De IJssel begint als een smal en onbetekenend veenstroompje. Bij Gouda, waar de Gouwe er in uitstroomt (ook via een stelsel van kanalen), verbreedt de rivier zich tot een indrukwekkende watermassa, die kan concurreren met de Lek en de Waal. De boerderijen maken hier plaats voor scheepswerven. Toch denk je niet bepaald aan de Hollandse IJssel als je spreekt over "de grote rivieren". Het blijft een tweederangs geval. Desalniettemin speelde de rivier tot tweemaal toe een belangrijke rol in de vaderlandse geschiedenis.
De eerste keer gebeurde dit min of meer toevallig. We hebben het feit allemaal moeten leren: in 1787 werd prinses Wilhelmina van Pruisen, op weg naar Den Haag waar zij op Pruisische wijze orde op zaken wilde stellen, tegengehouden door patriotten. Dit gebeurde, zo hebben we geleerd, bij Goejanverwellesluis, aan deze rivier. Omdat ik graag goed gedocumenteerd ben, sla ik het na in de grote Winkler Prins. Het blijkt slechts een legende. In werkelijkheid werd de struise Pruisische aangehouden bij het zijriviertje de Vlist. Wel heeft zij een tijdje gevangen gezeten in Goejanverwellesluis, dat nu van de landkaarten verdwenen is. Het schijnt gelegen te hebben nabij de plaats waar nu de buurtschap Hekendorp ligt. Zo zie je maar dat je nooit moet geloven wat je leert op school. De Rijn stroomt ook niet bij Lobith ons land binnen (dat ligt zelfs niet eens aan het water!) maar bij Spijk.
Het tweede historische feit vond plaats in de nacht van de watersnoodramp in februari 1953.
Het binnenstromende zeewater had een bres geslagen in de IJsseldijk en dreigde heel
Zuid-Holland te overstromen. Men wist erger te voorkomen door twee rijnaken te laten
zinken in het gat in de dijk, een moderne versie van de Hans Brinkers sage. Reeds in 1954
werd begonnen met de aanleg van het eerste deel van de Deltaweken: de stormvloedkering bij
Krimpen. Sedert 1958 wordt de rivier hier bewaakt door twee enorme betonnen schuiven, die
bij dreigende watersnood in het water worden neergelaten. De Algerabrug, gebouwd over de
stormvloedkering, haalde de Krimpenerwaard uit zijn isolement. De veerpont werd vervangen
door een bus.
Lijn 180. Een afkorting van vier letters dringt zich aan me op: VAGU. Dit stond ooit voor Verenigde Autodiensten Gouda-Utrecht, of zo'n soort naam. De VAGU heeft tientallen jaren alleen dit lijntje geëxploiteerd. Waaruit het verenigde karakter van VAGU bestond, heb ik nooit begrepen. De dienstregeling van de lijn, die ook toen al het nummer 180 droeg, stond vermeld in het boekje van Westnederland, net als lijn 183 (Driebruggen - Woerden, van de fa. Verhoef). VAGU heeft zich in de jaren 80 laten fuseren met Westnederland (thans ZWN); Verhoef bleef tot de dag van heden zelfstandig, als een laatste-der-Mohikanen.
In Haastrecht stappen 7 kinderen van een jaar of elf in, bepakt en bezakt met weekendtassen. Zij worden begeleid door een leider en een leidster. De leider heeft naar eigen zeggen nog maar een paar keer van zijn leven in een streekbus gezeten; de laatste keer is heel lang geleden. Hij verbaast zich over het feit, dat er nog steeds kartonnen kaartjes verstrekt worden; hij had verwacht dat het allemaal allang elektronisch zou gaan, met magneetkaarten of chipknips. Nee, daarvoor zal hij naar België moeten. Verder valt het hem allemaal erg mee. "Goh, ik wist niet dat ze reden met zulke mooie bussen, zeg", roept hij enthousiast (dit is toevallig een nieuwe). Uitvoerig prijst de man de rijeigenschappen van het voertuig. Een tevreden OV-klant. Je mag hem wel in een gouden lijstje zetten. Ik probeer uit te vinden, waar het negental vandaan komt, waar ze naar toe gaan en en liefst ook waarom, maar kan dit niet uit de gesprekken opmaken. Ik zou het simpelweg kunnen vragen, maar zover laat ik mijn nieuwsgierigheid nooit gaan.
