In NoordNederland

Deel 2: Hinder-lopen onder regenbogen



Het eerste deel van dit artikel verscheen in de Digitale reiziger van 10 oktober 1999.



De volgende dag (we schrijven nu inmiddels maandag 4 oktober 1999) begeven Wim en ik ons tegen halftien, niet echt matineus, naar station Zuidhorn. We zijn van plan, vandaag 27% van de Friese elfsteden te bezoeken: Dokkum, Leeuwarden en Hindeloopen.

34 passagiers, voornamelijk forenzen met startproblemen, staan te wachten op het perron waar de treinen naar Groningen vertrekken. Voor Leeuwarden staan er slechts 4 klaar; dat is: inclusief wij tweeën. De treinen lopen tegelijk binnen (Zuidhorn is een passeerstation op deze grotendeels enkelsporige lijn); vandaag zullen we het met wadlopers moeten doen.

Het landschap tussen Groningen en Leeuwarden is wat levendiger dan wat ik gisteren gezien heb in Oost-Groningen, op weg naar Nieuweschans. Een extraatje: aan de noordwestelijke horizon zie ik een vage regenboog. Wel mooi, boven dat groene land, maar het belooft niet veel goeds voor het weer, vandaag. Nog schijnt de zon, maar de regenfronten naderen.

Ook de trein naar Leeuwarden is goed bezet, en wordt bij ieder station drukker. Bij Buitenpost kruisen we weer een tegenligger. Twee stations verderop ligt Veenwouden, waar wij over moeten stappen op de bus naar Dokkum.

De stad Dokkum, daar moeten we het eerst eens over hebben. Het is nl. één van de beroemdste steden van Nederland (bovendien de meest noordelijke) en tegelijkertijd één van de meest onbekende.

Bijna iedereen krijgt twee associaties bij het horen van de naam Dokkum: Bonifatius en de elfstedentocht.

Bonifatius trok een jaar of 1250 geleden door het rijk der Friezen met een duidelijke missie: hij moest de inwoners van deze onherbergzame streek kerstenen. Ook toen vormden de Friezen al een stijfkoppig, snel aangebrand volkje, en Bonifatius zal wellicht niet helemaal de juiste toon aangeslagen hebben (volgens onbevestigde geruchten zou hij het Fries "geen taal, geen dialect, maar een spraakgebrek" genoemd hebben, maar dat geloof ik niet. De mensen die zulke dingen beweren, praten er meestal over, alsof ze er zelf bijgestaan hebben). Hoe het ook zij: Bonifatius ontmoette voortijdig zijn Schepper, na door de Friezen gelyncht te zijn, een gebeurtenis die volgens de geschiedenisboeken plaatsgreep "bij Dokkum". Op de website van de gemeente Dongeradeel staat een iets ander verhaal: de stad ontstond pas ná de dood van de onfortuinlijke zendeling: het werd een bedevaartsoord ter herdenking van deze martelaar.

Deze functie bleef Dokkum behouden tot aan de reformatie. Daarna zonk het stadje weg in diepe vergetelheid, om daar pas uit terug te keren dank zij de elfstedentocht. In dat evenement is Dokkum een meedogenloze scherprechter. Je bereikt het stadje door tientallen kilometers tegen de felle noordooster wind in te schaatsen, als je al bijna 200 kilometer in de benen hebt. Wie Dokkum haalt, komt ook wel in Leeuwarden.

Een befaamde stad, dus, Dokkum, en tevens een onbekende: hoeveel Hollanders kunnen met de hand op het hart verklaren, er ooit geweest te zijn?

De chauffeur van de blauwe bus 53 (NoordNed, ex. VEONN) is een rechtstreekse afstammeling van de moordenaarsbende die Bonifatius afgeslacht heeft. We merken het meteen: een woesteling. Wild sturend rijdt hij door de smalle straatjes van het uitgebreide dorp Veenwouden. Verkeersdrempels ziet hij niet staan en bij mini-rotondes negeert hij volkomen het feit, dat deze zijn aangelegd als snelheidsremmers. En ik maar denken, dat zo'n rijstijl typerend was voor Connexxion!

Bus 53 verbindt Leeuwarden met Dokkum en rijdt eens per uur. Tussen Veenwouden en Damwoude passeren we tientallen van de huisjes die kenmerkend zijn voor deze streek: mini-boerderijen, met het zolderraam pal boven de voordeur.

