De nieuwste Hermes-bus; gefotografeerd bij station Roermond
Langs lange lijnen is de langst lopende serie op De digitale reiziger. Al sedert begin 1998 nemen wij van tijd tot tijd een lange buslijn, d.w.z. een lijn met een rijtijd van minstens 100 minuten van begin- tot eindpunt. Hier vind je het complete overzicht van alle in deze reeks verschenen artikelen.
Langs deze rivier loopt ook een spoorlijn, niet verrassend bijgenaamd "De Maaslijn", die onder meer stopt in dezelfde twee plaatsen. Ook die lijn staat al enige tijd op het programma, en wel voor de onregelmatig verschijnende reeks "Boemelen met NS". Ik hoopte deze twee lijnen zuinigjes te kunnen combineren in één reisdag. Bij nader inzien maakte ik er toch twee dagen van; Limburg is een eind weg, en als ik, uit eerder genoemde zuinigheidsoverwegingen, Leiden na 09.00 uur wil verlaten, ben ik pas rond het middaguur in Venray.
Het worden dus twee reisdagen, en twee artikelen, één voor de bus en één voor de trein. Dat ik met de bus begin, vindt zijn oorzaak in de beruchte datum van 10 juni 2001, die gevaarlijk dichtbij komt. Op diezelfde dag gaat namelijk óók voor diverse busbedrijven een nieuwe dienstregeling in, en daarbij gebeurt het nogal eens, dat een lange lijn gesplitst wordt in twee of meer korte. Ik weet niet wat Hermes van plan is, maar wil niet het risico lopen van een vergeefse reis naar deze uithoek.
Station Oostrum
Lijn 29 stopt bij dit station. Maar ik wil Venray niet verlaten, zonder de plaats van die naam bezocht te hebben. Op een stadsplattegrond probeer ik op te zoeken, of ik misschien met dezelfde lange lijn in het stadscentrum kan komen. Dat wordt niet geheel duidelijk. De kaart toont maar liefst drie vertakkingen van lijn 29. De ene leidt via Oostrum in de richting van de Maas, de tweede gaat over de Stationsweg richting centrum; de derde doet dat via de Dunantstraat. Helaas lopen de laatste twee takken op onverklaarbare wijze dood halverwege station en centrum; bovendien zie ik op de bushalte bij het station alleen maar een bordje voor lijn 29 naar Swalmen, en niet voor richting Venray.
Er is verder een lijn 27, naar Helmond, en een lijn 28, die dienst doet als stadslijn, totdat hij rond 18.30 naar de garage gaat. Maar die twee bussen heb ik net weg zien rijden. Dan rijdt er nog een Interliner, de 415. Die gaat van Venlo via Venray station naar Venray centrum, weet ik sedert 1996, toen ik deze lijn eens deed in gezelschap van Marcel. Maar Interliners mag je niet gebruiken voor lokale ritten; zelfs deze niet, die volgens een mededeling bij de halte, per 10 juni 2001 zal worden opgeheven. Daar heb je het al: die sakkerse 10 juni!
Te voet dus, kortom. "Venray 3", zegt een wegwijzer. Ik sla de Henri Dunantlaan in, een weg
langs grazige weiden, tot waar het oog reikt. "Venray 2", lees ik meteen om de hoek. Dat
schiet lekker op!
Ik passeer een fabriek van zonweringen, en een betonnen tunnel onder een snelweg door. Nu loop ik de bebouwde kom van Venray binnen. Die begint met een pas voltooide wijk, bestaande uit vierkanterige huizen. Overal hangen de vlaggen uit. Natuurlijk voor 1 juni (??). De eerste dag van de meteorologische zomer; iets anders weet ik niet te bedenken. Volgens het weerbericht zal het pinksterweekend gepaard gaan met heftige temperatuurdalingen, maar vandaag schijnt nog steeds de zon, en is het bijna 20 graden. De jas is al uit; de trui vergeefs meegenomen.
Midden in de wijk staan vier totempalen bijeen op een grauwe zandvlakte. Gemeentemannen
zijn hier gras aan het zaaien; het wordt misschien nog wat. Even verderop sla ik de
Stationsweg in. Er staat een huis met een rieten dak, dat Sonnevanck heet, een van de minst
originele huizennamen. Een paar hectometer verder zie ik "Café, Bar, Kegelbanen - Het
Perron". Toch nog een perron in Venray.
