Van zaterdag 11 juli tot en met zondag 9 augustus 2009 is de Velsertunnel gestremd. De ruim een halve eeuw oude spoortunnel wordt gerenoveerd. De sporen worden vernieuwd, de ontsnappingsliften opgelapt, en daarna voldoet deze verbinding onder het Noordzeekanaal weer aan alle moderne voorschriften.
Voor mij en duizenden andere forenzen betekent dat: vier weken omrijden via Amsterdam Sloterdijk. Ongemak genoeg, maar ik ben dan ook wel weer zo gek, op een vrije dag de oude route naar Beverwijk te nemen en me te onderwerpen aan het vervangende busvervoer. Laat de Velsertunnel dan gestremd zijn, zijn twee naamgevers, Velsen-Noord en Velsen-Zuid, kunnen nog altijd bewandeld worden.
Sloterdijk
Zoiets, een langdurige stremming op je woonwerkroute, kan je humeur danig verzieken. Het is al hard, te moeten werken in de zomer, als je collega’s met schoolgaande kinderen aan de stranden van Europa liggen. En dan ook zo’n omleiding nog, die ze juist in de zomervakantie houden omdat er dan toch maar heel weinig mensen met de trein reizen, zeggen ze.
Het overkwam een paar jaar geleden een collega van me. Ik werkte toen nog bij dat archiefbedrijf. We hadden een klus in de grote stad X en hij werd daar voor de tijd van twee weken heengestuurd omdat een andere collega op vakantie was. Een week van tevoren kwam hij alvast een dag meedraaien. Net tijdens die twee weken zou zijn trein omrijden en een half uur langer doen over de rit. Dat wist IK al wel, maar hij nog niet; ik had het horen omroepen op het station. Met effen stemgeluid bracht ik hem de tijding toe, en lette scherp op zijn reactie.
Die bleef niet uit. ‘GODVERDOMME!’, brulde hij getergd. Daar we net in de zeer deftige leeszaal van onze opdrachtgever stonden, wierp zijn kreet een behoorlijke steen in de vijver. Diverse lezers keken zeer verstoord op van hun lectuur; het was een pijnlijk moment. ‘Dat heb IK zeker weer’, zei hij gedempt. ‘En tienduizend anderen’, troostte ik, ‘je bent niet alleen’.
- ‘Ik heb ook altijd pech. Maar dit pik ik niet, hoor! Dan ben ik een half uur later thuis en zit ik pas om half negen te eten. Dan schuift alles op. Dan ga ik ook weer veel te laat naar bed. En dan gaat de wekker ook weer een half uur eerder...’
Hij heeft de baas gebeld om te vragen of hij niet een uur korter mocht werken, de vakbond of hij diens weigering echt moest pikken, ProRail of het niet een andere keer kon en een aantal familieleden en vrienden of hij hun auto misschien kon lenen; hij was helemaal van de rel en stond meerdere malen op het punt, in schreien uit te barsten.
Voor mijn leedvermaak van toen wordt ik nu gestraft met een maandlang vergelijkbare ellende. Vier weken, ik reken op vijf; het zal wel uitlopen. Goed dat ik maar drie keer per week hoef. Toch valt de schade wel mee, op het eerste gezicht. Ik moet ’s morgens van Leiden Centraal de trein van 7:43 naar Amsterdam nemen in plaats van de 7:48 naar Hoorn, overstappen op Sloterdijk en kom dan om 8:38 in Castricum aan in plaats van om 8:34. Terug vice versa idem dito mutatis mutandis.
Dat ik om 7:43 mag vetrekken in plaats van 7:48, dat is alleen maar gunstig. Mijn bus komt om 7:31 aan bij de horribele bouwput die Leiden Centraal is – en die het nog wel een jaar of twintig zal blijven; de gemeente heeft net weer een nieuw masterplan voor de stationsomgeving aangekondigd. De verbouwing van het station tot trendy shopping mall, die tien weken had moeten duren, duurt nu al evenzoveel maanden. Mal, inderdaad. Hoe korter mijn verblijf daar, hoe beter.
Op mijn eerste reisdag, maandag de 13e, heeft NS, met de dit bedrijf kenmerkende intelligentie, op de sneltrein naar Amsterdam een extra korte trein ingezet: één IRM-stel in plaats van twee. Die trein krijgt nu juist extra toeloop door de stremming van de Velsertunnel. Het is proppen, maar ik vind nog net een zitplek om deze woorden op een laptop te kunnen intypen.