In de bus hangt reclame voor de Collegeliner, die vanuit verschillende plaatsen (o.a. Sneek en Zwaagwesteinde) rechtstreekse ritten biedt naar enkele HBO-instellingen in de Friese hoofdstad. Alleen 's-morgens; de studerenden moeten na hun colleges met de trein of in een gewone bus terugrijden. "Half werk" is toch vaak het devies in OV-land.

De regenboog wordt steeds duidelijker. Rond 10.20 rijden we Dokkum binnen; een paar minuten eerder dan in de dienstregeling staat aangegeven. Dat heeft deze wilde chauffeur dan maar bereikt.

De entree van Dokkum komt me bekend voor van de TV, en toch weer niet. Als Dokkum in het nieuws is, ligt er sneeuw en ijs. Snel, om voor de bui binnen te zijn, gaan we het stadje verkennen. Monumentenliefhebbers kunnen er veel van hun gading vinden: naast hoogtepunten als de waag, het stadhuis en de twee vestingmolens, zijn er in deze kleine stad talloze andere gebouwen die een foto waard zijn.

Er breekt een bui los. We lopen een hotel binnen, dat er gesloten uitziet. Inderdaad: de hôtelier deelt ons mee, dat het restaurantgedeelte pas om 12.00 opengaat. Hij noemt ons de naam van een ander etablissement, maar zal eerst even bellen, of die wél geopend zijn. In deze streken spreekt men nog echt Fries, terwijl de Friese taal in sommige regionen van de provincie door het Nederlands verdrongen dreigt te worden. De man vraagt iets als "Biest do ieppen?". Nee, ook het andere hotel is niet "ieppen". Nu strijkt de hôtelier met de hand over het hart: we mogen plaatsnemen in de lounge en hij zal ons koffie schenken. Nee, in Dokkum kun je beter 's-zomers komen, zegt hij.

Het is weer droog. Wij danken de vriendelijke hôtelier voor zijn gastvrijheid en vertrekken. Na een rondwandeling over de vesting lopen we terug naar de bushalte. De glazen reclameabri's van Publex en anderen zijn nog niet doorgedrongen tot boven de 53ste breedtegraad. In Dokkum zijn de wachthuisjes gemaakt van kleine, bruine baksteentjes. Ik heb zoiets nog nooit eerder gezien.

De chauffeur van bus 51, die ons via o.a. Gytsjerk en Oentsjerk naar Leeuwarden zal brengen, heeft een aangenaam rustige rijstijl. De bus is niet al te nieuw; hij heeft beslist het FRAM-tijdperk nog meegemaakt, dat voorafging aan dat van de VEONN, één van voorlopers van NoordNed. Langzaam loopt de bus vol; in elk dorp stappen er wel een paar mensen in.

Plaats- en straatnaamborden zijn hier tweetalig; "buren" zijn buorren; de Schoolstraat is tevens bekend onder de naam Skoallestrjitte. Wim heeft enige voetstappen liggen in Oentsjerk. Ooit was hij hier op kamp, maar hij heeft alle herinneringen daaraan verdrongen, zodat er geen sappige verhalen over te vertellen zijn.

In Leeuwarden stappen we uit op het Zaailand, in het centrum. Na een lunch in een tentje aan de gracht, dat gelukkig wel "ieppen" is, lopen we langs de Oldehove, de scheve kerktoren waarvan de bijbehorende kerk nooit is voltooid. Waar Leiden twee kathedralen bezit zonder noemenswaardige torens, is Leeuwarden een toren rijk zonder kathedraal. Een ander geval is Utrecht: de toren staat hiér, en de Domkerk staat vijftig meter verderop. Vertel mij niets over torens. "Die van Gorinchem staat nog veel schever", schep ik op, als bereisde Roel, "en daar zit bovendien nog een hele rare knik in".

Wij leveren zogenaamd deskundig commentaar op de verzakking van de Oldehove. De stenen aan de meest verzakte kant moeten wel onder een enorme druk staan, maar die wordt gecompenseerd door het feit dat de grond aan die kant het sterkst ingeklonken is. Zo heerst er evenwicht en blijft de toren eeuw na eeuw staan, scheef. Die van Pisa zijn ze aan het rechtzetten; het lijkt me geen sinecure.

