoeken om daar diezelfde strijdvraag op te werpen. Nu, in zijn dorp zal het in ieder geval zeker niet helpen; zo goed ken ik de inwoners wel.

Op een onbewaakt ogenblik moeten wij de grens gepasseerd zijn tussen Intertraffic en de Bouw-Beurs, die tegelijkertijd plaatsvond in de RAI. In deze hal zag men mij, als mobiliteitsdirecteur, niet meer staan. Niemand sprak ons nog aan, al duwde ik ze mijn badge bijna onder de neus.

Vermoeid zegen wij neer op een stoel, in de hoek van een soort podium. We bleven gewoon glashard zitten, toen even later op dit verhoog een voorstelling begon; zo’n bui hadden we. Twee jongelieden die zich verkleed hadden als wat Gerard Reve “loodgietende prijsdieren” zou noemen, zongen cabareteske liederen, met het bouwwezen tot onderwerp. Verder zaten er op het toneel acteurs gereed, die daarna een sketch zouden opvoeren. Enkele toeschouwers keken verbaasd in onze richting, of we misschien ook deel uitmaakten van het gebodene. We gaven geen krimp, en blikten brutaal de zaal in, zonder plankenkoorts. Alleen zou ik het niet gedurfd hebben. Op een gegeven moment liep de meerderheid van de toeschouwers walgend weg, maar dat kwam niet zozeer door ons, als wel door de twee loodgietende prijsdieren, die een lied hadden aangeheven over bouwfraude.

Op mijn sterk aandringen verlieten we de RAI, voordat de twee zangers ook nog zouden beginnen over de in gang zijnde bouwstaking. Bleek en een beetje misselijk waren we: bij ruim 50 stands hadden we ons te goed gedaan aan zuurtjes, dropjes, pralines, miniloempia’s, chocolaatjes, flikken, biscuitjes, luxe-koeken, kauwgom, toffees, appels, peren, koffie, thee, cacao, M&M’s en wat dies meer zij; de onweerstaanbaar verleidelijke koek en zopie van het beurswezen.

We zijn desalniettemin nog met de tram heen en weer geweest naar het Centraal Station, en vervolgens nog naar Amstelveen; dat alles op drie strippen per persoon, want er wordt altijd erg ruim gestempeld door Amsterdamse tramconducteurs. Vergeefs keken we uit naar de Combino, het nieuwe, pas afgeleverde tramtype (achteraf hoorden we, dat die toen alleen nog maar werd ingezet op lijn 13), maar wel hadden we in Amstelveen het geluk, een Duisburgse vierbaks-tram gereed te zien staan, die door het vervoerbedrijf van die stad is uitgeleend aan lijn 5 van het GVB.

Onderweg geviel iets heel merkwaardigs, waarover we de rest van de dag vruchteloos hebben nagepraat. De reiziger uit Haaglanden dronk uit een melkpak, om zijn ingewanden voor te bereiden op de komende slag bij de Burger King, en dit ontlokte aan een voorbijganger de opmerking, “je bent zeker een filosoof, dat je melk drinkt”. Nu ga je in een stad als Amsterdam al gauw voor filosoof door, maar een verband tussen melkconsumptie en het beoefenen van de wijsbegeerte leek ons toch erg onwaarschijnlijk. De meeste grote filosofen waren gek, of alcoholist.

Zo hebben wij niet alleen te denken gegeven, maar ook te denken gekregen. Mede daardoor was het een geslaagde dag. Als ik mijn website niet had opgeheven, dacht ik op de terugweg, zou ik er zeker een stukje over geschreven hebben.

Frans Mensonides

Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! In de rechterkolom.

Pasfoto Frans Mensonides

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

Deze rubriek verschijnt onregelmatig, maar gemiddeld twee keer per week, en maakt deel uit van de sluimerende site De digitale reiziger.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Je weet dat je 'uit' bent, als... ...je favoriete winkels altijd gesloten worden - Di. 21.05.2002
- - - -
REFLEXXIONZZ! terug! Waarin opgenomen de column: De 100 dagen van Pim Fortuyn - Vr. 17.05.2002
- - - -
50.000 Beloning voor arrogant schrijversschap, en boete voor loslippigheid - Zo. 28.10.2001

Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden


De uitsmijter, door Fris Spr!ts

Op grote sex-party in Zaandam zijn alleen naakte of in leer geklede bezoekers welkom.

Leerplicht!

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts.


© Frans Mensonides, Leiden, 2002