Bussen Langs rivieren (2)

Bovenrijn, Bijlands Kanaal, Pannerdens Kanaal, Nederrijn, Kromme Rijn, Vaartsche Rijn, Leidse Rijn, Oude Rijn, Uitwateringskanaal, kortom:

Een reisje langs de Rijn.


De rivier de Rijn ontspringt in de buurt van Schaffhaussen, Zwitserland, en stroomt ruim 1000 kilometer verderop bij Lobith ons land binnen (dat laatste klopt niet, zoals aan het eind van dit verhaal zal blijken).

Al die tijd heet deze rivier simpelweg "Rhein". Op het laatste stukje, van "Lobith" tot de Noordzee, verandert de rivier niet minder dan acht keer van naam. Het eerste gedeelte, dat we delen met onze Oosterburen, heet "Bovenrijn". Vanaf Millingen is de Rijn helemaal van ons Hollanders alleen; daar wordt hij ineens Bijlands Kanaal genoemd. Desondanks heet Millingen voluit Millingen a/d Rijn en niet Millingen a/h Bijlands Kanaal. Een paar kilometer verderop luidt de naam Pannerdens Kanaal; dan volgt een heel lang stuk Nederrijn. Na Wijk Bij Duurstede gaat deze over in de Kromme Rijn; deze duikt onder in de stad Utrecht, om daar uit te voorschijn te komen als Leidsche Rijn. Ook deze is geen lang leven beschoren, want al spoedig ondergaat hij een metamorfose tot Oude Rijn. Deze mondt in Katwijk uit in de zee, maar het allerlaatste stukje, bij de sluizen, heet eigenlijk Uitwateringskanaal.

Het is duidelijk: wij Nederlanders zijn dol op naamsveranderingen. Dit blijkt ook uit de namen van de plaatsen langs deze kameleontische rivier, die we voor het gemak maar even Rijn zullen noemen. Zo'n 19 eeuwen geleden was de Rijn de "limes", de met forten versterkte noordgrens van het Romeinse Rijk. Alle Romeinse nederzettingen hadden fraaie Latijnse namen, waarvan je er een enkele nog terugvindt op de huidige atlas. Fletio werd Vleuten, en in de naam Albanianae kun je met enige fantasie nog een voorloper herkennen van Alphen aan den Rijn. Echter: Pretorium Agrippinae heet tegenwoordig Valkenburg, wat er niet echt op lijkt, en de inwoners van Lauri hebben op zekere dag besloten dat hun plaats voortaan Woerden zou heten.

Dit zijn allemaal Germaanse invloeden. De Romeinen hielden niet erg van naamsveranderingen. Zij noemden hun grensrivier simpelweg Rhenum en ons land "Germania Inferior", wat niet erg vriendelijk klinkt. Ze vonden het een koud en nat rotland.

In de Romeinse tijd was de Rijn de hoofdader van de lage landen. Rond 800 veranderde dat beeld. Ter hoogte van Wijk bij Duurstede verzandde de rivier tot een miezerig beekje. Het merendeel van het Rijnwater kwam terecht in de Lek. Als dat niet gebeurd was, dan zou Katwijk nu de grootste containerhaven ter wereld zijn en was Rotterdam niet meer dan een goede nummer twee. Maar dat is nakaarten, zoals zoveel dingen.

Over naamswijzigingen gesproken: ook de busbedrijven die het vervoer verzorgen langs een deel van de Rijn, hebben een naamsverandering ondergaan. Sinds 9 mei 1999 opereren zij onder de naam Connexxion. Aangezien we half april al begonnen zijn aan dit artikel, kunnen hier en daar de oude namen nog opduiken.

Zoals gewoonlijk roeit De digitale reiziger tegen de stroom in. We beginnen in Katwijk en eindigen in "Lobith". Het verhaal wordt dus stroomopwaarts verteld en niet in chronologische volgorde. Wie alles wil weten over het wat, waar en wanneer, kan de spottersstatistieken raadplegen aan het eind van het verhaal.