De overstap op Sloterdijk is krap, maar haalbaar als alles op tijd is; 6 minuten. Je moet twee verdiepingen naar beneden voor de kop van Noord-Holland. Ik haal de trein. Eindelijk na dik 1600 ritten onder Velsen door eens een ander uitzicht: de Hemtunnel in plaats van de Velser-; de industrie en huizenzee van de Zaanstreek in plaats van de geestgronden.
Station Castricum is niet erg druk in de zomervakantie. Ik ben vijf minuten later dan normaal op mijn werk, hetgeen ik compenseer door ’s middags ook vijf minuten eerder te vertrekken. De trein van 17:21 naar Nijmegen is een paar minuten te laat en raakt voorbij Krommenie-Assendelft achter een goederen- of stoptrein. Ik vrees voor mijn aansluiting op Sloterdijk, maar haal hem nog net.
Castricum
Al met al valt dit niet tegen. Totdat ik op Leiden Centraal hoor dat woensdag de 15e ook de Schiphollijn gestremd is, wegens extra, plotseling opgekomen onderhoud. ‘BIJ MERCURIUS!’ (de god van het transport, immers), roep ik woedend, waaruit wel blijkt, hoezeer dit soort dingen de forens kunnen frustreren.
Oemoemenoe, op woensdag? De enige mogelijkheid is nu nog de trein van 7:45 die via Haarlem naar Amsterdam CS rijdt, en die een nog krappere aansluiting geeft op Sloterdijk. Ik doe alzo. Natuurlijk is ook deze trein aan de korte kant en overvol. Ik mis zoals verwacht mijn aansluiting op Sloterdijk, en zie ook nog de stoptrein naar Uitgeest voor mijn neus wegrijden – gelukkig, achteraf, want ik stond op punt, erin te springen, maar had er niets aan gehad.
Een kleine 20 minuten vertraging, dus. Halverwege de dag raakt ook het spoor Leiden – Haarlem nog gestremd. Maar dat is van korte duur en ik kom nog redelijk op tijd thuis.
Dan met vervangend busvervoer naar Velsen. Doordeweeks ligt alleen Driehuis – Beverwijk plat, de twee stations aan weerszijden van de tunnel. Er is dan ook alleen busvervoer tussen die twee plaatsen; geen snelbus Haarlem – Uitgeest ten gerieve van de sneltreinpassagiers. Er rijdt elke kwartier een stoptrein van Haarlem naar Driehuis, uit Driehuis elk kwartier een aansluitende bus naar Beverwijk en daarvandaan elk kwartier een min of meer aansluitende stoptrein naar Uitgeest (waarvan er een keer per halfuur een doorrijdt als normale sneltrein naar Hoorn). Het hele ritje Haarlem – Uitgeest duurt zo 58 minuten, tegen 16 minuten normaal.
In het weekend is het traject Uitgeest – Driehuis gestremd en hoeft de reiziger maar één keer over te stappen van bus op trein of omgekeerd. Dat bespaart de reiziger Haarlem – Uitgeest dan nog drie minuten reistijd. Op de zondagen 26 juli en 9 augustus ten slotte, rijden er op het hele traject Haarlem – Uitgeest geen treinen. Dan doe je er per bus ‘slechts’ 53 minuten over; de bus verslaat hier de trein.
Die hele saaie riedel gegevens doet me ineens denken aan de tijd dat ik tot hobby had, elk weekend de treinstremmingen in heel Nederland af te reizen. Ik deed dat om er rapport in tweevoud over op te maken voor ROVER. Ik kan me nu van zulke onzin niet hartgrondig genoeg distantiëren. Maar het heeft in ieder geval een aardig verhaal opgeleverd op mijn toenmalige rubriek REFLEXXIONZZ!
Van
Driehuis naar Beverwijk
Deze donderdag onderwerp ik me vrijwillig aan het busvervoer. Uit Haarlem neem ik de trein van 12:15, de reguliere stoptrein Amsterdam CS – Uitgeest, die nu in Driehuis strandt. De trein stopt op allerlei stationnetjes die ik normaal langs zie flitsen. Santpoort Noord blijkt een muziekschool te huisvesten. Driehuis is helemaal niks; een perron boven het viaduct over de Van den Vondellaan; geen stationsgebouwen van betekenis.
