Vier nieuwe stations gingen in december 2006 open in de Stedendriehoek: Twello en Apeldoorn Osseveld aan de spoorlijn Deventer – Apeldoorn, en Voorst-Empe en Apeldoorn De Maten aan de lijn Zutphen – Apeldoorn. Twello bezocht ik eerder dit jaar. Daarmee is meteen ook het meest succesvolle station genoemd van het kwartet; in zijn eentje neemt het meer dan de helft voor zijn rekening van de 2200 passagiers per dag die van deze stations gebruikmaken. Met dit aantal is de Provincie Gelderland, op wier instigatie ze in het leven geroepen zijn, al uit de kosten. Met aanstekelijk optimisme verwacht men in de loop van de jaren een stijging naar 4500 reizigers per dag.
Vandaag ga ik de drie dunnere stationnetjes doen, die momenteel per trein vijf, of hooguit tien reizigers te verwerken krijgen.
Dit stukje gaat korter uitvallen dan ik van te voren gedacht had – een grote uitzondering op deze site. Ik was namelijk van plan, mijn reis naar de Stedendriehoek te combineren met een wandeling naar het stadje Bronkhorst, dat claimt, het kleinste van Nederland te zijn. Maar Midden-Nederland kreeg vanmorgen visite van een zware regenzone die eigenlijk alleen Limburg en Noord-Brabant had mogen aandoen. Ik heb een goed deel van de dag verlummeld in treinen en op verregende stations die de komende weken wel zullen verschijnen in de rubriek De foto van de week.
’s Middags dan toch maar naar Zutphen. Maar eventjes nog, voor ik het vergeet: er zijn talloze trio’s van steden die gedrieënlijk een driehoek vormen, maar met ‘Stedendriehoek’ bedoelt men toch alleen: Deventer, Apeldoorn plus Zutphen.
Over de IJsselbrug komt de Buffel uit Apeldoorn aangereden. Hij vertrekt weer uit Zutphen om 6 en 36 over. Daarmee geeft hij straks in Apeldoorn net geen aansluiting op de IC naar het westen, die je met enige mazzel nog net kunt zien wegrijden. Omgekeerd heb je vanuit die IC wel aansluiting op de Buffel naar Zutphen. ’s Morgens vertrekt de Buffel een paar minuten eerder uit Zutphen en geeft hij in Apeldoorn wèl aansluiting op de IC naar de Randstad. Maar dan gaat het in de andere richting weer mis. Dat komt dan allemaal door de aansluitingen in Zutphen. ’s Morgens kun je vanuit de Buffel in Zutphen namelijk overstappen op de IC naar Nijmegen; na het noenuur is het andersom. En in de andere richting mis je je trein natuurlijk telkens net. Zo is dat. Minder ingewikkeld konden ze het niet maken, en leuker ik ook niet.
De lijn Zutphen – Apeldoorn is 18 kilometer kort. Na opening van die twee extra stations is het wel boemelen geworden. Een paar minuten na vertrek uit Zutphen stoppen wel alweer: Voorst-Empe wordt bereikt. Had Twello nog een mooie abri; dit station is helemaal niks: een perronnetje met een wachthokje erop, langs enkelspoor. Dertig fietsen in de stalling bewijzen het bestaansrecht ervan; hier zijn vandaag al mensen ingestapt.
En daar is de halte van de Stationsbus Voorst - Twello die ik in die laatste plaats ook al zag. Hij rijdt daarheen via Gietelo, Bussloo, Wilp en Posterenk. Ik zou best eens met de bus naar Bussloo kunnen gaan, maar dat ding komt nog lang niet. Ik ga dan maar aan de wandel; het is min of meer droog, al heerst er een duisternis die meer doet denken aan een namiddag in de adventstijd dan een in de Oogstmaand.
Ik wil ook altijd het achterland zien van zo’n nieuw station; de dorpen waar de reizigers wonen. Empe ligt direct ten zuiden van de spoorbaan; Voorst een kilometer ten noorden ervan. Ik begin met de laatste. Het is een klein, donker dorpje (dat laatste zal aan het weer liggen, dat eerste is altijd zo) met nog geen 2000 inwoners, dat is uitgespaard uit korenvelden en weilanden.
