En hier dan weer mijn traditionele jaaroverzicht in foto’s, het derde in de geschiedenis van de Thuispagina van Frans Mensonides.
Een foto of 600 heb ik dit jaar gepubliceerd op mijn site; ik heb er nu echt de smaak van te pakken. Zoals gewoonlijk had plusminus de helft van die foto’s iets te maken met openbaar vervoer, en de andere helft niet. Die andere helft vormt de categorie ‘mengelwerk’, met een ouderwets dichterswoord, en daaruit heb ik een vrij losse greep gedaan van een dozijn exemplaren voor dit overzicht. Dat van de OV-foto’s komt over een week of wat.
Een dozijn, dat is één foto per maand en provincie – maar dat kun je nooit zo precies uitmikken, en er zijn trouwens provincies die ik dit jaar helemaal heb overgeslagen. Vergeet die dus indeling maar; daar komen ze! En natuurlijk elk weer voorzien van een tekstuele uitweiding, ik zou van mijn geloof gevallen zijn als ik het liet bij twaalf plaatjes alleen.
De nadruk in dit overzicht ligt op het bijzondere, het opvallende, het intrinsieke van bepaalde dingen; niet altijd op de schoonheid van de foto’s. Dit is meteen een hele rare.
Dit tafereel zag ik tijdens een late avondwandeling, halverwege overgaande in een vroege nachtwandeling. Aan het Jacques Urlusplantsoen in Leiden Zuid West heb je een hectometerslange galerijflat met garages op de begane grond. Er woont één bewoner zonder auto. Maar die heeft er wel een garage bij. En omdat hij dat ding toch heeft, heeft hij het ingericht met een huiselijk tafereeltje. Een kikker zit op een canapé, met aan de wand – tsja, wat is het, een jachttrofee? – en in de box, buiten beeld, een monsterlijk creatuur.
Het garagekunstwerk staat in klaterend licht in een verder wat duistere straat. Het vangt je blik. Je staat even raar te kijken als je ermee geconfronteerd wordt rond het spookuur, en stelt je voor dat je naar binnen wordt gezogen voor een vroegtijdige nachtmerrie vol absurditeiten en gruwelijkheden (loop ik hier echt wel op het Jacques Urlusplantsoen? Was ik niet vroeg onder de wol gegaan, vanavond?)
Vergeefs zocht ik naar een briefje met uitleg: het waarom en hoe; een gesubsidieerd project, een nieuwe stroming? Iemand als ik wil altijd interpreteren. Ik ben er ook nog menige maal langsgelopen in de hoop dat het tafereel veranderd zou zijn, maar de laatste keer dat ik langs die garages liep, zat daar nog steeds die kikker.
Vroeger bouwden ze in het hoog om de vijand te imponeren, heden ten dage om zo veel mogelijk mensen te laten genieten van en betalen voor een fraai uitzicht. Beide vormen van hoogbouw verenigd op één foto in het verrassend avant-gardistische Vlissingen. Het gebouw op de voorgrond is de ca. 500 jaar oude Gevangentoren, thans deftig restaurant. Het is niet vastgebouwd aan die moderne flat rechts, dat lijkt maar zo, perspectivistisch.
Een Friese chauvinist plantte deze bijzondere vlag, even buiten Akkrum. Mooi plaatje op een knoerthete dag, waarop je de zwoele dampen boven de weilanden ziet zinderen. Het was pas april, en de thermometer wees al 30 – en dat heeft hij daarna het hele jaar niet meer gedaan.
Later, diezelfde dag in Drachten. Een mooi staaltje van beeld- tekstrijm. Het winkelcentrum loopt duidelijk op zijn laatste benen. Maar de winkel rechts heeft gelukkig nog een aanbieding.
Dei dag was ik ook nog in Beetsterzwaag, waar ons huidige gammele kabinet in elkaar getimmerd is. Het verhaal maakte deel uit van de Brik-reeks. Deze serie, aan de hand van een boek over weinig boeiende dorpen, vind ik zelf het onbetwiste hoogtepunt van drie jaar Thuispagina. Die dertien verhalen gaan namelijk nergens over, en dat zijn de leukste. Het overzicht van alle verhalen zie je HIER.
Nog niet zo lang geleden waren het ideale onderwerpen voor een rustiek schilderij: hooibergen en korenschoven. Maar tegenwoordig gaat het allemaal in plastic zakken. Dit wonderapparaat zagen we in Azewijn, op een fietstochtje van Braamt naar Emmerich. Het ding slurpt gemaaid gras op. In het binnenwerk van het gevaarte wordt het tot balen geperst. Die worden daarna uitgekakt. Dan wikkelt het masjien er grote, brede banen plastic folie omheen en wordt de baal achtergelaten op het land. En dat alles tijdens de rit.
Als ik die foto zie, 'baal' ik ervan, dat ik geen videootje gemaakt heb. Maar ik had YouTube nog niet ontdekt. Volgend jaar nog eens terug. Ik was er een dagje fietsen met vrienden die in Landal Greenparks zaten. Het is daar nogal heuvelig en het woei nogal. Ik had al mijn energie nodig voor het fietsen, en heb niets schrijvenswaardigs in me opgenomen.
