De digitale reiziger (55b):
‘Oude Maasweg, kwart voor drie’; FutureLand en Rozenburg

<<< Lees ook deel 1!


Bus 113 bij Fast Ferrysteiger op de Maasvlakte

 

'k Zit hier op de snelweg met een lege tank
Regen klettert op het dak
Ik zal nou wel naar huis toe moeten liften
Ik denk aan jou bij elke stap
In de verte blijft de Transit staan
Ik kom nooit meer van je los
'k Zie de Caltex in de nevel
Olievlekken op de Maas
'k Loop wel door maar ik kan nergens heen
't Regent nog steeds en ik voel me zo alleen
Nu 'k je nooit meer zie
Oude Maasweg, kwart voor drie
Nu 'k je nooit meer zie
Oude Maasweg, kwart voor drie

Liedje van The Amazing Stroopwafels (1982)

 

Maasvlakte

Waar zee was
heerst land
Water verdronken
in zand

Langs uiterste rand
serene rust van
tankopslag

Door draden kracht
centrale knetterend
boomloze verte
in knalt

brandt Eeuwige Vlam
boven buitenaards
landschap

Van God verlaten
helicopter-
plat

Jules Deelder
Telefoongedicht in het kader van Woorden in de branding

 

Vandaag het vervolg op wat voorafging in <<< deel 1. Ik deed op twee verschillende dagen het eiland en dorp Rozenburg, en FutureLand, het informatiecentrum op de Eerste Maasvlakte over de Tweede.

Op de eerste dag, donderdag 17 juni 2010, had ik een late start. Na diverse huiselijke beslommeringen, en het vergeten van mijn camera, en het daar pas achterkomen toen ik bij de halte stond en de bus er al aan kwam, kwam ik pas na het noenuur echt uit de startblokken.

 

 

ROZENBURG

 


Ik wil toch nog naar FutureLand, een onafzienbare reis met vijf voertuigen: bus naar Leiden Centraal, trein naar Schiedam Centrum, metro naar Spijkenisse, bus naar Brielle Rugge, bus naar dat toekomstige land; bijna 2,5 uur in totaal voor een bestemming die in vogelvlucht op nog geen 40 kilometer van Leiden ligt.

Op Schiedam Centrum word ik getroffen door een metrostoring. Er komt geen metrovoertuig naar Spijkenisse; ze gaan allemaal naar Niet Instappen. En dat terwijl het display boven het perron blijft aangeven dat er over enkele minuten toch één voor Spijkenisse zal komen, ondanks een eerdere stremming.

Na een halfuur vergeefs wachten, te midden van een aanzwellende menigte reizigers, besluit ik, FutureLand naar de toekomst te verdagen en dan eerst maar naar Rozenburg te gaan. Bij het verlaten van het metrostation offer ik nog 78 cent aan het chipkaartsysteem, vermoedelijk voor het aangename verblijf op het perron en het gepresenteerd krijgen van onjuiste informatie. Gelukkig zal er twee dagen later een enquêteformulier in mijn mailbox rollen om mijn meest recente reis met RET te beoordelen op een schaal van 1 tot 10. Dat wordt het spreekwoordelijke cijfer ‘voor de moeite’. Maar kun je dit wel een ‘reis’ noemen?

Ik pak de trein naar Hoek van Holland, om in Maassluis de veerpont te nemen over de Nieuwe Waterweg, of liever: Het Scheur, zoals het daar officieel heet.

Onderweg denk ik opnieuw terug aan dat bedrijf waar ik placht te discussiëren met die ex-havenarbeider die doorgeleerd had tot personeelsconsulent. Die toko produceerde niets, maar hield zich alleen in leven met het controleren van andermans spullen. En zo inspecteerden ze onder andere olietanks en –leidingen in dit stuk Nederland. Onze inspecteurs mochten er dus even aan ruiken: aan de benzinegeur, aan de haven, aan de olie-industrie, aan het werk waar het echt om draait. En ik mocht zelfs dat niet; ik mocht alleen de geproduceerde inspectierapporten opbergen in het bedrijfsarchief.