Er wordt in het dorp van alles verhandeld, en dat vaak in schimmige gelegenheden. Dat begint al op de weg erheen. Een paar hectometer voorbij het station heb je Stationskoffiehuis Café Slijterij Radstaake. Ik weet niet of de eigenlijke onderneming gevestigd is in het huisje of in die vervallen kas, maar beide zijn hermetisch gesloten. Misschien dateert ze nog uit de vorige periode dat Voorst een station bezat (1876-1941); misschien is ze gesloten toen hier in 2006 weer treinen gingen stoppen.
Bezinestation Kroon heeft tevens een ‘zitcorner’ waar ze doen in broodjes, snacks, thee en koffie; boerderij Koetje Boe ‘opent zijn staldeuren’ drie dagen per week voor de verkoop van kinderkleding. De Roskam verkoopt oud roest. Duizenden artikelen staan uitgestald in de tuin, waaronder een levensgroot zinken bad dat rechtop is gezet en qua vorm gelijkt op een Egyptische sarcofaag. Tsjezus, wat word ik altijd neerslachtig van zo’n uitdragerij! Wie koopt zulke rotzooi?
Bij het begin van de bebouwde kom sla ik het Braamstruikse Binnenpad in. Hier, weg van de grote weg, hoor je slechts het koeren van een duif en ijl fluitspel van iemand die zich daar hobbymatig in bekwaamt. Het straatje voert naar een kerkje, een schooltje en een dorpspomp. Verder bestaat de architectuur van Voorst uit spookvilla’s uit het fin van een lang voorbij siècle. Dit is zo’n dorp waar iedereen je zou groeten, als er tenminste mensen op straat liepen om dat te doen.
En dan ineens een omineus bordje richting Polikliniek. Het blijkt, bij Internetonderzoek, een privé-kliniek van een fleboloog die diep in de velden woont en je afhelpt van aambeien, spastisch colon, blubberpoten en (ik citeer) ‘het op storende wijze bejaard worden’. Ik weet niet waarom, maar als ik daarvan last zou hebben, zou Voorst toch het laatste oord zijn waar ik daarvoor heil zou zoeken. 'Anti-Aging', het mocht wat!
In een dorpshuis is een groep zwakzinnigen bijeengedreven om bij wijze van arbeidstherapie dingen te vouwen, te knippen en te plakken van papier. Daarnaast is dè toeristische attractie van deze streek gevestigd, het Pannenkoekenhuis, annex Speelparadijs. In een vijver dobberen botsbootjes rond met kinderen erin die met luid gegil hun ouders hun dankbaarheid kenbaar maken over een uniek middagje spelen.
Want er is nog meer, Pankie’s Funplanet bijvoorbeeld, een binnenattractie voor als het gaat regenen, wat onmogelijk nog lang kan uitblijven. In die planeet heb je een echt ballenkanon, een rodelbaantje en nog veel meer. Had ik maar een neefje of nichtje om hierheenmeenaartoe te nemen!
Maar er moet wel gegeten worden: ‘Indien u gebruik maakt van ons speelparadijs bent u verplicht een gerecht te nuttigen van onze menukaart’. Dat is een restrictie die aan duidelijkheid niet te wensen overlaat. Maar op hun site geven ze blijk van de overprecisie en het overperfectionisme die doorgaans voorboden zijn van misinterpretaties: ‘Indien u gratis gebruik wilt maken van ons speelparadijs bent u verplicht een gerecht te nuttigen van onze menukaart (m.u.v. onze muntautomaten).’
Zal ik?, denk ik even (wat eten bedoel ik, en zeker geen muntautomaat; als alleengaande volwassene ben ik niet van plan, Pankie’s Funplanet te betreden). Maar het is zo’n uur tussen servet en tafellaken waarop je de lunch al gedigereerd hebt en nog geen zin in het diner.
Verderop in het dorp is de Fa. Ebola een dak aan het repareren. Ebola is een afgrijselijke ziekte, de pest van de 21ste eeuw, hebben ze wel geprofeteerd. Maar in Voorst betekent het: Exploitatie Bos en Landschap.
Bij De Roskam, die ik op weg naar het station opnieuw passeer, verwisselt geld van eigenaar. Een toch in redelijke welstand verkerende dame heeft een zinken teil gekocht, zo’n degelijke, als die waarin ik een halve eeuw geleden gebaad werd, en sleept het ding als een trofee mee naar haar auto.