ALPHEN A/D RIJN - BODEGRAVEN
Voor een rit van Alphen a/d Rijn naar Woerden ligt gebruik van de trein voor de hand. De buslijn die beide plaatsen verbindt, nr. 179, leidt daarom een wat kwijnend bestaan, maar ontsnapt jaar-in jaar-uit aan opheffing. Er is ook al eens sprake geweest van een Lijntaxi, maar de reizigers kunnen nu nog tien keer per dag een gewone streekbus nemen, die gereedstaat op een uithoek van het Alphense busstation.

Bij vertrek uit Alphen hebben we tien man aan boord. Het gebruikelijke publiek op een doordeweekse middag: een paar scholieren, een paar bejaarden. Twee meisjes van een jaar of elf openen een grote lijmpot. Eerst denk ik, dat ze gezellig een plakwerkje gaan zitten vervaardigen, maar in plaats daarvan draaien ze lijmballetjes. Dit schijnt een erg leuk tijdverdrijf te zijn, want er klink een vrolijk gelach en gekir door de bus. Ze gaan toch geen lijm zitten snuiven, denk ik ontzet. Maar nee, dat gebeurt over een paar jaar pas. De meisjes zitten in het tussenstadium tussen plakken en snuiven.

Bij De Hooghe Burgh in Zwammerdam stappen een aantal geestelijk gehandicapten in. Meestal hebben deze passagiers een boeiende en verrassende conversatie, maar deze geestelijk gehandicapten zijn van het zwijgzame soort. Ik heb een begeleider van geestelijk gehandicapten gekend, die consequent sprak van "zolen". In een ingezonden brief heb ik onlangs de benaming "andersbegaafden" voorgesteld gezien, voor alle mensen van wie het IQ in sterke mate afwijkt van het gemiddelde. Ook de zogeheten nieuwetijdskinderen zouden onder de noemer "andersbegaafden" gerangschikt moeten worden. De Nieuwe Tijd. Ik denk niet, dat er een Nieuwe Tijd komt, maar als dat onverhoopt toch het geval is, dan doe ik er beslist niet aan mee.

De Swadenburgerdam door de kern van Zwammerdam is aangelegd in de 11e eeuw, op last van Dirk III, zo blijkt uit het straatnaambordje. Dirk III heeft geen rekening gehouden met de breedte van moderne streekbussen; de bus laveert met moeite door het krappe straatje.

Drie minuten te vroeg komen we aan in Bodegraven.



BODEGRAVEN - WOERDEN
Het is meivakantie, en ZWN heeft daarom vandaag geen standaardbus ingezet op lijn 178, maar een achttax van de Fa. van Overbeek. Nu kun je in een achttax met enige inschikkelijkheid best elf man transporteren, maar ik ben passagier nummer twaalf en dreig achter te blijven in Bodegraven, wat geen oord is waar je graag een uur doorbrengt (een halfuur is het absolute maximum). Gelukkig stapt een van de elf passagiers net uit, zodat ik er nog bij kan, in de achterbak. "Naar Woerden, alstublieft", zeg ik tegen de bejaarde taxichauffeur, en geef mijn strippenkaart door naar voren, over de hoofden van enkele andersbegaafden heen. "Woerden?" vraagt deze aarzelend, op een toon ik alsof ik om een enkeltje Oelanbatar gevraagd heb. "Deze bus gaat toch hopelijk wel naar Woerden?", zeg ik. "Tenminste: dat staat erop".

Ja, als het erop staat, zal het wel zo wezen. Ik moet hem maar niet kwalijk nemen: hij rijdt dit stukje alleen in de vakantie (mijn strippenkaart keert gestempeld terug). In de vakantie zet ZWN taxi's in, omdat er dan bijna niemand met de bus gaat. Maar nu is er onderweg iets heel vervelends gebeurd, wat hij nog nooit heeft meegemaakt: in Zwammerdam moest hij een vrouw achterlaten bij de halte. De bus zat vol. "Ik heb nog een taxi proberen op te roepen, maar dat ging niet. En nu gaat die vrouw een brief schrijven. Maar ik kan er heus niks aan doen".