Ik had een plattegrond aan de muur hangen van het Rotterdamse havengebied, en kende alle bedrijven en alle straatnamen, zonder er ooit geweest te zijn: Welplaatweg, Nieuwesluisweg, d’Arcyweg, Prof. Gerbrandyweg, Petroleumweg, Butaanweg, Bunschotenweg, Vondelingenweg, Hartelse Plaatweg, Striendwaalseweg, Streefwaalseweg, Noordzeeweg, Botlekweg, Moezelweg, Theemsweg, Europaweg, Oude Maasweg. ‘Oude Maasweg, kwart voor drie’, (uit een liedje dat de top-40 niet haalde, maar tegenwoordig wel hoog in de top-2000 staat); nog negen kwartier suffen boven mijn papieren en deze werkdag zat er weer op.

Over Rozenburg zat ik ook wel eens te mijmeren. Hoe is het leven in een dorp op een eilandje dat je moet delen met walmende schoorstenen, vaten vol explosief materiaal, af en aan rijdende vrachtwagens en smog? ‘Alarmfase één in het Botlekgebied’, hoe vaak hoorde je het niet?

Het ongeveer 25 km2 metende eiland Rozenburg levert weer zo’n typisch Hollands verhaal op van geschapen zijn door de Mens, en niet door god. Het ontstond in de 16e eeuw door indijking en aanpoldering. Mijn moeder moest het leren op school, in een rijtje Zuid-Hollandse eilanden dat zij 70 jaar later nog kan opdreunen: … Voorne-Putten, Rozenburg, IJsselmonde … . ‘Je kwam er nooit, maar moest het wel weten…’

Tot een jaar of 50 geleden bestond de bevolking van Rozenburg voornamelijk uit landbouwers. Er waren twee dorpjes op het eiland: Rozenburg in het midden, tegenover Maassluis, en Blankenburg in het oosten. En terwijl het eerste langzaam uitgroeide tot een forenzenoord, werd het tweede geofferd aan de havenmoloch. De 300 inwoners moesten verhuizen. Het dorp was het lot beschoren dat het Vlaamse Doel nog steeds boven het hoofd hangt: complete verdwijning, een lot dat erger is dan de mensendood, zoals ik betoogde in dat stukje.

Eerder dit jaar werd de 12.500 inwoners tellende gemeente Rozenburg opgeheven en ingelijfd bij Rotterdam, waarvan het centrum 22 kilometer verderop ligt. Zij had ‘onvoldoende bestuurskracht’. Nou, als dat het criterium is, kun je driekwart van de Nederlandse gemeenten wel opdoeken. Dat gaat ook gebeuren, binnenkort. De VNG wil af van de provincies - welke gemeente wil dat niet - en er komen dan supergemeenten van 400.000 inwoners. Moet je drie kwartier in de trein zitten om je paspoort op te halen. Het zal allemaal wel bevorderlijk zijn voor de laagdrempeligheid naar de burger toe, waaraan elke gemeentepoliticus lippendienst spendeert. Rozenburg verwar ik altijd met die gemeente die bij verkiezingen altijd het snelst zijn stemmen geteld heeft. Maar dat is Rozendaal in Gelderland (niet te verwarren met Roosendaal in Noord Brabant).

 


Ik pak de pont naar Rozenburg ZH. Hij is bereikbaar via een wandeling van 10 minuten vanaf station Maassluis, vaart om de twintig minuten, wordt geëxploiteerd door Connexxion en betaald met een elektronisch systeem dat weer anders is dan de chipkaart. Die moet je bij tijd en wijle opwaarderen. Maar voor houders van rittenkaarten staat hier een ‘afwaardeerautomaat’. Ik zelf koop, als incidentele reiziger, gewoon een papieren kaartje. Wie zwartvaart, betaalt drie maal het enkele reistarief als boete.