Er moet hier zoiets als een busstation zijn, maar ik kan het niet vinden. Vrijwel alle straten rond het centrum van Venray zijn opgebroken. In de Langstraat zie ik in de verte een bushalte. Als ik er ben aangekomen, blijken daar nu net allemaal bussen te stoppen, die niet naar het station gaan, en / of net weg zijn. En niemand op straat, aan wie ik de weg zou kunnen vragen. Wat je in Limburg so wie so niet moet doen: voor zover de mensen hier al bereid zijn, een Hollander te helpen, valt er zonder "Wat en Hoe"-boekje niet met ze te communiceren.
Ik sla de ene straat in, en de andere uit, en zie een bord Doorgaand verkeer, dat linea recta de hemel inwijst. Vroom volkje, die Limbo's. Op een straathoek sta ik te aarzelen: links of rechts? Er nadert een bejaarde man op een racefiets, een wat slordig type met een goorwit stekelbaardje, die tegen alle verkeersregels in de stoep op wil rijden, en wel precies op de plek waar ondergetekende zich bevindt. Ik sta lelijk in de weg; de man rijdt me bijna aan, en begint te bellen en me uit te schelden in een voor mij volstrekt onverstaanbaar koeterwaals. Ik weiger te geloven, dat deze geluidsbrij dienst moet doen als middel van mondelinge menselijke communicatie. Het lijkt meer op overgeven dan praten. "Hou je smoel, en spreek normaal Nederlands, ouwe imbeciel!", zeg ik. De man fietst door, over de stoep, en blijft al omkijkend en vuistschuddend naar me schelden. "Achterlijke ouwelvreter!", roep ik hem nog na.
Alweer een ontmoeting met zo'n sympathieke Limburger. En dan spreekt men over toenemende agressie bij de jeugd! Ik loop vijf minuten lang in willekeurige richting door Venray, bedenkend wat ik eigenlijk met die bejaarde fietser had moeten doen, stonden me geen wetten in de weg, en praktische bezwaren. Het minste was toch wel geweest: hem zijn rijwiel afnemen, het schuin tegen een muur plaatsen, en het met enkele forse trappen veranderen in een vormeloze hoop verwrongen staal.
In een minder rijpe fase van mij leven zou zo'n incident mij het plezier in een mooie dag
ontnomen hebben. Maar tegenwoordig bekijk ik iets dergelijks van de zonzij. Het levert weer
een paar alinea's tekst op in De digitale reiziger. Bovendien mag ik vanavond Godlof weer
naar huis, en hoef hier niet te wonen. Die gedachte stemt vrolijk. Schreef ik ooit niet, naar
aanleiding van een bezoek aan Maastricht, dat je in Limburg de spreekwoordelijke
gemoedelijkheid zelf in je hartje moet meedragen?
Fietsers mogen wat mij betreft allemaal opvliegen.
Automatisch
Ineens blijk ik midden in het busstation te staan, dat bestaat uit een soort hangar zonder voor- en achterdeur. Zoekt niet, en gij zult vinden. Nu wordt ook het raadsel opgelost van die van de plattegrond verdwenen lijn 29. Overal op het busstation hangt de volgende tekst:
Informatie lijn 27-29
Reiziger welke naar de Maasdorpen richting Venlo willen reizen moeten in de bus lijn 27 blijven zitten welke bij Venray NS Automatisch lijn 29 wordt en door rijdt.
Ten tweeden male passeer ik de zonweringenfabriek. Bij het station verandert de bus beslist niet automatisch in lijn 29; de chauffeur moet ervoor aan de zwengel van de lijnfilm draaien.
In Oostrum zakt het aantal passagiers tot vijf; rond dat aantal zal het gedurende de rest van de rit blijven schommelen. Bij nadering van Wanssum, waarvan ik tot vandaag heb aangenomen dat het in Friesland lag, zie ik een torenhoog flatgebouw, dat wel wat lijkt op een graansilo. Bij nader inzien is het dat ook; "Landbouwbelang" staat erop. Hij kijkt uit over een binnenhaventje langs de Maas.
De bus luistert naar nummer 5261, koerst af op minstens zijn tiende verjaardag, en heeft een eigenaardige motor, die telkens hoe... hoe... hoewieeeeejjjjj! doet, met klaaglijke uithalen, alsof hij er helemaal geen zin in heeft om steeds maar in lijn 29 te veranderen, en naar Swalmen te rijden. We doorkruisen de uiterwaarden langs de Maas. Limburg vertoont hier nog nauwelijks de heuvels waar de provincie beroemd om is.
