Op 14 februari 1966 reed de laatste streektram uit de vaderlandse geschiedenis voorgoed naar zijn remise. Het was een tram van de RTM (Rotterdamsche Tramweg Maatschappij) op het traject Spijkenisse – Hellevoetsluis.
Ik kon me wel voor mijn kop slaan, toen ik dat een paar jaar geleden las. Ik was 9 jaar oud in 1966, en had er dus nog in kunnen zitten. Maar ik heb die tram nooit genomen. Ik had er zelfs nooit van gehoord. En helaas had ik geen railhobbyist onder mijn opvoeders die me dit stukje OV-historie heeft laten meebeleven. Ik wist niet beter of de Gele en Blauwe Tram tussen Leiden en Den Haag waren de laatste streektrams. Op ‘De Blauwe’ was ik vaste klant, totdat hij op 9 november 1961 werd opgedoekt.
De RTM-tram bereikte het eiland Voorne-Putten via de tramburg over de Oude Maas, tussen Hoogvliet en Spijkenisse. Hij had zijn eindpunt bij de Tramhaven in de zuidpunt van Hellevoetsluis. Daartussenin lag een grotendeels enkelsporig traject van 17 kilometer, waarvan naderhand 12,5 kilometer werd omgevormd tot een fraai fietspad door de polders.
Als goedmakertje voor mijn afwezigheid in de jaren 60 heb ik het tramtraject bijna in zijn geheel gelopen – op twee verschillende dagen en niet helemaal in de juiste volgorde. Ik beschrijf het hieronder als één wandeling. Eerst echter iets over de RTM-tram. En onderweg nog een portret van Zuidland, geen Utopia maar wel een Frietopia.
1905-1966:
De Moordenaar; de Sperwer
Spijkenisse – Zuidland
Het Zuidland: Frietopia in de polder
Zuidland – Hellevoetsluis
Opvolger van de Moordenaar: bus 106
Rond 1900 stampte de RTM in Zuidwest-Nederland een stoomtram-
en stoombotennet uit de grond met een lengte van honderden kilometers.
Vanaf de remise aan de Rosestraat in Rotterdam-Zuid waaierde een
tramnet uit over IJsselmonde, de Hoeksche Waard en Voorne-Putten. Aan
het eind van de laatste twee eilanden kon je overstappen op de boot, om
aan de overzijde je weg weer per tram te vervolgen. Je reisde hooguit
in fietstempo, maar je kwam er uiteindelijk wel. De RTM haalde deze
waterige streek uit zijn isolement.
Lijn 13 (we hébben op deze site iets met lijnen 13) reed van Rotterdam via Rhoon, Poortugaal en Hoogvliet naar Spijkenisse – inderdaad: zoals tegenwoordig de Erasmusmetro rijdt. In Spijkenisse splitste de trambaan zich in twee takken: die naar Hellevoetsluis en die naar Brielle en Oostvoorne. De laatste lijn liep door tot aan de kust.
De trams naar Hellevoetsluis en Oostvoorne gingen rijden in 1905, resp. 1906. In Rotterdam-Zuid noemde men de tram vaak De Moordenaar, omdat er wel eens mensen onderkwamen die niet uitkeken bij het oversteken. The Amazing Stroopwafels maakten er een liedje over, dat in 2007 door Leidse NIMBY’s werd gezongen als protestlied tegen de Rijn-Gouwelijn. Daartegen heb ik dan op mijn beurt weer geprotesteerd; zie mijn RGL-blog van toen.
De tram van de RTM dreigde het in de jaren 30 af te leggen tegen de bus, kreeg tijdens de Bezetting een nieuwe impuls en spoelde in 1953 bijna weg uit de geschiedenisboekjes. In de loop van de jaren 50 werden de meeste lijnen verbust. De nog overgebleven tramlijnen werden verdieseld; de snelheid werd opgekrikt van fiets- naar opgevoerde-bromfietstempo (45 km/uur). Op Voorne-Putten reed de tram aanvankelijk 5 keer per dag, maar in het dieseltijdperk elk uur. In Spijkenisse werden de trams gecombineerd en gesplitst.