Voor de nieuwbakken Rotterdammers is dit de snelste route per OV naar de stad. Met boot plus trein zit je toch binnen een klein uurtje wel in de koopgoot. Met bus plus metro, via Spijkenisse, doe je er nog langer over. Ik kan me voorstellen, dat deze mensen zich nog geen echte Rotterdammers voelen.

Aan de overkant bezorg ik (eet)café Veerheuvel klandizie met een late lunch. Veerheuvel is open van de vroege morgen tot in het holst van de nacht, als de pont al lang aan de wal ligt. Naast recreanten en Rozenburgse pensionado’s zit hier een groepje werkachtige mannen van onbestemde nationaliteit. Op een groot scherm is de voetbalwedstrijd Argentinië – Zuid Korea zichtbaar, met het geluid zacht, zodat je die ellendige vuvuzela’s niet hoort, die olifantenscheettoeters. Het wordt net 2-0 voor de Argentijnen; ook al weer een bal die de keeper van UVS ongetwijfeld klemvast gehad zou hebben.

 

d


Ik loop langs het water, met de skyline van Maassluis aan de overkant. Die bestaat uit onder meer een 50 meter hoog gevaarte dat een silo of veem lijkt, maar in werkelijkheid een flatgebouw is. Een lelijk ding in een omgeving waar schoonheid detoneert.

De bewoners van Rozenburg heten stug te zijn en gericht op zichzelf. Zij omringden hun dorp met een zoom van dijken, parken en bosjes. Is dat om de dingen eromheen niet te hoeven zien, of om er zelf achter schuil te gaan?

Kwart voor drie. Ik weet de Oude Maasweg uit het liedje 7 kilometer achter me, in het Botlekgebied. Maar in dat liedje is het nacht. Bij overvloedig zonlicht kan ook een wandeling door het havengebied aangenaam zijn. En die haven heeft een geheel eigen fotogenialiteit. Ik sla twee keer linksaf en beland op de Noordzeeweg langs het Calandkanaal. Aan de overkant loopt een tanker uit een ver land leeg in de opslagvaten van Vopak. In de verte rammelt een goederentrein over de Calandburg.

Feitelijk heb je om Rozenburg alles wat een wandelaar wenst: groen, water, zon, wind, uitzicht. Borden ‘Welkom in Rozenburg’ lokken me echter het dorp in.

Het opzienbarende van Rozenburg is het feit dat het zo weinig opzienbarend is. De groeitijd lag in de jaren 60, toen buurdorp Blankenburg juist verzoop, en het lijkt hier wel wat op mijn eigen wijk, die ook uit dat era stamt. De Burgemeester J. de la Paisièresstraat ligt te sudderen in de hete middagzon.

De laatste burgemeesteres van Rozenburg, de verre opvolgster van J. de la Paisières, kon desgevraagd geen rampenplan tonen; iets wat je wel moet hebben als je dorp omringd wordt door miljoenen kubieke meters brandbaar spul. Het bezegelde het lot van Rozenburg. De gemeente werd opgeheven, wat de burgemeesteres niet verhindert, thans de grootste smoel te hebben in de Deelraad.

 


Ik nader de oude winkelkern van Rozenburg, op het dijkje, een omgeving die je met een beetje goede wil gezellig zou kunnen noemen. De monumentenlijst is kort: het v/m raadhuis, een weinig opmerkelijke molen, een buiten met een mooi tuintje, en dan heb je het wel gehad. De Openbare bibliotheek is zeshoekig, en daarmee bijzonder. Het winkeltje Emma’s Memory is een erkend handelaar in ongeregelde goederen, maar het zooitje ongeregeld is helaas gesloten, waar het bordje op de deur openheid op donderdagmiddag belooft. Opvallend oranjegezind zijn ze hier in dit dorp, dat tijdens de mondiale zelfs een Hup Holland Hupstraat kent. Wie kan vandaag voorspellen dat we in de finale zullen staan op de dag dat dit stuk gepubliceerd wordt?

De autowasstraat meldt: ‘Wij stellen ons niet aansprakelijk voor schade’, maar dat is kletspraat. Een juridisch onderlegde heeft mij eens verteld, dat je alleen een ander aansprakelijk kunt stellen, en niet jezelf; zo’n bordje heeft dus geen enkele betekenis.