Blitterswijck is een typisch Limburgs dorpje, met een kroeg, een crucifix en een kapelletje. Een ex-collega van mij is hier stil gaan leven, na zijn VUT. Ik kan me zijn afscheidsfeest nog herinneren, zo'n jaar of 15 geleden. Hij onderging het in gezelschap van zijn mannelijke levenspartner, een gepensioneerd bankdirecteur. Nu was het de gewoonte bij ons op de zaak, dat voor een vertrekkende medewerker sketches opgevoerd werden, waarin met een knipoog werd teruggekeken op diens loopbaan. Bij zo'n afscheid werden botte humor en plat-titudes evenmin uit de weg gegaan als dat op De digitale reiziger het geval is. Onze scheidende collega was een joviale vent. Híj kon wel lachen om het gebodene. Zijn vriend echter, die over enige beschaving bleek te beschikken, zat de voorstelling uit met een strakke, afkeurende uitdrukking op het gelaat, als iemand die op grove wijze geschoffeerd wordt, maar er om de lieve vrede over moet zwijgen. Pijnlijk. Vervolgens hield de VUT-ter een gortdroge, veel te lange en pompeuze afscheidsrede, waarin veel relativa als "hetgeen", "hetwelk" en "dewelke" voorkwamen. Zijn deftige vriend had die geschreven, en was tevens de enige die ervan genoot. Er was niet doorheen te komen. Waarom denk ik hier nu aan, juist op 1 juni 2001, in deze bus? Oh ja: ze gingen in Blitterswijck wonen. Laat ik hopen, dat ze hier nog altijd lang en gelukkig leven; geen enkele reden om ze minder toe te wensen dan dat.
Ik kijk uit of ik Grubbenvorst al op de ANWB-wegwijzers zie staan, maar dat is niet het geval. In alle dorpjes waar de bus doorheenrijdt, zie je van die echt Limburgse huisjes. Ze zijn niet Duits, niet Vlaams (al lijken ze daar vaag op), niet Hollands, maar kortom: puur Limburgs. Moeilijk te onthouden hoe ze eruit zien, maar daar hebben we gelukkig de fotografie voor. Smal, met kleine vierkante raampjes. De zon, die hier vast al veel feller schijnt dan in Holland, moet buiten de deur gehouden worden. De ramen zijn omlijst met van die zware stenen kozijnen. Verder alles uitgevoerd in donkerbruine baksteen. Het vormt een aangenaam somber geheel, als je er een heel stel bijelkaar ziet staan.
Het is akkerbouw geblazen, hier. Boeren en landbouwwerktuigen bewegen zich langzaam
over een uitgestrekte, zononvergoten vlakte, met vage glooiingen die haar van een Hollands
landschap onderscheiden.
Abri / fietsenstalling Grubbenvorst
Ik loop terug naar het Pastoor Vullinghsplein (zo heet het plein bij de muziektent) en laat een patatje voor me bakken bij "Goodies". Hier speelt zich vermoedelijk het Grubbenvorster gemeenschapsleven af, maar op een ander tijdstip dan nu; ik ben de enige klant in deze ruime eetgelegenheid, waar met gemak het halve dorp in kan.
Ik loop verder. Grubbenvorst is een heel rustig en heel aardig dorp, met veel oude huizen en boerderijen, in plaats van die sombere vierkante woninkjes. Later zal ik op de kaart zien, dat de spoorlijn vlak langs het dorp loopt, zonder dat er treinen stoppen. Ik passeer een moderne kerk die er hoekig-gereformeerd uitziet (maar ongetwijfeld RK is) en loop Grubbenvorst uit, in de richting van de Maas. Een appel(?)bongerd sluit het plaatsje af. Een paar minuten later passeer ik een monument, waarop de hoogste waterstand van 1993 en 1995 staat aangegeven. 17.70 meter boven NAP, ofwel: een meter boven het maaiveld. Nog een paar stappen verder sta ik aan de Maas, de langste rivier binnen Nederland, onze eigen Mississippi, die hier smal is en geen drukke scheepvaart kent.