Hoewel in de jaren 60 ook op Voorne-Putten het einde van de streektram nabij was, schafte de RTM op de valreep nog een modern tramstel aan in Duitsland. Het was een DüWAG uit 1951, die zijn baantjes getrokken had op een DB-traject in Zuid-Duitsland. Die tram reed daar op stroom, dus hij moest nog ‘even’ omgebouwd worden tot diesel-elektrisch tramstel, een systeem waarbij de dieselmotor de stroom opwekt om de elektromotor aan te drijven. Ook moesten er andere draaistellen onder: RTM reed op een spoorwijdte van ruim een meter. Zo’n operatie: ik kan me er geen voorstelling van maken, en raak eigelijk al in een mismoedige stemming als ik er alleen al aan denk.
Maar het lukte wonderwel, en in 1963 kwam het stel, dat De Sperwer werd gedoopt, op de baan. Helaas dus slechts voor een paar jaar; herfst 1965 sneuvelde Rotterdam – Oostvoorne, en een paar maanden later in een vliegende sneeuwstorm Spijkenisse – Hellevoetsluis.
De Sperwer werd verkocht aan de Oostenrijkse Zillertalbahn, wat opnieuw een ombouwoperatie met zich meebracht; die treintjes reden op nog smaller spoor. En daar, in 1972, tijdens een vakantie in Mayrhofen, heb ik er dan alsnog ingezeten –zonder te weten dat het ding van de RTM was geweest; ook dat las ik pas veel later.
Ik herinner me van die ritjes in Oostenrijk een tram met prima rijeigenschappen en een pittiger acceleratie dan wat er verder rondreed op de Zillertalbahn. De voormalige Sperwer deed niet veel langer dan een uur over het ritje van Jenbach naar Mayrhofen, terwijl de 70 jaar oude stoomtreinen er, amechtig puffend, wel anderhalf over deden.
In 1999 werd de Sperwer ook door de Oostenrijkers afgedankt. Het oude tramstel werd verkocht aan het RTM Museum bij de Brouwersdam, waar het tegenwoordig ’s zomers zijn baantjes trekt voor de toeristen. Hoe veelbewogen een tramleven kan zijn!
Aardig om zo’n route te lopen, ter plekke om je heen te kijken, en zoeken naar relicten uit het tramverleden. Hier een Stationstraat, daar een pand dat ongetwijfeld een station geweest is, elders een kunstwerk dat herinnert aan de tijd van toen.
Op deze plek in Spijkenisse, aan de voet van de Spijkenisserbrug over de Oude Maas, dringt dat verleden zich heel sterk aan je op. De ‘toegangspoort’ tot de gietijzeren trambrug uit 1903 staat er nog. Loop je onder die triomfboog door, dan zie je de hefbrug in de kademuur afgebeeld in reliëf.
Als niet-eilandbewoner is het moeilijk te beseffen wat dit stukje civiele techniek betekende voor de inwoners. Het was de poort naar Rotterdam en de rest van de wereld; het betekende verlossing uit het isolement. Node zullen ze de brug in 1973 afgebroken hebben; uit deze plaquette blijkt respect.
Ik sta nu een halve kilometer ten noorden van de plek waar de metro de Oude Maas kruist. Hier begint de wandeling. Op de eerste kilometers van zijn tocht over Voorne-Putten volgde de tram de zuidzijde van de Groene Kruisweg.
Spijkenisse heeft heel lang één station gehad – tramhaltes heetten bij de RTM ‘stations’. Waar dat station was, valt niet moeilijk te raden: nabij het kruispunt van de Groene Kruisweg en de Stationsstraat. Ene J. Voerman heeft het in 1951 op de foto gezet, in een zeer landelijke omgeving. In 1959 kwam er nog een station bij, en wel op de lijn naar Oostvoorne: station Schiekamp aan het eind van de Sportlaan, waar nu het Carlton Hotel staat. Spijkenisse was toen een stadje van nog geen 5.000 inwoners. Tegenwoordig woont er de helft van de bevolking van Voorne-Putten, dat plaats biedt aan zo’n 150.000 inwoners.