De bus rijdt tot Montfoort over een provinciale weg, die zo'n 100 meter ten zuiden van de
rivier ligt. Het is een mooie rit door een zonnig en besneeuwd landschap. Een aangename
manier om een paar verloren uurtjes door te brengen. Van mij maakt zich meester wat Wim
Scherpenisse het "Bemmel-gevoel" noemt, naar Henk Bemmel, de antiheld uit mijn verhaal
"De ijzeren weg". Onderweg zijn van A naar B, je alleen maar passief te hoeven laten
vervoeren, en met niemand of niets iets te maken te hebben. Het Bemmel-verhaal staat te lezen
op mijn door niemand bekeken literaire site. Doe mij een plezier, en kijk er eens naar!
Lezenhoeft nog niet eens, al is het ook weer niet verboden.
Na een ruim half uur bereikt de bus Montfoort. Het is een zeer klein stadje langs de rivier, al sedert 1180 gedomineerd door een enorm kasteel. Van hieruit bestierden de machtige mannen van 't Schicht vijf eeuwen lang deze streek en verdedigden ze hem tegen de invallen van de graven van Holland. In het rampjaar 1672 werd het kasteel grotendeels verwoest. Dank zij uitvoerige herstelwerkzaamheden kon een gedeelte van het slot overleven tot in de huidige tijd. Momenteel biedt het toch nog aardig omvangrijke complex plaats aan een stadskantoor, een verzorgingstehuis en de praktijk van een tandarts. Ook kun je er kaas eten, zoals blijkt uit dit Telegraafartikel. Er is hier en daar wel wat aangebouwd.
Na een half uur rondlopen, reis ik verder. De bushalte staat op de plaats waar ooit de voorburcht was van het Montfoortse kasteel. Een klein hoopje stenen is het enige wat nog rest, na de slooparbeid van de binnengevallen barbaren. Lijn 180 wordt in Montfoort gekruist door no. 104 (Woerden - Montfoort - IJsselstein - Nieuwegein) maar ik heb geen tijd voor omwegen, en wil bijtijds in Utrecht zijn. Ik pak opnieuw de VAGU, zal ik maar zeggen. De bus is aanvankelijk leeg, maar loopt vol naarmate we de Domstad naderen. In en om De Meern zijn veel kantoren gevestigd. We rijden langs een aantal IT-bedrijven die de afgelopen jaren mijn pad gekruist hebben. DAt ik ze kan passeren zonder hyperventilatie of hartritmestoornissen te krijgen, bewijst dat de tijd alle wonden heelt, ook die veroorzaakt door zeven magere jaren in de IT. Ook daarover meer op mijn literaire site.
Het is druk op de wegen rond Utrecht; met een fikse vertraging komen we aan op het
streekbusstation.
Mijn reis voert vanmiddag naar Oudewater, dat een kleine 10 kilometer ten westen van Montfoort ligt. Oudewater heeft een busstationnetje, gelegen bij een ZWN-garage. Ooit was hier een loket waar je abonnementen en strippenkaarten kon kopen. Nu hangt er een bordje: "per 1 februari 1999 is het kantoor voor goed gesloten". Ik kom dus net te laat.