Een veerpont onderhoudt de verbinding met Velden. Ik zie hem naderen. Het is een kettingpont; al van ver hoorde ik het rakklakklakklak van de ketting die door een gemotoriseerde dinges loopt. De pont legt aan. Ik betaal twee kwartjes aan de kapitein, die tevens conducteur is, en ontvang in ruil daarvoor een kaartje ter grootte van een postzegel. Daar ik iets van een zelfkweller in me heb, probeer ik een praatje met hem aan te knopen. Weinig respons. Ze hebben hier geloof ik de pest aan Hollanders. Wat hebben we in vredes naam misdreven om dat te verdienen? Ik vind, dat we juist nog een hoop consideratie gehad hebben met Limboland. We hadden deze provincie, dit wormstekig aanhangsel aan ons koninkrijk, natuurlijk al lang bij één of ander vredesverdrag moeten verloten onder de Belgen en de Pruissen.
Velden is geen bijzonder mooi dorp. Ik besluit, niet opnieuw de rivier over te steken, en neem bus 83 naar Venlo. De flatgebouwen van die plaats zie ik al in de verte; boven een flauw heuveltje uit. Die bus had om 15.08 moeten vertrekken, maar blijft uit. De Rijksweg die dit dorp doorkruist, is lang, recht en druk. Busreizigers herken je overal ter wereld aan de verdwaasde blik waarmee ze naar het verdwijnpunt kijken, waaruit de bus tevoorschijn moet komen. Ik zie nog niets geels naderen; Hermesbusen zijn over het algemeen nog geel, zoals het hoort. Om 15.15 neem ik plaats op een laag stenen hekje, en ga al die Limburgse huizen maar weer eens in me opnemen. Het kan toch geen verbeelding zijn: bij veel Limburgse huizen is de dak-dinges breder dan het grondvlak, of hoe noem je dat. Die huizen lopen naar beneden taps toe; hoe wonderlijk! Of ben ik soms scheel? Dan, ik zit net, komt toch de bus nog aanrijden.
Deze lijn is drukker dan zijn zusje aan de overkant van de rivier. Veel scholieren. Twee van hen, op de bank achter me, zijn aan het kankeren op Hermes.
't ès al twèntâchj uuvah! [twintig óver], hoor ik een jongen zeggen. Hij is bang, dat hij in Venlo zijn aansluiting zal missen. Vorichje wiejk in Vânlóó, rijdt die kutchauffeuah doah, terwijl héé me zjiet aankóóme. Ik zjteek m'n hand nochj op, mahr héé doet chjewóón zóó! (Héé, ik versta opeens Limburgs! Misschien is dit geen echt Limburgs, maar één of ander raar dialect). De chauffeur deed "zo". Welk gebaar hij gemaakt heeft, kan ik niet zien, maar ik heb er een vaag vermoeden van.
De chauffeur van ónze bus is er zo een met een voorliefde voor stoepranden. Een paar extra rijlesjes nemen, misschien helpt het.
Kort na vertrek uit Velden rijden we Venlo binnen. We passeren het Goltziusmuseum, een
bizarre uitdragerswinkel, waar je een paar aangename uurtjes kunt doorbrengen, en museum
van Bommel van Dam (moderne kunst, staat me bij), waar ik een keer voor de deur heb
gestaan, maar schielijk ben doorgelopen omdat ik ineens geen zin had in moderne kunst. Van
Goltzius herinner ik me een vuurrode brandweerauto die een complete zaal in beslag nam; een
wand vol schoolfoto's uit 19-weinig, met de vraag of de museumbezoeker wellicht zichzelf, of
zijn (groot)ouders herkende; een gezicht op Koudekerk aan den Rijn in een zaal met verder
alleen Limburgse schilderijen, en het bordje: "Heeft u nog oude spullen? Schenk ze ons!", met
daaronder de aanvulling: "Wij kopen ook oude spullen". Het is al een jaar of 12 geleden dat ik
dit museum bezocht heb. Ik ben er nooit teruggeweest, uit vrees dat ze het gemoderniseerd
hadden.
Ik verander mijn plannen. Tot aan Reuver zal ik lijn 30 nemen, die in ieder geval tot Tegelen dezelfde route volgt als 29, volgens de lijnennetkaart in de abri. Lijn 30 heeft Roermond als eindbestemming. Om 15.36, het officiële vertrekuur, is de bus nog niet in zicht, maar een minuut of vijf later arriveert hij toch nog. Het is een fonkelnieuw model, de 8042, die totaalreclame maakt voor De Limburger, een streekkrant.