Dat het nog bestaat! Dit moet een noodlijdend stoptreinlijntje zijn. Het is al een keer bijna verlightraild. Dat was in 2000. Ik was het vergeten, maar stuitte via Google op een stukje erover van mezelf. Een stukje dat me aanvankelijk niet meer dan vaag bekend voorkwam, maar waar wel degelijk mijn naam onder staat.
In Driehuis zijn er nog maar weinig mensen over voor de buslol; slechts 19 stappen er in de gereedstaande Connexxion-touringcar. Onder hen is een twijfelachtige invalide in een sportrolstoel, die hij blijkt te kunnen verlaten voor de klauterpartij de steile stationstrappen af en de hoge trappen van die bus op. Het lijkt op die flauwe grap van een houten been dat aan het eind van de dag overblijft als gevonden voorwerp.
Uiteindelijk gaan we dan toch nog door de Velsertunnel, de Velserautotunnel, wel te verstaan, die naast de spoortunnel ligt. De autotunnel is veel en veel steiler. De trein begint een kilometer van te voren al aan zijn afzink die voert naar een diepte van bijna 25 meter onder het wateroppervlak.
Deze dubbeltunnel was een aardig kunststuk voor die tijd. Het ontwerp ervan dateert al uit de jaren 30. In de oorlog werd begonnen met graven, maar daarna had de wederopbouw prioriteit. Pas in september 1957 ging de tunnel open. Hij trekt nu 65.000 auto’s per dag, en naar mijn schatting 10.000 à 15.000 treinreizigers.
Na een rit van nog geen kwartier komen we aan in Beverwijk. Daar ga ik Scheybeeck bewandelen, een landgoed waar de alreeds even aangestipte Vondel nog een tijdje ondergedoken heeft gezeten, toen hij een toneelstuk had geschreven dat niet bij iedereen in de smaak viel. Het had hem de kop kunnen kosten. ‘Hè, gat; nee, hè; geen Vondel; niet wéér’, hoor ik vele lezers nu roepen, ‘hij heeft het altijd over Vondel, als het Hooft of Huygens niet is’. Maar wees gerust; over Vondel in Beverwijk later pas meer, in het culturele hoekje van deze site.
Vanuit Beverwijk stap je gemakkelijk Velsen binnen. Deze bijna 70.000 inwoners tellende forenzengemeente bestaat, behalve uit Velsen zelf, uit het hagelnieuwe Velserbroek, het ook nog betrekkelijk jonge IJmuiden en de oude dorpen Driehuis, Santpoort-Noord en Santpoort-Zuid.
En het dorp Velsen zelf bestaat dan ook weer uit Noord en Zuid. Dat is gekomen in 1865, toen men begon met het graven van het Noordzeekanaal, een kortere verbinding van de Amsterdamse haven met de Noordzee. Het toen al ruim duizend jaar bestaande dorp werd wreed doormidden gesneden. Beverwijk heeft later geprobeerd, het gedeelte ten noorden van het kanaal te annexeren, maar dat is nooit gelukt.
‘Velsen-Noord, gemeente Velsen’, heet het hier dus nog steeds. Het behoort tot die diep-deprimerende dorpen waar ik zo graag rondwandel. Het is het Noord-Hollandse equivalent van Heijplaat en Pernis in de Rijnmond en Doel in Vlaanderen: nederzettingen waar toch ook nog mensen wonen, hoewel ze zijn ingeklemd door (spoor)wegen en industrie. Behalve door de rookwolken en gifdampen van Corus (v/h De Hoogovens) wordt de plaats sinds kort ook nog gedomineerd door de minstens een hectometer hoge pijpen van de NUON-centrale.
Velsen-Noord is vermoedelijk oorspronkelijk opgezet als tuindorp voor werknemers van de Koninklijke Hoogovens, die hun poorten openden in 1918. Een echt ‘dorp’ heeft het niet; dat is achtergebleven aan de andere kant van het kanaal. Er is een winkelcentrumpje met De Bedweter die doet in wat in Vlaanderen ‘Bedding’zou heten. Elk halfuur stopt hier de bus van Beverwijk naar Corus. De zon brandt genadeloos op de triesterige oude flatjes die slagschaduwen werpen op het plantsoen, waar landerige vakantiekinderen spelen.