Oudewater is een iets groter klein stadje dan Montfoort. Het dankt zijn toeristische bekendheid aan de Heksenwaag. Deze is gebouwd in de 16e eeuw, toen de heksenvervolgingen op hun hoogtepunt waren. Er heerste ware paranoia. Wereldwijd werden die eeuw miljoenen vrouwen, met wie volgens hun omgeving "iets" aan de hand was, opgepakt en voor een heksentribunaal gesleept. Je moest daar wel een Moscovitch of een Spong meebrengen om de dans te ontspringen (hoe bewijs je, dat je iets dat niet bestaat, niet bent??). De meeste verdachten werden veroordeeld en de straf bestond doorgaans uit verdrinking of verbranding, al kwam ophanging ook wel voor, met vergelijkbaar resultaat. Het bijgeloof was, dat heksen een onnatuurlijk laag gewicht hadden (anders zouden ze zich moeilijk op een bezemsteel hebben kunnen verplaatsen, zo luidde de "logische" redenering). Bij een heksenwaag kon een vrouw zich laten wegen. Als je gewicht normaal was ten opzichte van je lengte, dan kreeg je een wegingscertificaat. Een certificaat van Oudewater was geldig in geheel Europa. Ik vrees, dat de uitdrukking "gewogen en te licht bevonden" teruggaat op deze barre tijden.
In de Heksenwaag kun je heden ten dage nog steeds een wegingscertificaat verkrijgen; ook als man. Verder is er een kleine expositie over de donkere tijden waarin heksenjacht hoogtij vierde. De Heksenwaag is alleen in de zomer geopend en vormt op een grauwe winterdag geen echt boeiend object voor een foto. Daarom vereeuwig ik in plaats daarvan één van de fiere leeuwen die op wacht staan voor het oude stadhuis. Het kerkje van Oudewater heeft een 14e eeuwse toren die een beetje Fries aandoet. Krassende kraaien fladderen rond de klokkentoren. Je hoeft geen erg overspannen fantasie te hebben om in deze vogels de geesten te vermoeden van vrouwen die indertijd te licht waren bevonden voor een Oudewaters wegingscertificaat en op de brandstapel zijn omgekomen.
Rond de kerk hangt een zware landbouwgeur; aan de oever van de IJssel staat een fabriekje van veekoeken en mengvoeders. Een zeer landelijk stadje, Oudewater. Ik verlaat het met de bus die om 16.35 vertrekt van het voorgoed gesloten kantoor. Even later passeren we natuurlijk weer Montfoort en De Meern, dat graag onafhankelijk wil blijven. De Meern, samen met het omliggende tuinbouwgebied, wordt binnenkort opgevreten door het Utrechtse mega-bouwproject Leidse Rijn, dat in 2015 plaats moet bieden aan 80.000 inwoners. Na lange discussies over light-rail, lijkt het er nu op, dat deze mensen zich toch tevreden moeten stellen met een (snel?)busverbinding naar Utrecht CS. De eerste woningen van Leidse Rijn, in de kavel Langerak, zijn onlangs opgeleverd. De wijk ligt tussen De Meern en Utrecht en de inwoners zijn voor hun openbaar vervoer aangewezen op enkele streeklijnen, zoals 180.
Ook deze keer arriveer ik ruim op tijd voor mijn college in Utrecht.
Bus 196 vertrekt zes minuten te laat en rijdt richting Krimpen aan den IJssel in het kielzog van lijn 98 (Capelse Brug - Krimpen a/d IJssel), een propvolle gelede bus. Bus 98 rijdt in de spitsuren om de vijf minuten en zou daarmee wel eens de hoogstfrequente streeklijn van Nederland kunnen zijn. Krimpen mocht een aftakking krijgen van de Calandlijn, de Rotterdamse sneltram / metro, maar de gemeente had geen interesse. Dom, want een rechtstreekse metroverbinding had de reistijd naar het hart van Rotterdam kunnen terugbrengen tot minder dan een kwartier. Zo'n bus schiet niet op. Er is dan sinds een paar jaar wel een vrije busbaan op de Algera-brug, bij de stormvloedkering, maar een kilometer verderop staan de bussen minutenlang voor een rood negenoog in het centrum van Krimpen a/d IJssel.