Ik stel de man gerust: die brieven gaan bij ZWN in Boskoop linea recta de papierversnipperaar in. Nee, die taxichauffeur kan er inderdaad niets aan doen. Het ligt weer eens aan Laviere en zijn trawanten. Wat een amateuristisch geleid bedrijf is dat ZWN toch. Eerder op de dag ben ik naar Ter Aar vervoerd door een buschauffeur die zijn kinderen gezellig had meegenomen. Drie stuks; in leeftijd variërend van vier tot acht. Terwijl pa de bus probeerde te besturen, deden die kinderen niets als vechten, schreeuwen en door de bus rennen. Ik heb de bazen van ZWN er al eens voorzichtig gewezen, dat een bus iets anders is dan een bedrijfscrèche, maar men ziét zulke dingen simpelweg niet. Misschien is zo'n bord voor je kop ook een vorm van andersbegaafdheid.

Bij Bodegraven NS stapt iedereen uit, behalve ik en een leidster van de Hooge Burch, die op weg is naar Woerden. De taxibus volgt de kronkelingen van de Rijn, dwars door het inferieure Germanië. Tussen Bodegraven en Woerden ligt ook nog Nieuwerbrug a/d Rijn, maar die plaats heb ik zeker gemist toen ik even met mijn ogen knipperde; ineens rijden we Woerden al binnen. "Stopt deze bus in het centrum?", vraag ik aan de chauffeur, met een onbegrensd vertrouwen in zijn lijnenkennis. "Stop ik in het centrum?" vraagt de chauffeur aan de Woerdense. "Ja, als ík uitstap, dan moet u de volgende halte hebben; bij de Albert Heijn".

Ik stap uit bij de Albert Heijn. De chauffeur wenst me nog een prettige dag toe, kom daar eens om in een gewone streekbus.

WOERDEN - DE MEERN
Woerden is een knus oud stadje met een paar fotograferenswaardige monumenten (foto's hou je nog te goed). Het heeft barre tijden gekend: naast het oude stadhuis is nog het restant te zien van de "kaak". Hier werden eertijds misdadigers en gevallen vrouwen tentoongesteld aan de brave burgers, die hen mochten bekogelen met stenen en rotte eieren. Over eieren gesproken: kaas is door de eeuwen heen in Woerden het voornaamste middel van bestaan geweest. Ook nu nog telt Woerden talloze kaaspakhuizen.

De wijk ten zuiden van het station heet "Snel en Polanen", wat me in de oren klinkt als een groothandel in groenten, fruit en aardappelen. Het is een mooie nieuwe wijk met onbetaalbare huizen. Ik heb altijd al in Woerden willen wonen. Het ligt dicht bij Ter Aar en bij Utrecht; ook niet al te ver van Leiden en bovendien ben je een half uur eerder in Glanerbrug, Dusseldorf of Bourtange als je je reis in Woerden begint in plaats van in Leiden. Echter: bij de huidige huizenmarkt kan ik Snel en Polanen gevoeglijk vergeten. Die markt stort in, zeggen de kenners; het is alleen nog maar de vraag wanneer.

Bij het station stap ik in bus 128 naar Utrecht. Onderweg zie ik de Betuwe in volle bloei staan (al is dit niet de Betuwe, want geen Gelderland). Even ten oosten van Woerden ligt de buurtschap Putkop. Volgens een bord bevindt bedrijventerrein Putkop zich in zijn eerste fase. Deze fase bestaat uit de aanleg van de zoveelste mini-rotonde. De bus loopt vijf minuten vertraging op.

We rijden via Harmelen, waar in 1962 de grootste treinramp uit de Nederlandse geschiedenis plaatsvond, met bijna 100 doden. Toen dit kalf verdronken was begon men aan de demping van de put: de aanleg van het ATB-systeem, dat zorgt voor een automatische remming als er een botsing of ander ongemak dreigt.