In het verlengde van de Stationsstraat ligt de Eerste Heulbrugstraat, waar tot 1998 een bescheiden busstation was. Diverse lijnen gaven hier onderlinge aansluitingen, die bewaakt werden met een vroegdigitaal lampjessysteem, waarvan ik me niet meer herinner, hoe het exact werkte. Lampjes met lijnnummers flitsten aan of uit; ik weet het niet meer. Bij de opening van de busbaan Spijkenisse – Heenvliet in 1998 werd het busstationnetje opgeheven.
Die busbaan door Voorne-Putten helpt de bussen richting Brielle-Rockanje en Hellevoetsluis snel de stad uit. Hij kruist de belangrijkste slagaders van het autoverkeer ongelijkvloers, in volle vaart, zodat de buspassagier zich op een roetsjbaan waant. In DIT STUKJE uit 1998 becijferde ik dat er per dag meer dan 400 bussen van de baan gebruikmaakten.
Die busbaan ontmoet ik bij de halte Zinkseweg. Ook voetgangers en fietsers kunnen gebruik maken van het bustunneltje, dat een pokdalig uiterlijk bezit. Op de wanden zijn halve glazen bollen aangebracht, waarvan een aanzienlijk percentage vernield is.
Even verder begint het fietspad op het voormalige tramtalud. De eerste hectometers van deze historische grond geven uitzicht op gebouwen waarin vierwielers aan de man gebracht worden. Daarna begint het rijk van de tweewieler. Het zijn voornamelijk fietsende scholieren die ik tegenkom. Ze gillen in die tunnel, omdat het zo lekker kaatst, en daarbuiten, omdat ze mij tegenkomen. Misschien houden ze me voor een beroemde popster; ik weet het niet.
De tramdijk is zo’n meter of drie breed. Erlangs wassen van die lange
pluimdingen (ik weet niet hoe ze heten), die speelbal zijn van de wind
en soms een ideale voorgrond vormen voor een foto. ‘PVV’ heeft een
Wildersfan op de weg gekalkt. Met de huidige snelle verschuivingen in
de politieke voorkeur kun je beter waterverf gebruiken voor dit soort
uitingen.
Ik bereik de buurtschap Biert. Een lolbroek heeft het plaatsnaambord veranderd in ‘Biertje?’
Een half uur later doemt, voorbij een recreatiegebied, Zuidland op. Ik kom er via een brug over de Bernisse. Dat was ooit de zeearm die Voorne scheidde van Putten. Die is al eeuwen geleden verland, en later weer uitgebaggerd, om recreatieve redenen.
Aan de rand van het dorp heet het Het Perron en staat er een
niet
erg geslaagde hommage aan de tram. Een houten stootblok op een tegelpad
in een grindbak, vooruit maar, en een kunstwerk in een verwaarloosd
plantsoen dat zo te zien vijf dwarsliggers voorstelt. Ik gebruik er een
als zitbank, hoewel iets me zegt dat hij daarvoor niet geschapen is.
Behalve mensen werden op deze plek ook veel bieten in- en uitgeladen.
We schrijven de 17e eeuw. Ontdekkingsreizigers aller landen waren in de ban van het Zuidland. Dat moest er zijn, hadden geleerden becijferd. Immers: de landmassa op het noordelijk halfrond moest een tegenwicht hebben op het zuidelijk, anders zou de hele aardkloot in onbalans raken.
Omdat niemand dat land ooit gezien had, vulde men het alvast in met zijn fantasie. Ongekende rijkdommen zouden daar opgetast liggen, onvoorstelbare dieren en planten zouden er leven.