Voorbij Krimpen zie ik boven de IJssel een schilderij van Ruysdael: zware wolkenluchten boven een kronkelige rivier. Een mooi gezicht, maar het is duidelijk dat we het vanmiddag niet droog houden. Ik heb ouwe schoenen aan, die weliswaar goed zitten, maar niet geheel waterdicht zijn. Als de bus Gouderak nadert, breekt de hagel los. Bovendien lijkt Gouderak me geen plaats die je als toerist-in-eigen-land niet mag missen. Ik blijf lekker zitten in de bus. Ik blijf gewoon lekker zitten. In onze buurt woont een verknipte vrouw, die soms een hele middag doorbrengt op het oncomfortabele zitbankje van de bus-abri op de Debussy-straat. Tegen alle passagiers zegt ze: "jíj moet straks met de bus mee, maar ik blijf hier gewoon lekker zitten, hoor. Ik blijf toch wel lekker zitten". Zo blijf ik nu ook lekker zitten, maar dan wel in de bus. Die abri-zitster, zoals ik haar maar even noem, zou best wel eens een heks kunnen zijn. Ik zal haar de volgende keer maar eens vragen naar haar wegingscertificaat.
We bereiken Gouda. Ik neem bus 190 terug. In Moordrecht stap ik uit. Het is even droog, al komen er aan de horizon alweer nieuwe buien aan. Achter de rivierdijk ligt een stelsel van krochten en stegen, niet ver van een buitensporig grote kathedraal. Het vormt een aardig geheel, maar ik zie niet echt iets dat de moeite waard is voor een foto. De veerpont naar Gouderak kan maar 3 ton gewicht verdragen. Er is slechts ruimte voor twee personenauto's. Ik zie de pont de rivier oversteken. De boot heeft één oprit en moet dus steeds 180 graden draaien om aan de overkant weer aan te kunnen meren. Auto's moeten er achteruit opdraaien, zodat ze aan de ander oever vóóruit hun weg kunnen vervolgen.
Na een halfuur heb ik Moordrecht wel gezien. Ik neem 190 naar metrostation Kralingsezoom.
Onderweg passeren we het slaapdorp Niewerkerk aan den IJssel. Hier is niet veel
belangstelling voor de bus; het dorp heeft een spoorverbinding met Rotterdam en Gouda. De
rivier zie ik niet meer. We zijn de agglomeratie Rijnmond binnengereden. Kilometer na
kilometer rijdt de bus door bedrijventerreinen en nieuwbouwijken. Bij Capelle Schenkel
kruisen we de sneltrambaan van de Calandlijn. Verder gaat het, door de nieuwe Rotterdamse
wijken rond de Jaques Duthilweg, op weg naar het eindpunt: Metro Kralingsezoom.
Ik fotografeer een geparkeerde FROG. Hij heeft een soort taster op enkele centimeters boven
het wegdek, die moet waarschuwen in geval van obstakels op de weg. Als ik de foto heb
genomen, begint het te hagelen en te bliksemen. Ik vlucht het metrostation binnen. Daar zie ik
de FROG plotseling in beweging komen. Blijkbaar staat er bij het Rivium iemand die vandaag
vroeg naar huis wil, en op de knop heeft gedrukt om deze horizontale lift te ontbieden.
Enigszins schokkerig neemt de FROG de keerlus. In een matig fietstempo van hooguit 12
kilometer per uur zie ik het busje wegrijden over zijn speciale geasfalteerde vrije baantje. Het
is nog even een gek gezicht, een bus zonder chauffeur, maar ik verwacht er wel snel aan te
kunnen wennen. Zodra het busje officieel van start gaat, is een rapportage te verwachten op
"De digitale reiziger".
Frans Mensonides
27 februari 1999
Lijn 180: Gouda NS - Beneden Haastrecht - Haastrecht - Boven Haastrecht - Hekendorp - Oudewater - Willeskop - Montfoort - Heeswijk - Achthoven - De Meern - Strijkviertel - Oudenrijn - Utrecht CS (30 km).
Lijn 190: Rotterdam metro Kralingseveer - Capelle Schenkel - Capelle Schollevaar - Nieuwerkerk a/d IJssel - Moordrecht - Gouda NS (21 km)
Lijn 196: Metro Capelsebrug - Krimpen a/d IJssel - Ouderkerk a/d IJssel - Lageweg - IJssellaan - Gouderak - Gouda NS (22 km).