Maar het is één uur geweest, en we laten alle geologische beschouwingen verstommen: de NoordNed-trein naar Hindeloopen vertrekt om 13.22.

Op station Leeuwarden staat een trein in NoordNed-groen, maar die gaat naar Harlingen. De wadloper richting Stavoren is nog ouderwets NS-geel. Hij bestaat uit drie bakken, één plus twee, en zit vol met scholieren.

Als we uit Leeuwarden vertrokken zijn, krijgen we controle, voor het eerst en laatst vandaag. Zoals vorige week al opgemerkt, hebben de treinen in NoordNed-erland geen vaste conducteurs, maar stapt er zo nu en dan een controleploeg in.

NoordNed kan, mede door de afwezigheid van conducteurs, de nevenlijntjes exploiteren met een minimum aan personeel. Bovendien is de materieelinzet zeer bescheiden. Op deze lijn naar Stavoren, bijvoorbeeld, rijden slechts drie treinen en zijn dientengevolge niet meer dan drie machinisten tegelijk actief. Twee treinen onderhouden een uurdienst Leeuwarden - Stavoren; de derde pendelt tussen Leeuwarden en Sneek; op dit traject wordt een halfuursdienst geboden. Het traject is grotendeels enkelsporig: de treinen kruisen in Mantgum, het eerste station na Leeuwarden.

Het landschap in het Heitelân kan me wel bekoren: het groen van het grasland wordt hier en daar onderbroken door terpdorpjes en plukjes bomen waarin boerderijen verscholen zijn.

De stations Sneek Noord en Sneek zonder meer, liggen nog geen kilometer uit elkaar; ongeveer evenver als Waddinxveen en Waddinxveen Noord. Voorbij Sneek ligt nog één plaats van betekenis: Workum, waar ik in september 1997 verzeild raakte in het Jopie Huisman-museum. Een paar jaar geleden ontsnapte deze spoorlijn aan amputatie: NS wilde hem inkorten tot het traject Leeuwarden - Workum, maar als ik me goed herinner, stak de provincie daar een stokje voor. Veel zou je er ook niet mee gewonnen hebben: je spaart er in ieder geval geen materieel mee uit. En helemaal nutteloos is het traject Workum - Stavoren toch ook weer niet. Zelf na vertrek uit Workum zitten er nog enkele tientallen kinderen in de trein (naast twee oudere jongeren).

De scholiertjes zijn balorig en bekogelen elkaar met restanten van hun lunchpakket. De vloer ligt vol vertrapte boterhammen met worst. Als je jaar-in-jaar-uit samen naar school reist, moet je volgens mij ontzettend aan elkaar gehecht raken, of een enorme hekel aan elkaar krijgen.

Hindeloopen, althans het station van die naam. De stad ligt een kleine twee kilometer verderop. We nemen een geasfalteerd pad. Het begint te regenen en we hebben geen paraplu bij ons. Openbaar vervoer vergt veel van het menselijk doorzettingsvermogen, vooral in deze verlaten streken. In de stadskern van Hindeloopen stoppen wel twee buurtbuslijnen, maar die komen weer niet bij het station.

Ik geef een staaltje etymologie ten beste, en verklaar dat de naam Hinder-lopen alles te maken heeft met de moeilijke bereikbaarheid. Flauw eigenlijk: ik zak af naar het niveau van de beruchte woordspelige cabaretier Geth Saaikema, die op het toneel blijft verschijnen zolang ze hem er niet vanaf slaan.

Ook in Hindeloopen zelf blijft het uiterst wisselvallig weer. Het is: vijf minuten lopen; tien minuten schuilen; een echte hindernisloop. Toch krijgen we een aardige indruk van het kleine plaatsje achter de IJsselmeerdijk. Er is een jachthaven; 's zomers moet het hier druk zijn met watertoeristen. Op de dijk probeer ik de schapen te fotograferen, maar die zijn daar evenmin van gediend als de 8e eeuwse Friezen van de hagenpreken van Bonifatius. Ik krijg alleen vette schaapskonten op de foto, een aanblik die ik de lezer graag wil besparen.

