‘Zijn pad leidt naar de gouden boeien: de zoete zorg van de bevelvoering’, schreef Huygens over de zeeman die opklimt tot admiraal. Ook dit zinnetje zou van toepassing blijken op Michiel de Ruyter. In 1650 had hij besloten, vaarwel te zeggen tegen het zeemansleven. De 43-jarige zeeman had zijn schaapjes op het droge en wilde op het land een bestaan opbouwen van koopman, rentenier en huisvader. Maar het zou anders lopen.
In 1652, vier jaar nadat de vrede met Spanje getekend was, raakte de Republiek verzeild in een zeeoorlog met Engeland. En dat uitgerekend op een moment dat de Nederlandse vloot in een ernstige gezagscrisis verkeerde. Tot 1650 was stadhouder Willem II opperbevelhebber geweest van zowel het landleger als de vloot. Maar in dat jaar was de stadhouder overleden en het jaar daarop was de functie van stadhouder afgeschaft. In het begin van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk was het commando over de vloot versnipperd over vijf regio´s, de zgn. admiraliteiten.
De vloot had ervaren, krachtige, besluitvaardige aanvoerders nodig in de oorlog tegen de Britten. De Ruyter werd gevraagd als vice-commandeur onder admiraal Maarten Harpertsz. Tromp (1598-1653). Na lange aarzeling liet hij zich overhalen. Zo zou het blijven gaan tot zijn dood in 1676; telkens als hij besloten had dat het tijd werd voor zijn afscheid, werd hij opnieuw gevraagd voor een missie. Nooit kun hij ‘nee’ zeggen; de wens van de politieke machthebbers was hem een bevel.
In de Gouden Eeuw was het zelden vrede op zee. De Ruyter was in de periode 1652-1676 vlootaanvoerder in 45 grote zeeslagen. Ook patrouilleerden zijn schepen tegen zeerovers of escorteerden zij handelsvloten.
De tactieken op zee evolueerden sterk in de tijd van De Ruyter. In het begin van de 17e eeuw werden vijandige schepen geënterd en vonden vervolgens gevechten van man tot man plaats. Zeeslagen mondden meestal uit in een chaotische mêlee.
Na 1650 kwam de linietactiek in zwang. De schepen rukten in één lijn op naar de vijand en bestookten die met kanonskogels. De kunst was: de linie van de vijand te doorbreken; dan kon men hem van twee kanten onder vuur nemen. Ook poogde men, vijandige schepen in brand te steken. Als het vuur de kruitvoorraad bereikte, explodeerde het schip en telde het vaderland in één klap honderden vijanden minder.
Voor het in brand steken van schepen werden ‘branders’ ingezet, afgeschreven koopvaardijschepen die volgepropt werden met brandbaar materiaal. Matrozen voeren deze schepen naar de vijand, maakten ze vast aan een vijandig schip en staken ze in brand. Deze matrozen ontvingen een gevarengeld voor hun hoogst riskante missie.
De Ruyter drilde zijn mannen in deze nieuwe tactieken. Regelmatig waren er vlootoefeningen. Voor elke zeeslag hield De Ruyter op het vlaggenschip krijgsraad met zijn kapiteins. Tijdens de slag onderhield men contact met elkaar met behulp van seinvlaggen.
‘Gouden boeien’, ‘Zoete zorg’, in de woorden van Huygens. De Ruyter was tijdens zijn 24 jaar lange carrière van bevelhebber zelden zonder zorgen. Een vlootvoogd had een positie tussen hamer en aambeeld.
Aan de ene kant moest hij zijn manschappen motiveren en te vriend houden. Muiterij lag altijd op de loer als de matrozen ontevreden waren. En niet elke kapitein was even onverschrokken als hij zelf: velen drukten hun snor en hielden zich liever wat afzijdig als het er op aankwam in het gevecht. De Ruyter schreef eens in een rapport (in onvervalst Zeeuws, met weglaten van de h’s) dat het met ‘zulke onden kwaad azen vangen was’.
Aan de andere kant waren er de politici in Den Haag die druk op hem uitoefenen. In 1667, tijdens de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667), kwamen de ambitieuze gebroeders Johan en Cornelis de Witt met een fantastisch plan. Zij gaven de vloot opdracht, de Theems op te varen en de tientallen schepen die bij Chatham in het dok lagen, te vernietigen.
De Ruyter ontried de actie; zo’n operatie in het hol van de leeuw vond hij gekkenwerk. Maar toch kreeg de vloot bevel, het waagstuk uit te voeren. De Ruyter zelf moest zich wegens ziekte afzijdig houden. Tegen alle verwachting in werd de missie een groot succes. Eeuwenlang is ‘Chatham’ beschouwd als de grootste heldendaad van De Ruyter – ten onrechte, dus.
Biografie Michiel de Ruyter. (Michiel de Ruyter).
Officiële Michiel de Ruyter Portal
Achtergrond van de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654). F. Mensonides, 'Op die Staerte-jacht’. Het pamflet 'Leydts Praetjen, Van desen tegenwoordige Tyt en Gelegendtheydt (1652)´. Leiden 2006.
G. Brandt, Het leven en bedryf van den Heere Michiel de Ruiter (…). Amsterdam 1687. Facsimile-uitgave met een ten geleide door A. van der Moer, g.p. 1988.
G. Brandt, Het leven van Michiel de Ruyter. Gekozen, hertaald en ingeleid door V. Roeper en R. Daalder. Amsterdam 2007.
J.R. de Bruijn (red.) et al., De 7 Provinciën. Een nieuw schip voor Michiel de Ruyter. Franeker 1997.
C.A. Davids, ‘De zeeman’. In: H.M. Beliën, A.Th. Van Deursen en G.J. van Setten (red.), Gestalten van de Gouden Eeuw. Een Hollands groepsportret. Amsterdam 1995. p. 94-128.
L. Panhuysen, De Ware Vrijheid. De levens van Johan en Cornelis de Witt. 6e dr. Amsterdam / Antwerpen 2005.