‘Leu…, leu…, leuk, apies kijke’, lalt het plaatselijke drankorgel purper aangelopen vanaf een terrasje naar een kennis. Hij moest eens in een spiegel kijken, daar ziet hij de grootste.

In de noordoosthoek van het dorp zie ik havenpijpen achter een modern flatgebouw. Verder gaan de havenactiviteiten weer schuil achter een strook van parken. Een dorp als een oester.

Ik laat het achter me met lijn 105 die een kwartierdienst onderhoudt met Spijkenisse. We rijden door het Botlekgebied en er stappen wat werkers in. Je kunt per bus bijna overal komen in het Rotterdamse havengebied, maar er wordt in de Botlek niet veel van het OV gebruik gemaakt. Nu zijn we in de buurt van die Oude Maasweg die de titel vormt van dit stuk en waar ik op beide dagen een rondje omheen draai. Ook passeren we de Hartelkering met zijn enorme schuiven, die hopelijk wél sluiten als de Maeslant kuren heeft.

In Spijkenisse maken we een lange omweg door een nieuwbouwwijk; goed voor het saldo van je chipkaart! Er stappen wat mensen in: een oud, krom vrouwtje met rechtopstaand heksenhaar, een jongeman met felblauwe brillenglazen en een geitenknevel van 25 centimeter lengte. Een andere jongeling, 2.10 meter lang, mager van schouders, met spitse kin, jukbeenderen en adamsappel, en een vette winterjas aan, kijkt contactgestoord naar buiten. Twee moeders, de gezusters Tokkie, slepen een opvallend lange kindersleep de bus binnen. Een meisje van een jaar of twee neemt tegenover me plaats. Ze heeft bruine Charley Toorop-ogen, een baard van onlangs genuttigde dranken en woelt wellustig met haar vingers rond in een grote tros snottebellen onder haar neus.

Zit er wel een normaal uitziend mens in deze bus, afgezien van mezelf? Dat viezige kind doet me denken aan de even onsterfelijke als onsmakelijke regels van Jacob Cats (Houwelyck, 1625):

Let op het kint dat bobbels blaest,
En siet hoe seer het is verbaest,
Om dat het opgedreven quyl
Alleen maer duert een korte wijl,
En valt dan neder op het velt
Wanneer het op sijn hooghste swelt:
Ey, stoort u niet, gy menschen-kint,
Dit spel en wy zijn enckel wint (…)

Het leven als spuugbel, wat een vergelijking; het was toch een beetje een rare snijboon, die Cats.

Spijkenisse Centrum, na een veel te lange rit. De metro naar Schiedam rijdt nog steeds niet, nog steeds door eerdere stremmingen, en ik ga via Rotterdam naar huis.

 

 


FUTURELAND

 


Acht dagen later keer in terug naar dit stuk Nederland voor die lange rit naar FutureLand. Bus 113 die ik in Brielle neem, is alweer helemaal leeg, op mij na.

Vette wolken stapelen zich op boven de Maasvlakte. Maar ze drijven over, en het zal de hele dag droog blijven. Op de Betuwebaan zie ik deze keer zowaar een trein rijden, met weer veel containers van MAERSK. Ik zat me net af te vragen: kunnen ze op die Betuweroute niet elk half uur een trammetje laten rijden, of zo, voor de werknemers, dan heeft die dure lijn nog wat nut. Maar misschien is dat niet eens lonend. Er werken hier maar zo weinig mensen. De kaboutertjes, die thuis altijd mijn afwas weigeren te doen, doen hier alles.

Honderden windturbines staan te maaien. Bij de Delta Terminal rijden vrachtwagens af en aan. Daarnaast staat het verst buiten de bewoonde wereld gelegen truckerscafé van Nederland.