Die archaïserende lantaarns vormen een cliché; je ziet die dingen overal in Nederland waar het gezellig en oud moet lijken. Niet bijster origineel, maar ze fotograferen wel lekker.
Dat schreef ik onlangs in een stukje over Delfshaven. Maar die dingen zijn de grens overgestoken. In Leer had ik ze deze zomer ook al gezien. Ik liep er met Wim. Het onweerde, het regende, ik moest steeds onwijs plassen en we zaten beiden verwikkeld in vervelend en ingewikkeld gedoe met sleutels die kwijt waren en met personen die we telefonisch niet te pakken kregen en over wier noodlot zorgen bestonden. Een wat kommervolle vakantie, maar de foto’s waren wel acceptabel, uiteindelijk.
Deze zomer was de zomer van de forten. Ik bewandelde het dozijn 19e-eeuwse forten om de stad Utrecht in drie etappes, en kwam nog twee maal terug om ze in detail te bekijken, in het spoor van een rondleider. Want ik ben dan zo: als ik er eenmaal kennis mee heb gemaakt, wil ik er ook alles vanaf weten. Hier begint deel 1; de rest wijst zich vanzelf.
Ik sloot ze in mijn hart, die bouwsels, schoon in hun lelijkheid, nuttig in hun overbodigheid, aantrekkelijk in hun troosteloosheid, met hun verwaarloosbare bijrol in de vaderlandse geschiedenis.
Op de foto de meest fortigste aller forten, Lunet I, dat in de jaren 60 en 70 dienst deed als coördinatiecentrum van de BB. Hier heeft men een atoomaanval of een kernramp te lijf willen gaan met alles wat de techniek rond 1960 kon bieden: bakelieten telefoons, noodgeneratoren op fietskracht, handbediende windrichtingswijzers en een soort schoolrooster voor rampen. Ze hebben het nooit hoeven te gebruiken. We zullen dus nooit weten of het geholpen had. Er daar mogen we wel blij om zijn.
Dan het hoofdstuk biologie, ofwel: ‘wat groeit en bloeit en mij hoegenaamd niet boeit’, zoals ik pleeg te zeggen. Deze tropische vlinder, die zich tegoed doet aan rottend ooft, is toch wel erg mooi, maar ik ben de naam vergeten te onthouden. Ook aan de naam van de JPG kan ik het hem niet meer aflezen: die heb ik simpel tropischevlinder.jpg genoemd.
Deze foto werd genomen in weer een van die forten: Fort Hoofddijk, waar de Botanische tuinen gevestigd zijn van mijn alma mater, de UU. Daar was die tentoonstelling van tropische vinders. Die kende na enkele weken een natuurlijk einde: de dood van die vrolijke fladderaars die wel mooi zijn, maar o zo kort meegaan.
We blijven nog even plantaardig. Dit is in de Hortus Botanicus van Leiden. Carolus Linnaeus, die alle levende wezens namen gaf, vierde dit jaar zijn 300 ste verjaardag. Ter gelegenheid daarvan heeft een ontaarde botaniestudent hem gedeeltelijk groen geschilderd toen de docent even de andere kant opkeek. Een mooie chlorofylkleur, dat wel, met verf op plantaardige basis.
Mijn fortenwandeling begon op het Domplein bij het Academiegebouw van de UU. In datzelfde gebouw kreeg ik op 1 oktober mijn masterbul uitgereikt. Zulke plechtigheden vinden plaats in de Uniezaal, waar in 1579 de Unie van Utrecht is uitgeroepen, het begin, zou je kunnen zeggen, van ons land als onafhankelijke staat.
Het is een prachtige, stemmige zaal. Je mag er filmen, fotograferen en geluidsopnamen maken. Maar aan te raden is het niet, want alles mislukt er steevast. Het licht is karig, voor flitsen is die hal net weer te groot en de akoestiek vervormt er elk geluid tot een warwinkel van echo’s. Ik vraag me er altijd af, of ze elkaar in 1579 wel goed verstaan hebben, en of heel Nederland eigenlijk van begin af aan geen vergissing was.
Hoe dan ook, hier de veel nieuwere gevel van het gebouw, waarmee je dan maar genoegen moet nemen.
Twee plaatjes kunnen al een verhaal vertellen. De link is die echte graafmachine links en die natuurgetrouwe kopie rechts. Dat jongetje droomt ongetwijfeld van een loopbaan bij Rijkswaterstaat. De foto’s werden gemaakt in Noordwijk, waar deze winter gewerkt wordt aan de versterking van de kust.
Geervliet, mini-stadje van vervlogen betekenis op het eiland Voorne-Putten, niet ver van Spijkenisse. Het mag zich al 700 jaar stad noemen. Het telde ooit Cornelis de Witt onder zijn inwoners, die ruwaard van Putten was, op een kasteeltje woonde en daar beter had kunnen blijven.
Ik was er al eens in 1998. De plaatselijke malloot probeerde me toen te pressen tot halsbrekende toeren om een mooi fotoplekje te bereiken. Ik ben er niet op in gegaan, terecht, want de mooiste foto van Geervliet maak je een paarhonderd meter verderop, als je er feitelijk al weer uit bent en erop terugblikt
Het jaar 2007, daar zijn we ook al bijna weer uit en ook deze terugblik zit erop!
Frans Mensonides
29 december 2007
© Frans Mensonides, Leiden, 2007