Koene zeelieden koersten zuidwaarts. Niet iedereen keerde terug. Uiteindelijk ontdekte men het Zuidland, dat men Australië noemde, wat Zuidland betekent. Maar wat viel het tegen! Rijkdommen waren ver te zoeken in die woestijnen. De kangoeroes waren wel geinige beesten, maar voldeden toch niet helemaal aan de overspannen verwachtingen. En bovendien konden de ontdekkingsreizigers de eer van de ontdekking niet opeisen. Het Zuidland was al ontdekt, door aboriginals die er toch ook op een bepaalde manier gekomen moesten zijn.
Nee, het was een grote zeperd, dat Zuidland. En men had het niet zo ver van huis hoeven zoeken. Op het eiland Voorne lag immers al eeuwen een Zuidland. Ik ga het vandaag ontdekken, dat wil zeggen: er voor het eerst komen. Het is al ontdekt door ruim 5.000 aboriginals, die hun woonoord kortweg Sland noemen in hun eigen taal.
Je komt er via de Stationsweg en langs het bezinestation met de mededeling: ‘BENZINE BEL. Als u de weg wilt vragen, bel dan niet aan, maar loop even naar binnen.’ Ik wil de weg niet vragen, en denk hem zelf wel te kunnen vinden; zo groot is Zuidland niet.
Zuidland blijkt een lieflijk dorpje rond een vervaarlijk overhellende kerktoren. Het winkelaanbod rondom de kerk is niet erg praktisch; niet echt de dingen die je dagelijks nodig hebt. Je koopt hier schoenen, racefietsen en er is een Taartatelier De Zoete Verleider. Bij het wereldwinkeltje staat een afgebladderde, vermolmde Boeddha in de etalage. Ze geven 25% korting op non-food (‘Dus niet op food en Unicef’). Radio Trijselaar ziet liever helemaal geen klanten: ’Gevaarlijke hond. Betreden is gevaarlijk’.
‘Honger naar God’, onder die titel wordt as. zondag een gebedsavond gehouden. Ik heb op dit uur vooral honger naar een paar broodjes. Vergeefs zoek ik mijn zegeningen bij het deftige Hotel Blessing. Dat is tot 17:00 uur dicht, dus ik loop snackbar De Ring binnen.
Ze hebben daar al een paar keer de Frietopia Publieksprijs gewonnen voor hun patat. Deze oscar wordt uitgereikt door een website van frietconsumenten. Waar je al geen websites van hebt! Ik zie het helaas pas als ik mijn broodjes al besteld heb.
Het zitmeubilair van de zaak houdt het railverleden levend; het bestaat uit originele, rode banken uit een NS Sprinter. Aan de bar zit een verlepte man vanonder een plakkerige haardos de plaatsnaam Biert uit te beelden; hij zit vol overgave te bieren. Ik bier, jij biert, hij biert. Biert als plaatsnaam betekent etymologisch volgens mij zoveel als: modderpoel.
Alvorens mijn weg over dat tramtalud te vervolgen, loop ik nog een rondje door de nieuwbouwwijk van Zuidland. In een fraai aangelegd tuintje staat een zonnewijzer die voor de bewoners de heldere uren van de dag telt, de uren waarop ze zelf hun tweeverdienershypotheek bijeen zitten te verdienen. Hopelijk hebben ze hem niet afgesloten bij Scheringa. Een echt Hollands drama. Een vampier zuigt eerst tienduizenden slachtoffers uit, en wordt vervolgens zelf leeggezogen. Wat moet ik daar nog meer over schrijven?
Het eldorado dat de zeelieden zochten, zul je hier niet aantreffen. Maar het plaatsje maakt zeker een leefbare indruk. Echt gelukkig kijkt het jongetje op het billboard; blij dat hij straks in de Kreken van Nibbeland mag wonen. Misschien denkt hij dat er geen scholen zijn in Zuidland, zodat hij hier een eeuwige vakantie tegemoet gaat.