Rond De Meern verrijst de Utrechtse uitbreidingswijk Leidsche Rijn. De jammerklachten waarmee dit gepaard gaat, zijn onlangs al doorgedrongen tot de Digitale reiziger, die de staf brak over het ontbreken van fatsoenlijk openbaar vervoer. Laatst las ik een interview met een teleurgestelde bewoner van het kavel Langerak, tussen De Meern en Utrecht. De wijk is al verloederd voordat de laatste huizen zijn opgeleverd; doordat de wegen één modderpoel zijn, kan hij nergens fietsen en autorijden; het beloofde hoogwaardige OV-net komt pas in 2003. Een triest verhaal. Hij moet tot 2020 kromliggen voor een veel te hoge hypotheek op een veel te duur huis waar hij nu al diepe spijt van hebt; noem het welvaart.

Als het aan de Meernders ligt, komt het hoogwaardig OV er helemaal nooit. Langs de Leidsche Rijn - die hier niet breder is dan een poldersloot - lees ik een bord: "HOV past hier niet". Andere borden spreken zich uit voor een blijvende zelfstandigheid van de gemeente Vleuten-De Meern. Inlijving bij Utrecht dreigt. Toch is er sinds kort één zorg minder voor de inwoners van Vleuten-De Meern: Henk Westbroek is afgewezen als kandidaat voor het Utrechts burgemeesterschap.

De bus passeert het in aanbouw zijnde Plan Veldhuizen, dat deel uitmaakt van Leidsche Rijn. Even verderop stap ik uit in het dorp. Ik loop een rondje door een nieuwbouwwijk die er alles behalve verloederd uitziet. Hij maakt dan ook geen deel uit van het Utrechtse uitbreidingsplan, maar bestaat al wat langer. Even overweeg ik in bus 129 naar Maarssenbroek te stappen, maar vandaag geen geBemmel; ik moet vanavond op tijd in Utrecht zijn.



DE MEERN - UTRECHT
Op de abri in het dorp staat een Marylyn Monroe-achtige vrouw afgebeeld, die bijkans klaarkomt uit enthousiasme over het Triumph-ondergoed dat zij draagt. Wie niet genoeg heeft aan de soft-porno op de bushokjes, raadplege de hardcore site van Connexxion.

De Meern wacht met angst en beven op de toekomst. Misschien kunnen we de gemeente beter in zijn geheel verplaatsen naar Oost-Groningen. Met bus 180 (al beschreven in het artikel over de Hollandse IJssel) verlaat ik dit door angst gekwelde dorp.





UTRECHT CS - WIJK BIJ DUURSTEDE
Op het Streekbusstation van Utrecht word ik voor het eerst geconfronteerd met het nieuwe Connexxion-logo. Sinds vannacht zijn alle Midnet-bussen er mee uitgerust. Ik had me geestelijk voorbereid op een schok, maar het komt toch nog hard aan. Godallejezus, wat een prul! Een gemiddelde brugklasser van de Rietveld-academie doet dit echt beter. Het geval ziet eruit alsof het allemaal op een uitrekening moest, maar het zal al met al toch wel een flinke duit gekost hebben om het te laten ontwerpen. Een akelige poepkleur, die overal bij vloekt. En het kan zijn dat ik scheel word, maar volgens mij zit bij geen enkele bus het logo op dezelfde plaats en zijn enkele logo's er simpelweg scheef opgeplakt.

We stappen maar gauw in, dan hoeven we er niet meer tegenaan te kijken. Lijn 41 naar Wijk bij Duurstede rijdt in de daluren elk half uur. In de spits is Wijk elke 7,5 minuut bereikbaar. Naast lijn 41 rijdt dan ook nog sneldienst 241, die alleen stopt bij de belangrijkste halten. De laatste bus naar Wijk bij Duurstede vertrekt 's-nachts om 0.55 uur. Vorstelijk OV voor een plaats van nog geen 20.000 inwoners, maar je moet dan wel naar Utrecht willen en nergens anders heen.

We hebben heel wat studerenden aan boord. De Universiteit Utrecht houdt deze week hertentamens, een verschijnsel waarmee ik nog geen kennis heb gemaakt.

