‘Een goede hoveling wordt niet geboren, maar gemaakt’. Die stelling zou Constantijn Huygens zeker onderschrijven. Zijn ouders hadden hem en zijn één jaar oudere broer Maurits doelbewust opgevoed voor een hoge positie aan het hof, met een zorgvuldig uitgestippeld opleidingsprogramma. Zelf zou hij zijn zoons later ook zo’n opvoeding geven.
Vader Christiaan Huygens sr. (1551-1624) was in de Haagse hiërarchie opgeklommen tot secretaris van de Raad van State. Hij was een algemeen gerespecteerd man aan het hof en bovendien vertrouweling en raadgever van twee opeenvolgende stadhouders, Willem en Maurits van Oranje
Voor zijn zoons Maurits en Constantijn had hij ook een hoge positie aan het hof in gedachte of in ieder geval een goede betrekking in de diplomatie. Dat de familie Huygens niet kon bogen op een adellijke afkomst, hoefde beslist geen bezwaar te zijn; zelf was hij er ook zonder titel gekomen.
De opleiding van zijn zoons nam hij zelf ter hand. Maurits en Constantijn zijn nooit naar school gegaan. Op school, zo vond vader Huygens, leerden de kinderen veel te weinig. De onderwijzers hadden zelf onvoldoende kennis en ranselden er bovendien bij de minste of geringste aanleiding op los.
Huygens geloofde in spelenderwijs leren; de kinderen moesten plezier hebben in het onderwijs, zodat ze de benodigde kennis gretig tot zich zouden nemen. Bij het muziekonderwijs leerde hij zijn zoons de toonladder aan de hand van de knopen van hun jas: de onderste knoop stelde ‘do’ voor, de op een na onderste ‘re’, etc.
Aanvankelijk onderwees Huygens zijn zoons zelf. Later huurde hij er gouverneurs, privé-onderwijzers voor in, die een strikte taakomschrijving kregen. De eerste gouverneur, Joannes Brouart, kwam bij de familie Huygens over de vloer toen Constantijn pas zeven jaar oud was en leerde de twee jongetjes de Franse taal. Dat was de voertaal aan het hof en in de internationale politiek. Je kon er niet vroeg genoeg mee beginnen, vond vader Huygens, dan leerde je de taal even goed spreken als een geboren Fransman.
In Mijn leven, verteld aan mijn kinderen
kijkt Constantijn Huygens terug op zijn kindertijd. In dit Latijnse
gedicht, dat Huygens schreef op 82-jarige leeftijd, presenteert hij
zijn leven als lichtend voorbeeld voor zijn mannelijke nazaten.
Vals-bescheiden stelt hij, dat hij zelf niet erg veel talenten bezit.
Op die manier benadrukt hij het belang van een goede opvoeding; alle
eer komt toe aan zijn vader en zijn gouverneurs.
Boek I, r. 46-59.
Vertaald uit het Latijn door Frans Blom.
Overgenomen uit: Mijn leven, verteld aan mijn kinderen
(…), Amsterdam 2003. Dl. I, p. 67.
A.Th. van Deursen, E.K. Grootes en P.E.L. Verkuyl, Veelzijdigheid als levensvorm; facetten van Constantijn Huygens’ leven en werk; een bundel studies ter gelegenheid van zijn driehonderdste sterfdag. Deventer 1987. Deventer Studiën 2. p. 128.
C. Huygens, Mijn Jeugd. Vertaling [uit het Latijn] en toelichting C.L. Heesakkers. Amsterdam 1987. Griffioen-reeks.
C. Huygens, Mijn leven, verteld aan mijn kinderen, in twee boeken. Ingeleid, bezorgd en van commentaar voorzien door F.R.E. Blom. Dl. I: Inleiding, teksteditie en vertaling. Dl. II: Commentaar en annotatie. Amsterdam 2003. (Dissertatie).
J. Smit, Het leven van Constantijn Huygens (1596-1687), de grootmeester van woord en snarenspel. Den Haag 1980. p. 52.