Huygens modelleerde de rijke vrijster vermoedelijk naar twee vrouwen uit zijn eigen leven, Dorothea van Dorp (1592/3 – 1657?) en Susanna van Baerle (1599-1637). Toen hij De rijke vrijster schreef, kon hij met geen mogelijkheid vermoeden, hoe het verhaal zou aflopen.
Constantijn Huygens’ eerste liefde was Dorothea van Dorp, een vrouw uit zijn straat; zij woonde een paar huizen verder op het Voorhout in Den Haag. Dorothea was de stiefdochter van de weduwe Adriana van Dorp–van Trello, een goede kennis van Huygens’ ouders. De relatie van Constantijn en Dorothea begon in 1615 of 1616. Huygens was toen 19 jaar oud, vier jaar jonger dan Dorothea, en was diep onder de indruk van haar.
Hoe Dorothea eruit heeft gezien, weten we helaas niet; er is geen portret van haar bewaard gebleven. Uit haar brieven komt ze naar voren als een intelligente, kordate, maar wat wispelturige en labiele vrouw.
Nadat Huygens in mei 1616 vertrokken was naar de universiteit van Leiden, schreef Dorothea hem vrijwel elke dag een brief. Dorothea en Constantijn konden elkaar nauwelijks missen (en Den Haag en Leiden lagen met de vervoermiddelen van toen veel te ver uiteen voor regelmatige bezoekjes).
In november hield de stroom post van Dorothea plotseling op. De oorzaak werd Huygens snel duidelijk: zij was verliefd geworden op een ander. Huygens was diep bedroefd en gekwetst. Dorothea kon echter niet besluiten tot een huwelijk met haar nieuwe minnaar. De jaren daarop stortte zij zich van de ene relatie in de andere. Daarbij bleef ze innig bevriend met Huygens, en correspondeerde regelmatig met hem als hij op een diplomatieke missie was in het buitenland.
Tijdens Huygens’ verblijf in Londen in 1622 kreeg zijn broer Maurits kennis aan een rijke koopmansdochter uit Amsterdam. Het was Susanna van Baerle, een van de drie dochters van Jan van Baerle, een achterneef van Constantijns en Maurits’ moeder. Susanna was een knappe en kunstzinnige vrouw. Zij schreef gedichten en beoefende de schilderkunst. En was rijk, heel erg rijk.
De Huygens’en waren er zeer op gebrand, deze goede huwelijkspartner binnen te halen. Het hele gezin bemoeide zich met de vrijage van Maurits. Ze deden zich veel welvarender voor dan ze in werkelijkheid waren, om indruk te maken op de koopmansdochter en haar familie.
Alle moeite was vergeefs. Ook Maurits werd afgewezen, zoals Constantijn zes jaar eerder was overkomen. En evenals Dorothea ging Susanna de jaren daarop de ene relatie na de andere aan, zonder tot het besluit van een huwelijk te kunnen komen.
Al met al voldoende inspiratie voor Huygens om in 1623 een wat giftig zedeprintje te schrijven over de liefdesperikelen van rijke dames. Persoonlijke frustratie lijkt niet helemaal vreemd aan De rijke vrijster.
In 1624 had Huygens nog steeds een knipperlichtrelatie met Dorothea. In de zomer van dat jaar droeg hij zijn Stede-stemmen, een cyclus van lofdichten op Hollandse steden, aan haar op.
Twee jaar later echter, liet Constantijn zich betoveren door… niemand anders dan Susanna van Baerle, die eerder zijn broer had afgewezen. Daarbij ondervond hij aanvankelijk concurrentie van zijn kunstbroeder, de dichter, toneel- en geschiedschrijver Pieter Cornelisz. Hooft (1581-1647).
Dorothea was buiten zichzelf van kwaadheid om Huygens’ vrijage met Susanna. Ook deze keer bemoeiden de families zich ermee. Dorothea’s stiefmoeder kwam verhaal halen bij Huygens’ moeder, dat weer tot woede van Huygens zelf.
Dorothea gooide zich in een diepe crisis, nu Huygens een ander boven haar had verkozen. Zij beeldde zich in, ernstig ziek te zijn, en nam meteen maar afscheid van haar familie. Maar omdat ze daar meer hilariteit dan medelijden mee wekte, besloot zij te herrijzen van haar sterfbed en haar leven van rijke single voort te zetten.
Ook Huygens’ vrijage verliep aanvankelijk niet voorspoedig. In de loop van 1626 vroeg hij enkele malen de hand van Susanna, maar werd even zovele malen afgewezen. Pas na de jaarwisseling klonk het verlossende jawoord.
Op 6 april 1627 trouwden Constantijn Huygens en Susanna van Baerle. Het jonge koppel betrok een huis aan de Houtstraat, dicht bij het Binnenhof. Daar werden hun vijf kinderen geboren. Huygens schreef in die jaren voor zijn vrouw het zeer lange, onvoltooid gebleven gedicht Dagh-werck. Het beschreef een dag uit hun leven, dat nogal geïdealiseerd werd weergegeven (zie deze pagina over Dagh-werck).
In 1634 ontwierpen Constantijn en Susanna, met behulp van de bekende bouwmeester Jacob van Campen, een nieuw huis aan het Plein.
Susanna heeft de verhuizing naar het Plein niet mogen meemaken. In 1637, kort voor de voltooiing van het huis, overleed zij.
Na haar dood raakte Huygens opnieuw bevriend met Dorothea van Dorp. Maar het kwam opnieuw niet tot een huwelijk. Dorothea van Dorp overleed in 1657(?), ongehuwd. Constantijn Huygens zou nooit hertrouwen.
F.R.E. Blom en A. Leerintveld, 'Vrouwen-schoon met Mannelicke reden geluckigh verselt. De perfect match met Susanna van Baerle'. In: De zeventiende eeuw. Cultuur in de Nederlanden in multidisciplinair perspectief. Tijdschrift van de Werkgroep Zeventiende Eeuw. 25 (2009) 2, p. 37-53.
C. Huygens, Mijn leven, verteld aan mijn kinderen, in twee boeken. Ingeleid, bezorgd en van commentaar voorzien door F.R.E. Blom. Dl. I: Inleiding, teksteditie en vertaling. Dl. II: Commentaar en annotatie. Amsterdam 2003. (Dissertatie).
L. Jardine, 'In search of the ‘real’ Dorothée van Dorp'. In: De zeventiende eeuw. Cultuur in de Nederlanden in multidisciplinair perspectief. Tijdschrift van de Werkgroep Zeventiende Eeuw. 25 (2009) 2, p. 37-53.
J. Smit, Het leven van Constantijn Huygens (1596-1687), de grootmeester van woord en snarenspel. Den Haag 1980.