Op de oprijlaan naar FutureLand zijn wegwerkers aan de slag. De chauffeur besluit eigenmachtig, deze attractie dan maar over te slaan op zijn route, hoewel de parkeerplaats toch vol staat met auto’s, en blijkbaar wel bereikbaar is. Na enig aandringen is hij wel bereid, mij af te zetten langs de weg. Maar eventuele klanten voor zijn bus blijven nu een uur staan wachten bij de halte voor FutureLand. Vermoedelijk zet Connexxion op dit magere lijntje de grootste knurften in uit hun organisatie. Het geeft mijn middag meteen iets spannends: kom ik hier straks nog weg?

FutureLand is gevestigd in vier Romneyloodsen, waarvan de meest linkse op zijn kant is gezet. Het ziet er zelf al aardig futuristisch uit. Enge schaduwen schieten over mij heen. Reusachtige prehistorische vogels? Nee, de wiekende armen van zo’n windturbine.

 


Op de parkeerplaats liggen toestellen om zand te schrapen van de zeebodem en dit elders op te spuiten. Zo werkt Nederland aan zijn Tweede Maasvlakte. Treed binnen in de wereld van de sleephopperzuiger! Tien tegen één dat dat een Hollandse uitvinding is.

Fotografe Paulien Oltheten mocht een kunstproject bijdragen aan deze parkeerplek. Op haar levensgrote foto’s staan mensen in dit landschap die dingen doen, en die door de kunstenares voorzien zijn van handgeschreven regieaanwijzingen. Zij vraagt bezoekers soms om bepaalde houdingen, handelingen en gebaren nog eens over te doen, voor de foto. Ik zou zelf na zo’n verzoek vragen waar de verborgen camera stond, en snel doorlopen.

Binnen zie je één grote Rotterdam- en havenpromotie. De Rotterdamse haven is in ruim een eeuw tijd gegroeid van een laatmiddeleeuws stadshaventje tot een gebied dat zich uitstrekt over een lengte van bijna 40 kilometer. Waalhaven, Eemhaven, de Petroleumhavens bij Pernis, het Botlekgebied en het Europoortgebied op Rozenburg, de Eerste Maasvlakte; om de tien / twintig jaar kwam er wel een stuk bij.

Daarbij werd niet altijd even zorgvuldig omgesprongen met de natuur. Zo verdween voor het Europoortgebied in 1964 een groot duingebied: De Beer. Maar die tijden zijn voorbij, stelt men ons gerust. Elk voor de Tweede Maasvlakte gekrenkt grassprietje zal elders gecompenseerd worden. Hij wordt geheel duurzaam aangelegd. Zo worden voor de zeewering de basaltblokken van de Eerste Maasvlakte hergebruikt.

 


De Tweede Maasvlakte (links op het kaartje in rood) wordt eenvoudigweg aan de Eerste (oranje) vastgebouwd. FutureLand staat nabij de westpunt van de Eerste en kijkt uit op de toekomstige Rotterdam World Gateway op het snijpunt van de aan te leggen Prinses Margriethaven, Prinses Arianehaven en Prinses Amaliahaven.

‘Meer distributie, meer ruimte voor chemie’. Wat het eerste betreft, veel dingen in je huis: je tv, je computer, je scheerapparaat, zijn vermoedelijk via de Maasvlakte ons land binnengekomen. Hier worden ze geschikt gemaakt voor de Nederlandse markt, krijgen ze een Nederlandse gebruiksaanwijzing, Nederlandse stekkers, etc.

In 2013 worden op de Tweede Maasvlakte de eerste bedrijventerreinen uitgegeven. Tot 2030 zit er nog groei in – als er tenminste groei zal zitten in onze economie. Tegen 2030 zullen hier 6200 mensen werken en wordt hier een bijdrage aan ons BNP gegenereerd van 3,5 miljard euro. Het bevestigt mijn beeld van betrekkelijk weinig mensen die hier ongelimiteerde hoeveelheden geld bijeenverdienen.

Ik neem plaats op een oncomfortabele houten ligbank onder een uitgeholde halve wereldbol. Er worden gegevens geprojecteerd over de Rotterdamse haven, die niet meer de grootste ter wereld is, maar nog wel van Europa. En daar gaat het om, want van het verre Oosten ondervindt je natuurlijk helemaal geen directe concurrentie.