Oudenhoorn
Verder gaat de tocht over het tramtalud. Dit is een stil stuk. Nu ik hier zo kilometer na kilometer loop, duizenden en duizenden passen, ga ik langzamerhand in een bepaalde stemming geraken; het werkt hypnotiserend. Het kost me geen enkele inspanning meer om me voor te stellen dat ik niet over een fietspad loop, doch over tramrails rijd. Spoorstaven strekken zich net zo perspectivistisch uit naar de horizon als grasbermen langs asfalt. Het is dan ook nog maar een kleinigheid, je snelheid te vermenigvuldigen met een factor 8 en je voor te stellen dat je op de bok zit van De Sperwer.
Toch moet ik me niet laten meeslepen door romantiek. Zulk vervoer past niet meer in deze tijd. Voorne-Putten bleef na opdoeken van de tram 19 jaar spoorloos. In 1985 werd de metro doorgetrokken vanuit Hoogvliet. Maar het metrospoor kwam nooit verder dan Spijkenisse en zal dat vermoedelijk ook nooit komen; daarvoor is de rest van het eiland toch iets te dun bevolkt.
Deze forenzenstreek heeft ook geen behoefte meer aan een sukkelend boemeltje dat op wisselplaatsen een eeuwigheid staat te wachten op zijn tegenligger. De toekomst was en is aan de bus, die over zijn busbaan twee keer zo snel jakkert als de Sperwer. Hier woont een haastig en efficiënt slag mensen; er valt niet aan te twijfelen.
Ook geheel andere rare gedachten komen me besluipen in dit vlakke polderland, met die jagende wolkenformaties erboven. Op een gegeven moment weet je het zeker in zulk landschap: de aarde is een platte pannenkoek.
Stel dat het zo zou zijn, dan zag je hetzelfde als nu. Je zag je gezichtsveld begrensd door flatgebouwen in de verte, naar de einder zwaaiende trossen hoogspanningkabel, witte, cilindrische ketels waarin iets staat te raffineren, maar vooral bomenrijen. Die vormen je horizon, en die zou bij een platte aarde net zo rond zijn als nu.
Ook het uitspansel boven je hoofd zou nog steeds een halve bol zijn en geen kubus. Dat komt door de neiging van de mens, zichzelf als het middelpunt van het universum te beschouwen; het heeft niets te maken met geografie.
Oudenhoorn is een slag kleiner dan Zuidland. Het is niet veel meer dan een kerkring. Bij de wegkruisingen met de voormalige trambaan staan waarschuwingslichten, alsof de tram elk moment kan passeren.
Een paar kilometer verder voert de voormalige trambaan door een bosje. Daarna begint zeer abrupt Hellevoetsluis en heet dit naamloze fietspad ineens Trambaanpad. Ineens zit ik midden in een jaren-70-buitenwijk. Ik zie het bekende ziektebeeld: betonnen rijtjes bunkers, plantsoenen waar niemand wil wandelen, kronkelstraatjes, paviljoenerige schooltjes. Een heet er: De Waterwiebels.
Heel Hellevoetsluis, op de oude vesting na, bestaat uit zulke wijken. Het was al heel vroeg aangewezen als groeikern, maar zag zich later voorbijgestreefd door Spijkenisse. Daardoor bleef het hangen in een stadium tussen servet en tafellaken.
Een supermarktje houdt de prijzen ‘mooi lekker laag’. Als een baken torent een moderne flat uit boven het Trambaanpad. Dat eindigt bij Het Oude Tramstation, thans café (zie linksonder op de mozaïekfoto). Vroeger heette dat station Nieuwenhoorn of ook wel Vlotbrug. Daar tegenover is De Struytsche Hoek, een immens winkelcentrum, dat zich vertakt in diverse zijgangen en als en dolfijn over het kanaal heen springt. Het is er druk op zaterdagmiddag, alsof er geen crisis was.