Een brede, verrassend stille asfaltweg door een industrieterrein buigt zich langzaam naar het Noordzeekanaal en daarmee naar de Velserpont. Die zet alles over wat niet door de tunnel mag, zoals die puffende, pruttelende tractor die bij deze omgeving past als een kameel in de Kalverstraat. Voetgangers, wielrijders en bromfietsers worden gratis overgezet; wie zich zwaarder gemotoriseerd verplaatst, moet in de buidel tasten.
Een plezierig overtochtje; er stijgt wat verkoeling op uit het kanaal. Een rare snuiter staat roerloos op een meerpaal en tuurt de einder af, minuut na minuut, naar God weet wat.
Velsenaren, die van Noord en Zuid, kennen elkaar van de pont. Dat vaartuig is de dorpspomp, die ik straks in werkelijkheid zal zien. Bij de cafetaria op het Pontplein, waar ik dorstig ben neergestreken op het terrasje, wordt het gekout voortgezet.
‘Wat was dat nou ook weer voor verhaal dat je opa doodging en je moeder flauwviel?’, vraagt een meisje van zestien aan een leeftijdgenoot, een jongen met bravoure.
‘Nee, nou, nee, mijn moeder begon ineens zo maar te huilen. We zaten in de auto. Het was op een middag, tien over half vijf. En tegelijk wordt mijn zus niet goed en moet ineens kotsen. En toen we thuiskwamen waren alle klokken stil blijven staan op tien over half vijf. En even later kregen we een telefoontje van het verpleeghuis, dat mijn opa plotseling was overleden, precies op die tijd.’
‘Goh’, zegt het meisje, onder de indruk, ‘dat is toch ook bijna niet te geloven…’
Nee, ik geloof het dan ook niet. Ik heb meer zulke verhalen gehoord, maar altijd opgedist door mensen met een ruime duim, die niet in hun eerste leugen gestikt waren.
Een tafeltje verder twee grootouders met een blond bevlecht zesjarig meisje. Ze mocht een ijsje, maar moest het dan wel zelf gaan vragen aan het buffet, waar zij eigenlijk veel te verlegen voor was. ‘Ja, we lopen maar een beetje langs het kanaal, naar de schepen te kijken. Een eens een keertje heen en weer met de pont. Ze mag niks, en net in de vakantie. Niet naar de speeltuin, niet in het zwembad, met dit mooie weer. Ze heeft haar pols gebroken.’
‘Aààààch!’, zeggen de omstanders vol medelijden. Nu zie ik het gips pas. Ze likt vergenoegd aan haar levensgrote ijsco, die geen mens haar zal misgunnen.
Ik laat IJmuiden schuin achter me en loop langs het Noordzeekanaal, waar zeereuzen getrokken worden door angstwekkend kleine loodsscheepjes, hoe kán het! Er stopt een touringcar van Lindbergh Excursions op de grote weg langs het kanaal. De chauffeur vraagt me, waar hij het station van Driehuis kan vinden. Die zit een beetje uit de richting! Zal ik hem voor de lol de pont op sturen? Iets zegt me, dat het vervangend busvervoer Driehuis – Beverwijk vanmiddag niet op rolletjes loopt. Maar gelukkig zit ik niet als ROVER in die bus om er verslag over uit te brengen. Ik herinner me nog de folklore uit die tijd: er was altijd wel een chauffeur die de route niet kende.
Aan de overzijde verrijst het opvallend moderne ventilatiegebouw van de Velsertunnel. Een buitenkansje: net komt de De Fast Flying Ferry erlangs stuiven, die drijvende doodskist van Connexxion, die met 50 kilometer per uur langs de zeereuzen slalomt. Er gebeuren nogal eens ongelukken met dat kreng. Maar het wordt in ieder geval een mooie foto-van-de-week.
Mijn ogen speuren naar de tweelingbroer van dat ventilatiegebouw; ook op deze oever moet er een staan. Ik vind hem, een paarhonderd meter verder dan ik verwacht had, in een afgelegen straatje in een nieuwbouwwijk. De tunnel kruist het kanaal niet loodrecht, maar snijdt het aan onder een hoek van 70 graden. Raar idee dat ik nu precies boven die tunnel sta, waar ik normaal zes keer per week doorheen ga.