Met 22 passagiers rijden we de Venloër binnenstad uit. Achterstand kun je altijd nog inhalen. De chauffeuse doet daartoe een serieuze poging. Ze vergeet een halte, en gaat bovenop de remmen staan om haar verzuim goed te maken. In de buurt van het ziekenhuis rijdt ze bijna de kofferbak binnen van een automobilist die zich door haar niet wil laten opjuinen. Een halte verder stuiven we met zoveel enthousiasme de inham uit, dat we nèt niet in botsing komen met Taxi Rob Jenszen uit Belfeld.
Tegelen is al besproken in onze Limburgse special van augustus 1998. Bij Belfeld hebben we een mooi uitzicht op de stuwen in de Maas, die er stevig uitzien, maar de veelvuldige overstromingen toch niet kunnen voorkomen. Bij het binnenrijden van Reuver meen ik de spoorbaan te zien langsflitsen, en ik druk op de stopknop, denkende dat de volgende halte het station is, waar ik weer kan overstappen op lijn 29. Dit adembenemende ritje heeft al meer dan lang genoeg geduurd.
Mispoes, ik beland ergens in een zijstraat, bij een tijdelijke halte. De chauffeuse scheurt er met
gillende banden vandoor. Rijles baat hier niet meer. Een schop onder haar welgevormde
achterwerk lijkt me meer gepast. Ook bij Connexxion werken een paar van die pits-poezen,
die hoogstens de seksuele smaak weerspiegelen van de chef Personeelszaken. De theorie, dat
vrouwen beter en zorgvuldiger rijden dan mannen, kan wat mij betreft gerust richting
prullenmand.
Klooster Reuver
De Rijksweg, die Reuver doormidden snijdt, ligt helemaal open. Over de bushaltes hangen oranje zakken; dat belooft niet veel goeds. Aan de overkant staan een levensgroot klooster en een RK-kerk, die zich in dit dorpje nadrukkelijk manifesteren. Dat slaat nergens op, maar één van die babbelneven van Studio Sport zegt dat om de haverklap. Hij, of zij, of het, "manifesteert zich nadrukkelijk", als stopwoord. Ik dacht: laat ik het ook eens gebruiken.
Onverklaarbaar topologisch verschijnsel: ik zie 500 meter verderop de spoorbaan de Rijksweg kruisen, maar het station bevindt zich niet recht voor me, maar links, in een zijstraat van diezelfde Rijksweg. Dat kan eigenlijk helemaal niet; Reuver klopt niet. Er staat net een trein. Ik wil hier nu heel erg graag weg, naar Swalmen, en stap in de buffel, maar bedenk me en stap weer uit, om op de vertrekstaat te kijken. Dit is de sneltrein naar Roermond, die niet in Swalmen stopt.
Op de perrons hangen deze week overal foto's van een onderbroek, in welke de contouren
zichtbaar zijn van een mobiele telefoon. Dressed to call. Het wordt al zotter en zotter in ons
vaderland, maar dat komt juist door die telefoons. Die werken namelijk met moderne straling,
volgens het principe van de microgolvia, of zoiets. Door die stralen nu, worden de hersenen
van de regelmatige beller langzaam opgewarmd, gestoofd en aan de kook gebracht, niet
ongelijk aan voedsel dat zich in een magnetron-oven bevindt. Dit mist natuurlijk zijn
uitwerking niet op de cellen, nerven, synapsen, dendrieten, et cetera, waaruit de hardware van
ons brein bestaat. Bij excessief telefoongebruik neemt sluipend de waanzin bezit van je geest.
Nog een jaar of tien, twintig, en ons volk bestaat uit 16 miljoen brabbelende imbecielen. Als je
sommige mensen nu al hoort lullen door zo'n ding: Doktor Korsakov, I presume. Dat alles kun je natuurlijk voorkomen door hem in je onderbroek te stoppen, in plaats van aan je oor te houden, maar wat er dan met je genitalia gebeurt; ik wil het niet weten.
Zulke huizen, dus
Zo gezegd, zo gedaan. Ik kruis die mysterieuze spoorovergang, en zie een kleine kilometer daarvoorbij een halte zonder oranje condoom. Bittere teleurstelling: bij deze halte stopt alleen lijn 35. Althans volgens het gele bord zelf, want volgens het tijdenlijstje eronder vertrekt hier alleen lijn 30 naar Roermond. De eerstvolgende passage is om 16.32, en daar het 16.30 is, gok ik erop dat de bus nog moet komen.