Via de Galgenwaard en Rhijnnauwen rijden we het rivierenland binnen, waar de Betuwe wat nabloeit (al is dit nog steeds de Betuwe niet).

Bij Werkhoven staat nog altijd een fietsenstalling in Interlinerkleuren, hoewel de Interliner naar Wijk al enige tijd geleden gesneuveld is. Het Interlinernet was oorspronkelijk bedoeld voor (zeer) lange trajecten, als aanvulling op het spoorwegnet. Overmoedig geworden door het succes van Interliners als Groningen-Emmen en Alkmaar-Drachten heeft VSN de blauwgroene bus een paar jaar later ook ingezet op gewone streektrajecten. Al snel bleek, dat de dure liners niet konden concurreren met de reguliere streekbus. Wat moet je met eens per uur een Interliner, als je elk kwartier in een snelbus kunt stappen?

De bus rijdt door een uitgestrekt villapark. We bevinden ons hier op historische grond, want ongeveer op deze plek lag Dorestad, in de 8ste eeuw de belangrijkste handelsstad van de Lage Landen. Dorestad is door de Noormannen tot drie maal toe in de puinpoeier geslagen. Twee keer is hij nog herbouwd, maar toen gaven ze het op. Een paar eeuwen later ontstond Wijk bij Duurstede op ca. 1 kilometer afstand van de Dorestadse ruïnes.

De bus stopt op het busstation en verandert in lijn 56 naar Amersfoort, die ik over een uur zal nemen.

Wijk bij Duurstede is een aardige stad met een kasteel, een molen die eens door Ruysdael is geschilderd, een veel te grote kerk en een paar aardige monumentenstraatjes. Al het stadsschoon dateert van zeer lang na de bloei van Dorestad; het sloopwerk van de Noormannen is nu voer voor archeologen. Ik maak wat foto's, maar het licht is niet best op deze nevelige, broeierige dag. Via de Maleborduurstraat en het Kostverlorenpad loop ik terug naar het busstation.

WIJK BIJ DUURSTEDE - DOORN
Ik pak bus 56 naar Doorn. Van 1885 tot 1931 (zo stond te lezen op een ANWB-bordje in het centrum van Wijk) reed op dit traject een stoomtram die een maximumsnelheid kon ontwikkelen van 20 kilometer per uur. Veel passagiers zal dit trammetje niet vervoerd hebben. Onderweg kwam je Cothen en Langbroek tegen en dat zijn bepaald geen metropolen. Er staan hier in de omgeving opvallend veel kastelen. De bewoners daarvan zullen wel niet gereisd hebben met zoiets ordinairs als een stoomtram.



DOORN - WAGENINGEN
In Doorn heb ik 20 minuten om over te stappen op lijn 50, van welke gelegenheid ik gebruik maak om bij Albert Heijn een lunch bijeen te winkelen. Dit is de tweede keer in dit artikel dat Albert Heijn genoemd wordt; toch wordt DDR nog steeds niet gesponsord. Het kan niet altijd kaviaar zijn; daarom stel ik me tevreden met zes krentenbollen in een plastic zakje. Minder dan zes zijn er niet te verkrijgen.

Bus 50 (Utrecht - Arnhem) is vorig jaar al beschreven in de serie "langs lange lijnen". Als ik instap, zitten er nog 12 mensen in de bus, maar gaandeweg zakt het passagiersaantal naar twee. Het is warm (de kachel staat op volle kracht te loeien) en ik kijk slaperig naar buiten, waar overvloedig het witte bloempje bloeit, waarvan ik maar niet kan onthouden dat het fluitenkruid heet. Kilometer na kilometer niets dan fluitenkruid.

De bermbegroeiing vindt een abrupt einde. Ik zie hoe dat komt: drie mannen in oranje jassen zijn bezig het onkruid te verdelgen. De ene is gezeten op een gecompliceerd maaiapparaat dat dikke rookwolken produceert; zijn collega is handmatig in de weer met hark en schoffel; nummer drie sproeit met gulle hand gif, dat hij meedraagt in een life support system op zijn rug.