De tram reed langs het kanaal en door de vesting naar de Tramhaven. Aan de oostzijde daarvan was een goederenemplacement; aan de westkant het eindstation voor passagiers. Ik loop langs de kade, en haal een jongeman in die (k)ouwelijk is weggedoken in een dikke das.
‘Ik móét hem om hebben’ zegt hij hypochondrisch, tegen zijn telefoon. ‘Het is eigenlijk te warm voor een sjaal. Maar als ik hem om heb, heb ik geen last van mijn keel. Maar als ik hem nou afdoe, dan komt het meteen opzetten; ik voel het gewoon komen’. Hij praat op een klagerige, tobberige toon, maar is spoedig buiten mijn gehoorafstand.
Het is inderdaad twijfelweer. Ik doe ook voortdurend jassen en truien aan en uit. Deze wandeling begon in overvloedige zon. Halverwege stak de schrale noordenwind op die de weerman beloofd had, en nu (overigens 51 uur later dan toen ik aan de wandeling begon) zie ik een vieze, vette wolk zijn inhoud prijsgeven aan het groene land - maar gelukkig op een paar kilometer van hier. Zwarte stralen komen er aan de onderkant uit te voorschijn; regent het drukinkt?
De Tramhaven is nu jachthaven en domein van sportvissers. Je kon van hier met de stoomboot naar Middelharnis op Goeree-Overflakkee. Daar stond weer een tram voor je klaar. Hopelijk sloot dat allemaal een beetje op elkaar aan.
Einde van een mooie wandeling!
Nogmaals: Oudenhoorn
Dit is feitelijk de opvolger van de tramlijn Spijkenisse - Hellevoetsluis: Connexxionbus 106 (Spijkenisse - Brielle via Hellevoetsluis). Veel valt er niet over te vertellen, al is dat voor mij nooit een reden om ergens over te zwijgen. De bus rijdt op werkdagen buiten de schoolvakanties in halfuursdienst, op vakantie- en zaterdagen eens per uur en op zondagen slechts eens in de twee uur. Voor plaatsen als Zuidland en Oudenhoorn vormt lijn 106 de enige OV-verbinding met de buitenwereld.
De trambaan volgde in zijn tijd bijna de kortste weg, maar de bus is gebonden aan een weginfrastructuur die hoeken van 45 graden maakt met de voormalige tramlijn. Die bus maakt dus vele extra kilometers, wat alleen maar gunstig is voor de opbrengsten via de chipkaartlezer.
Dat laatste apparaat hoor ik hier fanatiek piepen. De meeste klanten zijn overstappers op de metro, waar het veelverguisde plastic pasje verplicht is. Je kunt het dan maar beter ook op de bus gebruiken, om niet twee keer het basistarief te hoeven meertellen. Mijn ritjes op Voorne-Putten verlopen zonder fouten en haperingen - maar het zijn er maar vier.
Op de metro lijkt dat verplichte kaartje zijn verwoestend werk te hebben gedaan. Ik kwam en ging hier met de Calandlijn via Pernis; vier ritten in spookachtig lege wagens.
Lijn 106 mijdt die zoevende busbaan, maar sluipt Spijkenisse uit via het dorpje Hekelingen. De bus doet onderweg, in tegenstelling tot de tram, ook Simonshaven nog aan, een heel klein vlekje bij een minuscuul lief wit kerkje. Het is nog steeds een mooie rit. Maar de romantiek van het tramtijdperk is er toch wel een beetje af. Ik heb dat hier zelf niet meegemaakt, en kan dus altijd blijven volhouden dat het vroeger allemaal mooier en beter was.
Frans Mensonides
1 November 2009
Er geweest: donderdag 15 en zaterdag 17 oktober 2009
© Frans Mensonides, Leiden, 2009.
Kaartje RTM afkomstig van RTM Oudorp; foto Sperwer van Wikipedia, foto Station
Spijkenisse uit: B. van der Heiden, De R.T.M. tram. Een
kleurrijk verleden. Dl. 16. Oostvoorne 1999.