Elf minuten later zie ik hem verschijnen vanuit een zijstraat. Het is de 30, niet de 35, en hij gaat inderdaad naar Roermond. Ik klim aan boord, met een wel zeer onbevredigd gevoel. Nu kom ik helemaal uit Leiden om de lange lijn 29 Venray - Swalmen te nemen, en nu ben ik de hele dag nog geen een keer in lijn 29 gestapt (even voor de beeldvorming: in Venray stapte ik in 27, die toen zijn metamorfose nog niet had ondergaan). En eilaas: ik zal Swalmen nooit bereiken.
Zo gaat het nu altijd met mij. Ik - zelfkweller, ik zei het al - ga zitten kniezen over wat er allemaal nèt is misgelopen in mijn leven. VWO-opleiding: niet verder gekomen dan het herfstrapport van de eindexamenklas (eigen schuld, dus niemand anders iets te verwijten; des te zieliger). Carrière: net altijd op het verkeerde moment de verkeerde beslissingen genomen en de verkeerde mensen tegengekomen. Wat ik allemaal niet had kunnen bereiken als... Verder twee romans geschreven die het ook nèt niet hadden. De vijfde zou een bestseller geworden zijn, maar ik ben aan de derde al nooit begonnen. En nooit iets gewonnen in de Staatsloterij; uit verstandige voorzorg heb ik daaraan nooit deelgenomen. En dan de studie. Ik begon met Letteren; nu heet het ineens Cultuur. Straks in 2005 met een beetje geluk doctorandus, en een jaar later wordt die titel afgeschaft, zodat ik meteen al een taalfossiel ben. En nooit Minnie (Minima) ontmoet; die zat altijd nèt in de vorige bus, of één bus later. Wat verwacht je ook als je op zondag 4 november 1956 geboren wordt? Twee dagen eerder dan die griezel van Dutroux; het was geen goede wijn-herfst. Zondagskind, het mocht wat! Niet dat er astrologisch iets mis is met mijn geboortedatum, maar het was uitgerekend de dag dat Rusland Hongarije binnenviel, en de wereld weer eens op de rand van een atoomoorlog balanceerde; kan ík het helpen?
Plotseling staak ik mijn overpeinzingen, als de bus Swalmen binnenrijdt. Wel sapristi; deze bus komt ook door Swalmen! Ik druk op de stopknop; ik zal hier bus 29 terug nemen naar Venlo of vammijpart helemaal naar Venray, en toch nog kunnen terugkijken op een geslaagde dag.
Ik dool rond door het dorp waarvan ik me nu alleen de "Mert" (Markt) nog vaag kan herinneren. Op de gok loop ik de richting van het station. Dan, ergens in een grauw buurtje met afstotelijke Limburgse huizen en oude graansilo's; daar zie ik hem! Een halte van lijn 35, maar volgens het lijstje zal hier om 17.25 lijn 29 naar Venray vertrekken. Als ik een nog gevoeliger natuur was, zou ik nu hete tranen schreien van geluk. Nog een klein halfuurtje wachten, en ik kan toch nog in bus 29 stappen.
Inmiddels meen ik te begrijpen, waarom haltebord en vertrekstaat niet overeenkomen: het is niet alleen Hermesiaanse slordigheid, maar het duidt erop, dat de dienstregeling op 10 juni ingrijpend gewijzigd zal worden, en men de halte alvast maar heeft aangepast. Met andere woorden: het is na de tiende gedaan met lange lijn 29, en ik ben nog net op tijd!
Ik breng mijn wachttijd door op het station Swalmen, waar verder geen levend wezen aanwezig is. De sneltrein naar Nijmegen passeert me, met een sukkeldrafje; hoogstens 90 kilometer per uur.
Om kwart over 5, ruim op tijd, slenter ik terug naar het punt waar ik de halte gezien heb. Ik
arriveer nog nèt tijdig genoeg bij de spoorovergang om er een Hermes-bus overheen te kunnen
zien stuiven in de richting Beesel, ook alweer zo hard. Het was lijn 29 naar Venray; vijf
minuten te vroeg. Dit is zo tragikomisch, dat ik er niets meer aan weet toe te voegen.
Frans - nèt niet - Mensonides
In eenen tsinxen daghe
4 juni 2001
Lijn 29 in Grubbenvorst