Als ik van mijn ligbank afstap, val ik languit op de grond. Beter bevalt mij het watertheater, filmbeelden van waterdingen, geprojecteerd op een watergordijn. Alles is hier een beetje origineel en apart.

Ook op een kunstmatig stuk Nederland wijst de klok twee maal per etmaal kwart voor drie. Alweer een late lunch op het zonovergietende terras met uitzicht op de werkzaamheden een kilometer meer naar het westen. Je kunt hier passende ‘ Woorden in de branding’, gedichten beluisteren door op je mobiel 0900-5121212 te drukken, en verder de instructies op te volgen. Ik kies natuurlijk voor de hyper-Rotterdammer Jules Deelder.

 


Op de eerste verdieping lopen enkele jongere ouderen langs een enorme luchtfoto van groot-Rotterdam. Handen wijzen. ’Hier hebben we vorig jaar nog gefietst; hier heb ik nog gewoond’. Het havengebied is van boven erg overzichtelijk. Op sommige stukken zie je rechthoekige kleurvlakjes. Daar staan zeecontainers. Op andere rondjes. Daar worden aardolieproducten opgeslagen.

Op de interactieve maquette kun je, als was je de schepper zelf, draaien aan het grote rad van de tijd. Je ziet de jaren verstrijken van 2008 naar 2030, en zee veranderen in land, veranderen in werkgelegenheid en geld. ‘2030, dan ben ik er niet meer’, zegt een van de jongere ouderen. Ik nog wel, dat is mijn vaste voornemen, maar of ik dan nog stad en land afreis voor het schrijven van dit soort stukjes, dat durf ik niet te beloven.

Met een sterk binoculair haal je de Tweede-Maasvlakte-in-wording dichterbij. Wat met het ongewapende oog mieren lijken, blijken in werkelijkheid rijdende vrachtauto’s, met elk hun eigen doel en reden. Gele kranen met krabscharen wroeten in de grond. De lucht staat te zinderen en te kolken boven de zandplaten. Een blik in een onwezenlijke wereld die je wel kunt zien, maar niet kunt horen. Vogelsilhouetten klappen met hun vleugels, een baltshouding, laat in het seizoen? Eén vliegt op en begint aan een verkenning van het nieuwe land. Ik volg hem een tijdje met de kijker, daarna met het blote oog, maar hij is niet meer dan een stipje.

‘Ik zie alleen maar een soort kraaien’, kraait een jongetje; geeneens zeehonden!’ Iemand die niet snel tevreden is.

Alles is gezien hier. Ik stel me op bij de bushalte. De bus komt nu wel degelijk de parkeerplaats oprijden, wat mij een wandeling van een klein uur bespaart naar de steiger van de RET Fast Ferry.

Er zitten nu wat meer mensen in de bus, maar allemaal toeristen; nog steeds niet de kaboutertjes die hier de boel draaiende houden. Die krijg ik niet te zien.

Even later stap ik over op de Fast Ferry om mijn rondvaart van 13 dagen geleden te voltooien.

 


Nog even een blik op het station Hoek van Holland Haven uit 1893. Voorbije glorie. Er zit nu een Sushi-restaurant in. Maar eens ademde het de romantiek van verre horizonten. Emigranten namen hier definitief afscheid van Nederland; Britten en Amerikanen zetten hier voet op de bodem van het Europese vasteland.

Van het niet meer gebruikte perron voor het stationsgebouw vertrokken treinen naar Berlijn, Kopenhagen, Warschau en zelfs Moskou. Tegenwoordig kom je niet verder dan Rotterdam. Ik neem de SLT daarheen; deze tweedelige reeks is uit.

Frans Mensonides
10 juli 2010
Er geweest: Rozenburg donderdag 17 juni 2010, FutureLand vrijdag 25 juni 2010.

 


© Frans Mensonides, Leiden, 2010.


<< naar thuispagina Frans Mensonides