Het dorp Velsen-Zuid begint heel plotseling; zó loop je langs de bedrijvigheid van dat kanaal, zó sta je midden in een idyllisch, oud dorpskerntje. Die overgang is wel te begrijpen. Eigenlijk geniet Velsen-Zuid, meer dan welk dorp in Nederland ook, de twijfelachtige eer, het Nederlandse Doel te zijn, dat Vlaamse dorpje dat dreigt verzwolgen te worden door de haven. Een keer of vier heeft een kanaalverbreding een flinke hap van Velsen-Zuid afgegeten. Het had de oudste rechten, het stamt uit de Karolingische tijd, Willebrord heeft er nog gekerstend, maar daarmee hield het midden-20 ste-eeuwse vooruitgangsgeloof geen rekening. Het treurige lot van het gekrompen dorp staat bij de ingang ervan in steen gegraveerd.
De laatste kanaalverbreding was in 1969. Dat was tevens de allerlaatste verkleining van Velsen-Zuid. Wat nog over was, werd in ’70 beschermd dorpsgezicht. Ik zie er een bewoonster in haar tuintje, die in diepe gemoedsrust haar rozen staat te snoeien, alsof ze niet op 50 meter afstand staat van een van de grootste scheepsaders van dit land, langs dé motor van de vaderlandse industrie.
Er is veel horeca in dit dorp, wat deftiger dan de cafetaria bij de pont. Een bejaarde dame met puddingpostuur, hagelwit gekleed, zit in vol ornaat op een terras en zal daar vermoedelijk wel tot zonsondergang blijven zitten. Ik heb haar vaker gezien en vaker ook beschreven. Het is een horeca-archetype. Ze brengt me mijn oma uit Deventer in herinnering, die elke middag, zon of regen, winter of zomer, bij Hotel Royal haar pensioentje zat te verteren in de vorm van thee met gebak.
Die knusse hoekjes, met dat mooie strijklicht op de latere zomernamiddag. Ik scheur me los, neem de voetgangerstunnel onder de grote weg door en beland op de Driehuizerkerkweg, een verhard pad door een bos. Ik had gewoon rechtdoor kunnen lopen, zal ik achteraf zien, dan was ik uiteindelijk weer bij station Driehuis beland.
In plaats daarvan weet ik een korte route, sla aan het dwalen en kom terecht op het landgoed rond Huize Beeckesteijn, waarvan ik de witte gevels zie schemeren aan het eind van een boslaan. Beeckesteijn was ooit een aardig museum; ik ben er eens geweest in het pre-WWW-tijdperk, het kan wel twintig jaar geleden zijn. Er waren stijlkamers en exposities van regionale kunstenaars. Maar het is niet meer; de gemeente sloot het uit geldgebrek en verkocht het pand.
Wat later zie ik een bord, midden in het bos, waarop ‘Historisch Moment’ te lezen staat. Historisch Moment? Heeft dat hier ooit plaatsgevonden? Of is DIT het Historische Moment? Ik zie er niets historisch aan, het lijkt me een vrij gewone middag, deze middag. Maar je weet nooit wat er over vijf of tien seconden gaat gebeuren.
Nee, er staat ‘Historisch Monument’, zie ik, als ik dichterbij gekomen ben. Dit monument bestaat uit de ijskelder van Beeckesteijn, waar men ijsblokken uit de vijver in bewaarde, toen de vrieskist nog niet was uitgevonden.
Een kilometertje voorbij de ijskelder vind ik uiteindelijk toch nog het dorp Driehuis, dat lommerrijk ligt te sluimeren onder de nog steeds overvloedige zon. Pim Fortuyn is er geboren, maar dat was toen nog geen Historisch Moment; dat weet je vaak pas achteraf.
Nee, helaas; bij het station geen spoor van Lindbergh Excursions. Als zij het niet alsnog gevonden hebben, zwerft hun bus nog steeds ergens rond, onder of boven het Noordzeekanaal; noem het een excursie!
Frans Mensonides
23 juli 2009
Er geweest: donderdag 16 juli; foto’s Sloterdijk en Castricum van vrijdagmorgen de 17e.
NASCHRIFT
Geheel tegen mijn verwachting in was het karwei in de Velsertunnel op tijd klaar. Gedurende de gehele maand is er steeds door honderden mensen tegelijk aan gewerkt. Het resultaat is een fonkelnieuwe spoorbaan die soepeler en met minder gedruis loopt dan voorheen. Naast de baan ligt nu een betonnen vluchtstoep naar buiten of naar een van de twee ventilatiegebouwen. Ik hoop er nooit gebruik van te hoeven maken – maar hij lígt er in ieder geval wel.
24 augustus 2009
Dorpspomp Velsen-Zuid
© Frans Mensonides, Leiden, 2009.