Ook in Hindeloopen tweetalige straatnaamborden, maar "buren" zijn geen buorren doch berren, en een strjitte is een strette. Hindeloopen, met nauwelijks 1000 inwoners, heeft een geheel eigen dialect, dat zoveel verschilt van het algemeen beschaafd Fries, dat je net zo goed van een aparte taal zou kunnen spreken. Ook Schiermonnikoog heeft een eigen taal, die weer hemelsbreed verschilt van het Hindeloops. Zoveel verscheidenheid in talen, in een klein land. En dan zeggen ze, dat over 50 jaar iedereen hier Engels spreekt! Wij (dat wil zeggen, Wim, die zich in Amerika zelfs Dr. Wim laat noemen, en ik) kunnen en willen dat niet geloven.

Opnieuw breekt er een bui los. We vluchten een oud visserscafé binnen, waar we de thee gebruiken. Als het is opgehouden met regenen, ondernemen we de hinderloop naar het station. We komen ook deze keer niet droog over. De regenboog wordt steeds fraaier.

We besluiten, als extra programmapunt, een retourtje Stavoren in te lassen, dat Wim uit de automaat moet trekken, tegen betaling van f 4.00. Ik heb, omdat ik vandaag nog terug moet naar Leiden, vanmorgen een dagkaart gekocht. Het wachthuisje op het perron van Hindeloopen is verwarmd, een luxe die zelfs Leiden Centraal niet kent. We krijgen gezelschap van een Amerikaanse toerist, die gelukkig zijn mond houdt (Wim verklaart achteraf, dat hij, na een week New York, voorlopig wel weer genoeg Amerikanen gesproken heeft).

We stappen in. Het is dezelfde trein als waarmee we twee uur eerder gekomen zijn; hij is herkenbaar aan de platgetrapte boterhammen.

Tussen Hindeloopen en Stavoren ligt station Koudum-Molkwerum, midden in een onafzienbare grasvlakte. Het perron wordt gerenoveerd (wat gezien de recente amputatieplannen wel een goed teken is); een gedeelte van de reizigers zal in de blubber moeten uitstappen. Nu zijn reizigers op dit station wel een heel grote zeldzaamheid.

De trein bereikt Stavoren om 16.12. Twee minuten daarna moet hij alweer terug; de machinist heeft net voldoende tijd om naar de andere kant te lopen.

Een kleine tien minuten later stoppen we weer in Hindeloopen. De Amerikaan verlaat de wachtruimte, waar wij hem hebben achtergelaten, en stapt in. Nu heeft hij een verblijf van twee minuten in Stavoren gemist (wij hadden hem wel een tip kunnen geven!), maar vol genot schept hij op (gelukkig tegen iemand anders) waar hij allemaal al wél geweest is, de afgelopen twee dagen: Delft, Utrecht ("New track"), Maastricht ("Mess track"). Voor morgen heeft hij Giethoorn ("Gheet Horn") op het programma. De spoorwegen zijn uitstekend in dit land; Rembrandt was altijd al zijn favoriete schilder en verder is Nederland een beautifull country. Ja, ja, straks begint hij nog over Ajax. z

De wadloper rolt tevreden brommend door het Friese land. Als de snelheid van 60 kilometer per uur overschreden wordt, springt de motor in een andere versnelling; de toonhoogte van het motorgeluid verandert.

In Leeuwarden nemen wij afscheid, om terug te keren naar onze respectieve werkzaamheden. Wim is nog ruim een half uur onder weg; ik bijna drie uur.

Als de trein Leeuwarden verlaten heeft, zie ik een pracht van een regenboog aan de oostelijke hemel, de mooiste van de dag. Ik denk na over de vraag, die Wim in de loop van de dag heeft opgeworpen: waarom een regenboog krom is, en niet recht. Het is een bêta-probleem, waar ik me niet al te intensief in wil verdiepen. Later schrijft Wim, dat hij uitleg heeft gekregen van een bevriende natuurwetenschapper.

Die avond hoor ik, dat de viering van Leidens ontzet goeddeels in het water is gevallen; bovendien is het halve Westland ondergelopen. Wíj zagen vandaag diverse regenbogen, wat duidt op zonneschijn naast regen, en mochten dus nog van geluk spreken, in NoordNed-erland.





Spoorlijnen in NoordNed erland:

Al geëxploiteerd door NoordNed:

Volgend jaar over te dragen aan NoordNed: