Antwerpen Centraal
Af en toe krijg je in de stad een plukje van die Oriëntmensen te zien,
in een of andere Jan Plezier. Die middenin zitten horen de stem van
de gids wel, maar kunnen niets onderscheiden en die aan de buitenkant
worden beregend, of snakken naar drinken als de zon schijnt. In aller ogen
staat te lezen hoe ze naar huis verlangen, maar dat gaat niet, zie je,
want de hele tocht is vooruit betaald en zij moeten mee, weken-
of maandenlang, tot het bittere eind.
Boorman in Lijmen tegen Teixeira de Mattos, over het leed van het reizen, speciaal met het vermaarde reisbureau Oriënt. Willem Elsschot, Verzameld werk, Amsterdam 1980, p. 316
Deze reeks met een zeer lage frequentie, over een treinverbinding met ook een zeer lage frequentie,
kent drie eerdere afleveringen:
(2): Rotterdam - Schiphol - Amsterdam met Fyra (september 2009)
(1): 'De zeven mensen in deze trein': Antwerpen Centraal - Noorderkempen (incl. Brecht en Wuustwezel; juni 2009)
(0): (Ingebed in een stukje over Klokkenstad Lier; juli 2008)
Het kan ‘al’ sinds december 2009, maar het kwam er eerst niet van: de Thalys nemen op het traject Rotterdam – Antwerpen. Het is zo’n reisje waarvoor je eerst moet sparen. Maar ik zag ook op tegen het gedoe met die reserveringen; nog steeds was ik mijn vorige Thalysritje, in 2000 naar Parijs, niet vergeten.
Een tentoonstelling over Willem Elsschot (1882-1960), de grootste romanschrijver die ons taalgebied gekend heeft, lokte me uiteindelijk toch naar Antwerpen. En waarom de TGV niet genomen?
Waarom wél, zou je je ook kunnen afvragen. Het is een beetje schieten met een kanon op een mug, een Hoge Snelheids Trein te nemen op een Hoge Snelheids Lijn, voor een afstandje van 95 kilometer over het spoor en hooguit 80 kilometer in vogelvlucht. Ik wed – ik ga het niet proberen! – dat als je op de hoogste trans staat van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen, je bij helder weer, goede ogen en bezit van een sterk binoculair, met gemak de Rotterdamse €-mast aan de noordelijke horizon kunt ontwaren.
Twee andere redenen om niet de TGV (TeGenVallend, zoals ik vond in 2000) te nemen, zijn het ingewikkelde reserveringssysteem en de prijs. Die hangen samen met elkaar. Nog steeds is het zo, dat je des te meer betaalt naarmate je later reserveert. En ik reserveerde heel laat, want ik wist donderdagavond pas dat ik zaterdag de gelegenheid zou hebben om naar Antwerpen te gaan.
Toch iets veranderd sedert het millenniumjaar: je moest er toen nog naar toe, naar de internationale balie op het station, die altijd dicht zat. Tegenwoordig regel je alles via de Thalys-website, die met afstand de meest onoverzichtelijke is die ik in 2010 tot nu toe bezocht heb. Het kost je nogal wat tijd om je kaartje te kiezen uit die warwinkel van tariefsoorten.
Is dat eenmaal gelukt, dan vul je je naam in; de kaartjes voor de Thalys zijn persoonlijk en onoverdraagbaar. Even overweeg ik, mezelf Frans Laarmans te dopen, of erger nog: Teixeira de Mattos. Teixeira de Mattos is het alter ego van Frans Laarmans, is het alter ego van Willem Elsschot, is het alter ego van Alfons de Ridder.
Ik vul toch mijn gewone, eigen naam maar in, want las ergens dat je je onderweg moet kunnen identificeren. Ik krijg een gangplaats toegewezen; ik mag niet eens kiezen tussen gang en raam, voor die centen. De raamplaatsen zijn natuurlijk al lang uitverkocht bij deze last minute-boeking. Vervolgens betaal ik via iDeal en print mijn kaartje uit met mijn eigen printer; ik hoef niet naar het loket of naar de brievenbus.
Ze solferen me twee waanzinnig dure kaartjes op. Voor dat lullige kutritje van exact een half uur tel ik 46 euro neer. Voor de terugrit, op dezelfde dag, idem. Dan zal ik nog met chipkaart op saldo van Leiden naar Rotterdam v.v. moeten reizen. Totaal kost dit retourtje met op een paar dubbeltjes na 100 piek. Een superdagretour met de aloude internationale sneltrein via Roosendaal kost nog geen 30 euro. Ik behoor niet tot de stereotype ‘Ollanders uit de moppen van Belgen, die een cent uitrekken tot een koperdraad, maar dit valt toch onder de categorie: ‘Eens maar nooit weer’.
Voor dat geld krijg je dan ook nog zeer weinig keuzemogelijkheden. Je kunt alleen mee met de Thalys naar Parijs, die een keer of zeven per dag vertrekt en soms gaten openlaat van 3 uur.
Ons was, bij de voltooiing van de HSL door de lage landen in 2006, beloofd dat die lege uren gevuld zouden worden met sneltreinen (250 km/uur) Amsterdam – Brussel. Er is nog niets van gekomen, evenmin als van de halfuursdienst Amsterdam – Breda waar Noord-Brabant zo om zit te springen. Die Fyra’s met hun Goofy-snuiten zijn er nog steeds niet; er wordt nog hard aan getimmerd in de fabriekshallen van AnsaldoBreda. En nog altijd rijden die oude kavaljes met een slakkengangetje van 160 heen en weer tussen Rotterdam en Amsterdam. Ik deed ze vorige jaar september, toen ze nog betaalbaar waren. Nu zijn de tarieven op Thalys-niveau en stapt er geen sterveling meer in.
Ik heb de trein geboekt die om 10:58 uit Rotterdam vertrekt, en die van 20:31 uit Antwerpen. Daar moet je dan je hele dag op afstemmen, want omboeken, om er een later of eerder te nemen, kan niet of is zeer omslachtig. 10:58 is eigenlijk te laat, maar de vorige trein, 8:58, vertrok me te vroeg voor de zaterdag.
De Thalys heeft op Rotterdam CS geen echt vorstelijke entree. Hij wordt binnengenomen op het in verbouwing verkerende spoor 4, zonder CTA, met veel tijdelijke golfplaten en weinig afdak tegen de regen, die overvloedig neerkletst.
De mensen hier moeten bijna allemaal naar Parijs en staan helemaal stram van de reiszenuwen: waar komt onze wagon, zit er straks niemand op onze gereserveerde plaatsen, hebben we alles wel, komt hij überhaupt wel opdagen? Het wordt er niet beter op, als de trein vertraging blijkt te hebben. Dat jonge stel kijkt alsof ze onderweg zijn naar hun executie, in plaats van naar die zonnige vakantie waaraan ze in 2070 nog zo graag terug zullen denken. Het kleine meisje durft niet meer te kijken en heeft steun gezocht bij papa. Ik ben blij dat ik maar tot Antwerpen hoef in dat sardienenblik, en geen koffers heb om die krappe trein binnen te slepen. De regen is ook ineens al weer over.
De vertraging is vermoedelijk te wijten aan de kapotte bovenleiding in de Schipholtunnel, waarvan het herstel weken, zo niet maanden gaat vergen. De Thalys had drie minuten na de langzame sneltrein via Roosendaal het station binnen moeten sukkelen, maar beide concullega’s komen nu tegelijkertijd aanrijden.
Ik neem plaats op mijn gangplaats, naast een andere solitaire heer. Voor me is een strijd ontbrand tussen een huisvader en een jonge vrouw, die beiden dezelfde zitplek claimen. De eerste zegt, die stoel gereserveerd te hebben, de laatste ook. Foutje in de computer? De huisvader laat zijn kaartje zien; de jonge vrouw weigert dat resoluut. Daarbij kijkt ze met een lege, holle blik, alsof de kwestie helemaal niet van belang is.
Dan dreigt de man, de conducteur erbij te halen. De jongedame bekent nu schoorvoetend, bij nader inzien, feitelijk niet gereserveerd te hebben, en eigenlijk zelfs helemaal geen kaartje te bezitten. Zou ze dat misschien alsnog los kunnen kopen, als de conducteur langskomt? Wij hebben daar een hard hoofd in. Maar ze zal het toch proberen; ze neemt plaats op een onbezet gebleven plek elders in de coupé.
De treinsteward heet ons welkom in onverstaanbaar Waals en nog onverstaanbaarder Vlaams en Engels. We vertrekken, nog vóór de internationale sneltrein, die ik daarnet op het andere perron onverantwoord vol gestouwd zag worden met bagage en mensen; hij blijft populairder dan de Thalys.
Tot buiten Rotterdam volgen we het oude spoor. Dan gaan we een paar tunnels door en flyovers over, en rijden we ineens alvast links, hoewel de grens met België nog lang niet in zicht is. We koersen door Barendrecht, niet dat aquarium voor de normale stop- en sneltreinen, maar in een aparte tunnelbak.
De HST rijdt tussen Rotterdam en Antwerpen in totaal 12 kilometer over bestaand langzaamspoor en er is 83 km nieuw hogesnelheidsspoor voor aangelegd; van Lombardijen tot Luchtbal, zo ongeveer. 47 daarvan liggen op het grondgebied der Nederlanden; 36 op dat van België. Van dat laatste stuk is het trajectgedeelte Noorderkempen - Antwerpen al in gebruik genomen in het voorjaar van 2009; ik was er vorig jaar.
Antwerpen – Brussel gaat over bestaand spoor, met een sukkeldrafje van 160. Pas ver onder wat nog steeds de hoofdstad is van dat desintegrerende land, klimt de teller weer naar 300.
Na Barendrecht wordt de snelheid flink opgevoerd. Met 300 km/uur door Nederland, eindelijk! En het moet gezegd worden over die veel te dure trein: reizen met zo’n snelheid door Nederland is aardiger dan door Frankrijk, waar je maar langs grasvlaktes rijdt. In Nederland, met dat gevarieerde en volgepropte landschap, lijk je nog twee keer zo hard te gaan.
Deze spoorlijn snijdt Dordrecht af. Zonder dat veel reizigers er zich van bewust zijn, kruisen we de rivierarmen het Waaltje en de Devel per brug en de Oude Maas per tunnel. De bovenleidingmasten vliegen langs. 300 per uur, dat is een kilometer in 12 seconden. Oh ja, daar kruisen we die lange, rechte polderweg tussen Maasdam en ‘s-Gravendeel, waar ik in 2007 met een bus overheen reed. Niet veel verder de tunnel onder de Dordtsche Kil, ook een rivier die niet alle opvarenden van deze trein op school geleerd zullen hebben. En dan het majestueuze uitzicht op het Hollands Diep en de Moerdijkbrug voor het langzame verkeer. Dat Diep kruis je per TGV in een seconde of 13.
Hoe lang zou Elsschot gedaan hebben over zijn ritje Antwerpen – Rotterdam? Ik schat een uur of anderhalf, twee, met de stoomtreinen van toen, en nog zeer strikte douanecontroles. De Antwerpse bakkerszoon werkte eerst een poosje in Parijs, als secretaris van een Argentijnse ‘zakenman’ en oplichter, en verbleef in die tijd in het pension dat hij zou beschrijven in Villa des roses. Daarna vertrok hij naar Rotterdam, waar hij rond 1910 enkele jaren werkte op kantoren van scheepswerven.
Daar hield hij een verschrikkelijke hekel over aan… nee, niet aan Hollanders, maar meer aan scheepswerfkantoren, waarvan hij er in Kaas één zou neerzetten in al zijn landerigheid en uitzichtloosheid. Veel verschil is er niet tussen kantoren van toen en nu, als je dat leest; niet veel meer dan dat de Underwood-schrijfmachine vervangen is door een toetsenbord en beeldscherm.
Hij had op de Gustowerf in Rotterdam een oudere collega, juffrouw Van der Tak, aan wie hij in sappig Vlaams allemaal anekdotes vertelde over onder meer zijn tijd in Parijs. Die kantoorjuffrouw mogen we dankbaar zijn, want zij ried hem aan, het allemaal eens op te schrijven. Dat deed hij, en in 1910 voltooide hij in Rotterdam zijn eersteling Villa des roses. Ongelooflijk dat die 100 jaar oud is; het taalgebruik doet zeer modern aan. Ook geen wonder dat het werk in die tijd niet gepruimd werd door lezerspubliek en kritiek, en Elsschot pas in zijn laatste jaren, toen hij de pen al had neergelegd, doorbrak bij het grote publiek.
Wat ik dan wel graag wil weten, hoewel het literatuurhistorisch totaal niet interessant is: heeft Elsschot in zijn Rotterdamse jaren ooit de Hofpleinlijn genomen, waarover ik het laatst had? Het heeft me een halve middag speuren gekost in een wetenschappelijke bibliotheek, maar ik weet nu dat hij - als rechtgeaarde, zij het tijdelijke, Rotterdammer - die jaren nooit in Amsterdam is geweest, maar wel een keer in Scheveningen, omdat zijn vrouw de zee wilde zien. Ik kan me moeilijk voorstellen dat hij toen niet die hypermoderne elektrische trein genomen zou hebben. Maar het stond er niet bij.
- - - -
Waar de grens is, kun je niet goed zien vanuit de TGV. Wel zie ik parkeerplaatsen en distributiecentra, en bordjes Galder en Hazeldonk; daar moet het ergens zijn.
Station Noorderkempen zoeft langs. Nu komt de koeterwaals sprekende conducteur binnen. Mijn uitgeprinte kaartje sanctioneert hij met een tangafdruk en de mededeling: ‘An’werpèn, nog ‘nen poar minuudzjes’. De spanning is nu tastbaar in de coupé, want hij nadert de jonge juffrouw zonder geldig plaatsbewijs, die zeven stoeltjes verder naar voren stoïcijns zit te wezen, en net doet of ze het zwaard van Damocles niet ziet aankomen.
We passeren Luchtbal en gaan de tunnel in. De conducteur, nog maar twee stoelen van de zwartrijdster verwijderd, steekt zijn tang in zijn tas en begeeft zich naar de deur. Dat was kantjeboord! De ijzige dame maakt zich nu op om te verkassen naar de coupé waar de conducteur net vandaan komt. Zo haalt ze mogelijk Parijs zonder een cent te betalen, een goede wraakoefening op zo’n dure trein, namens ons allen.
De rit heeft 29 minuten geduurd, hetgeen neerkomt op een moyenne van 197 km/uur. Of anders gezegd: € 1,59 per minuut. Toch staat er nog een vertraging van 11 minuten op het bord.
Ik ga Elsschot doen. Meer over dit dagje Antwerpen in een volgende aflevering van De digitale reiziger; het moet sommige lezers toch al aardig vervelen, dat er in elke aflevering van deze HSL-reeks een schrijver voorkomt, maar je hebt ze nu eenmaal overal.
Om 20:25 keer ik terug op dit ondergrondse perron. Inmiddels weet ik, wat ik vanmorgen nog niet wist: dat Elsschot zelf de 'schurk' was in Villa des roses, en - naar zijn eigen zeggen - model stond voor het onsympathieke personage Richard Grünewald. Een kamermeisje met kind schoppen en er dan vandoor gaan, een rotstreek, maar wel van iemand die het prachtig kon opschrijven. Aartsengelen schrijven geen romans.
In de Thalys terug is het raamplekje naast mijn gangplaats vrij. Ik neem er plaats, in de bereidheid, hem meteen weer af te staan als een ander er rechten op doet gelden.
Passage station Noorderkempen (0:32)
Lage Zwaluwe, Moerdijkbrug en tunnel onder de Dordtsche Kil (1:17)
Nu kan ik tenminste een paar video’s schieten. Tussen Lage Zwaluwe en Moerdijk halen we een reguliere, conventionele trein in, een IRM. Het is niet goed te zien, of hij ons tegemoet komt, stilstaat of dezelfde kant op rijdt als wij, maar dan veel langzamer. Pas bij bestudering van het filmpje blijkt het laatste het geval.
Ik ben terug op Rotterdam CS; precies op tijd nu, een dure, doch onbetaalbare treinervaring rijker: we hebben nu écht een hogesnelheidstrein in de lage landen!
Frans Mensonides
28 juli 2010
Er geweest: zaterdag 17 juli 2010
© Frans Mensonides, Leiden, 2010.