Zo nu en dan zien we een stukje van de rivier waarnaar dit artikel is genoemd. Ik stap uit bij de laatste halte van Wageningen en loop naar Belmonte, één van de twee arboreta die deze landbouwuniversiteitstad rijk is ("arboreta" is een woord dat je niet dagelijks gebruikt. In dit stukje staat het nu al twee keer).

Belmonte is een rustgevend park met doorkijkjes op de uiterwaarden en de rivier. Het publiek bestaat vanmiddag voornamelijk uit enigszins deftige dames, die wantrouwend hun handtas aan de borst prangen als ik "goedemiddag" zeg. Twee alternativo's op een bankje vallen hier fors uit de toon. Juist als ik passeer, jagen zij de brand in een flink uit de kluiten gewassen joint. Misschien hebben ze hun hertentamens al achter de rug. De plaatselijke toverkol, een benig-magere vrouw met wit piekhaar, is kruiden aan het plukken; wat voor drank ze ervan gaat brouwen, wil ik niet weten.



WAGENINGEN - RHENEN
Het begint te motregenen en ik zoek de bushalte op. Ik wil nu wel eens naar de overkant. Een speurtocht in de OVR-reiswijzer heeft me geleerd, dat er nog maar één rechtstreekse verbinding is van de Heuvelrug naar de Betuwe. Alleen tussen Rhenen en Kesteren kan de rivier per bus gekruist worden. Zo'n jaar of tien geleden bestond er ook nog een verbinding tussen Renkum en Heteren. Het was zo'n kwijnend lijntje met een slordig priemgetal als lijnnummer. De opheffingsdreiging was toen al tastbaar.

Terug naar Rhenen dus; lijn 50 brengt me er in 20 minuten. Zo leeg als de bus was op de heenweg; zo vol is deze. Een jongetje van een jaar of vijf houdt een slap handje tegen zijn voorhoofd en zegt op bekommerde toon: "Ik ben wat ziekjes, mam. Voel maar". De moeder voelt, maar kan geen ernstige afwijkingen constateren van de normale temperatuur. Zijn oudere zusje kijkt uiterst misprijzend; "hij heeft ook altijd wat". "Dit is echt niet pluis, hoor", zegt de jongen, weer zo gekweld. Een hypochonder in de maak.

RHENEN - KESTEREN
Bij Rhenen stap ik over op de rivierkruisende lijn 45 naar Tiel. Het ritje over de Rijn duurt niet veel langer dan vijf minuten. Ik heb geloof ik wel eens geschreven over het ROVER-lid uit Rhenen die al meer dan twintig jaar vecht voor reactivering van de spoorlijn Amersfoort - Rhenen - Kesteren, die op deze plek de Rijn kruiste. De lijn is lang geleden opgeheven, maar beleefde in 1980? een gedeeltelijke reïncarnatie, toen de lijn Utrecht - Rhenen geopend werd. Ondanks de inspanning van de ROVER is de spoorbrug niet herbouwd. Dit neemt niet weg, dat Kesteren toch nog per trein bereikbaar is: De Betuweboemel Tiel-Arnhem stopt hier overdag eens per uur.

De bus zet me af op het stationsplein, waar een bejaarde vrouw een rondje rijdt op haar invalidenscooter. In het plaatskaartenkantoor is een historisch documentatiecentrum gevestigd. Het station heeft betere tijden gekend; je ziet het er nog aan af. Er liggen 6 sporen aan de zuidzijde en nog eens 2 ten noorden van het stationsgebouw; rijkelijk veel voor die ene trein per uur.

Hoewel het hartje spits is, staan er slechts een stuk of zeven reizigers te wachten op de diesel naar Arnhem. Ik heb nog tijd voor een paar foto's. Op het stationsplein rijdt de oude vrouw nog steeds doelloze rondjes op haar scooter. Wat beweegt zo iemand? Wat beweegt een digitale reiziger?


Bij dit verlaten spooremplacement eindigt het eerste deel van mijn Rijnreis per bus. Ik heb nu nog drie weken om te bedenken hoe ik van Kesteren in Heteren moet komen.

Frans Mensonides
12 mei 1999