Ik mis net de trein; ik zie hem nog wegrijden over wat een spoor met een knik lijkt. Nu ga ik dan ook Empe nog maar bewandelen. Ik beland in een laan met villaatjes uit verschillende fasen in de geschiedenis der mensheid. Iets van een dorpskern vind ik niet; Empe eindigt bij een tros verkeersborden en een haltepaal zonder halte. Definitief eindpunt van de Stationsbus.
Het begint wederom te plenzen. Behalve uw reporter bevindt zich alleen een krantenjongen op straat, gedreven door het heilige moeten. Maar wat drijft mij eigenlijk, op een dag dat alleen je kleren al drijven?
Empe is een Breestraat rijk, een landweg die in niets doet denken aan de Breestraat in mijn woonplaats, waar altijd gezeur is over of er wel of geen bussen of trams moeten rijden.
Ik neem de trein naar Apeldoorn en plaats in het panoramarijtuig. Elke buffel heeft een langwerpig zitje waar iedereen met de rug naar de ramen zit en dus in het brede raam ertegenover het landschap ziet langsschieten – langssukkelen, met 80 km/uur.
Een jongetje van een jaar of zeven kijkt gefascineerd naar de harmonica, waar je een blik gegund wordt in het volgende rijtuig. ‘Hoe komt dat nou mammie, dat die andere wagen wel schommelt en de onze niet?’ Grappig, toen ik zelf net zo oud was, dacht ik dat ook altijd. Maar tegenwoordig weet ik dat alle beweging relatief is.
We halteren op station Klarenbeek, dat hier altijd al geweest is, midden in de velden ligt en waar de trein alleen stopt omdat dit de enige plek is waar hij zijn tegenligger kan passeren.
Apeldoorn De Maten. Ook zo’n minimaal station, waar de schuine abri het meest opvallende bouwsel is. Ook hier een goedgevulde fietsenstalling. Ik bestudeer de vertrekstaat. Er is hier treinverkeer van 7:00 – 23:00 uur.
Station De Maten ligt aan de rand van de nieuwbouwwijk die zo heet. Ik fotografeer het station van enige afstand. Een grauw geheel; het is bijna droog, maar er hangt nog wel een duisternis boven Apeldoorn als in Exodus 10:21-23 uit een boek dat we van Wilders nog net mogen lezen. Thuis kijk ik met misprijzen naar de foto. Ik hanteer de Equalizeknop van PhotoShop. Ik doe het niet graag; het is een paardenmiddel dat deze zomer erg vaak ingezet moet worden, laatst ook al bij die fortenwandeling. De foto krijgt er meer contrast door, maar er ontstaan heel enge horrorkleuren, rare, valse zwemen.
Ik loop van Apeldoorn De Maten naar het andere nieuwe Apeldoornse station, aan de spoorlijn naar Deventer: Apeldoorn Osseveld. Het is een wandeling van een minuut of twintig. Ik heb er geen aantekeningen over en ook geen foto’s van, maar herinner me een drukke vierbaans randweg met onder meer een meubelboulevard erlangs en met halverwege ook nog een oversteek over een nog drukkere weg.
De wijk Osseveld bestaat uit flatblokken die ook zonder Equalize al rare gifkleurtjes hebben. Net als Twello heeft Apeldoorn Osseveld een hectarengroot stationsplein voor mensenmassa’s die zich hier nooit zullen verzamelen.
Mijn trein is net weg. Aan de overzijde, het perron richting Deventer, zit iemand in de abri die de zijne ook net gemist heeft, of die hier de hele dag zit. Maar een zwerver lijkt hij me niet; eerder een kantoorslaaf die vanmiddag net iets te laat heeft uitgelogd. Hij werpt me chagrijnige blikken toe als hij me in de weer ziet met mijn camera. Kijk, hij is vereeuwigd, net rechts van die passerende koploper, ook alweer in die kleuren waarin ik me naderland de zomer van MMVII zal herinneren.
Deze late middagstond is een onrendabel uurtje voor de Gelderse provincie; per trein zit er één persoon te wachten. Mijn trein komt uiteindelijk voorrijden en ik bereik binnen een paar minuten het Apeldoornse hoofdstation. Einde van dit verhaal; dat Bronkhorst, daar gaan we een andere keer ook nog naartoe, dat beloof ik.
Frans Mensonides
18 augustus 2007
Er geweest: donderdag 9 augustus 2007
© Frans Mensonides, Leiden, 2007