Opleiding tot hoveling (2)

Zedeprinten Startpagina <<< Een wijze hoveling (Inleiding) <<< Een wijze hoveling (vertaling) <<<


<<< naar deel 1


De broers Maurits en Constantijn Huygens werden door hun vader opgeleid tot hoveling. Voor meisjes werd scholing van minder belang geacht. Voor hen was een loopbaan niet weggelegd; ze hoefden alleen maar voldoende te leren om later een huishouding te kunnen leiden.

 

Beroepsgerichte opleiding

Rond zijn negende verjaardag begon Constantijn met het leren van Latijn, evenals Frans een onmisbare taal in het internationale verkeer. De opleiding van Constantijn en zijn broer Maurits was vooral gericht op hun toekomst aan het hof. Daarom kregen de twee wel lessen in rekenkunde, maar niet in wiskunde, waar je weinig aan had. Constantijn bekwaamde zich er stiekem in, louter uit belangstelling en om zijn logisch denkvermogen te scherpen.

Ook teken- en schilderkunst stond op het lesprogramma. Constantijn was er erg bedreven in. Later heeft hij altijd gezegd dat hij, door te tekenen en te schilderen, pas echt leerde zíén. Ook bij deze lessen stond het nut voorop: tekenkunst kwam altijd van pas als je, bijvoorbeeld op een dienstreis, iets wilde vastleggen – in een tijdperk dat men nog niet op pad ging met een fotocamera.

De vier jongere zussen van Maurits en Constantijn kregen een veel minder uitgebreide opleiding. Een vrouw moest, naar de opvattingen van die tijd, vooral zorgen dat zij een goede ‘partij’ was voor een huwelijk. Zij leerde lezen, schrijven en een beetje elementaire rekenkunde; voldoende om later een huishouding te kunnen leiden.


Land in oorlog

Naast intellectuele vorming en muziekles was er ook ruimte voor lichaamsoefening. Ook daarbij dacht vader Huygens in de eerste plaats aan het toekomstige beroepsleven van zijn zoons. Hij leerde Maurits en Constantijn dansen, alleen met het doel, hen een gracieuze manier van bewegen aan te leren; aan het hof moest men zich nu eenmaal gedragen met elegantie.

Nederland was een land in oorlog. Een hoveling moest ook op het slagveld zijn mannetje staan. Daarom kregen de jongens les in paardrijden en schermen.

Om van de uren tussendoor er niet één minder goed besteed of zonder vrucht of vorming verloren te laten gaan, nam ik onderwijl ook wapens en degens ter hand en wijdde ik me aan de techniek van het schermen. Want de opvatting van mijn zorgzame vader was deze: zoals de geest door oefeningen wordt gevormd, moet ook het lichaam van kinderen van goede komaf leren zich voornaam en met elegante controle te bewegen, om zelfs van zaken die niet echt nuttig zijn, de juiste manier van handelen te kennen. Wat moet ik immers met degens of machinerie die van buskruit zwanger gaat, behalve wanneer zelfbescherming, mocht het zover komen, een legitiem gebruik van staal noodzakelijk maakt? Het krijgswezen was mijn roeping noch mijn wens, en van kindsbeen af wilde ik me louter bewapenen met de Muzen onder Apollo’s bevel. Maar als je vaderland bij voortduring schuilgaat onder rookpluimen van oorlogen te land en ter zee, bij herhaling oprukt tegen de vijand, bij herhaling zijn aanvallers afslaat en zegeviert dankzij wapens, wie kan dan het zich veroorloven, op de wapenhandeling geen acht te slaan?

Boek I, r.1 48-66. Vertaald uit het Latijn door Frans Blom.
Overgenomen uit: Mijn leven, verteld aan mijn kinderen (…), Amsterdam 2003. Dl. I, p. 73 en 75.

De schermlessen werden gegeven door Pierre du Moulin, een kapitein uit het leger van de stadhouder, prins Maurits van Oranje. Hun paardrijlessen kregen de gebroeders Huygens in de manege van de prins. Vader gaf ze dan een lijst mee met punten waar ze speciaal op moesten letten en met te beantwoorden vragen over de verzorging van paarden.

 

Kind aan huis

Zo waren de twee jongens al in hun prille jeugd kind aan huis aan het hof. Prinses Louise de Coligny nodigde Constantijn vanaf zijn achtste regelmatig uit om voor haar op de luit te spelen en met haar te converseren. Vader Huygens kon de jongen, na alle lessen, met een gerust hart naar de prinses sturen, zonder bang te hoeven zijn dat hij een modderfiguur zou slaan.

Als er iets was waar ik op deze leeftijd trots op mocht zijn, dan was het wel dat de grote prinses De Coligny, moeder van Hendrik, mij in haar gunst gesloten heeft. Jong en met weinig kennis van zaken als ik was, kreeg ik meer dan eens het verzoek om bij haar te komen. Ze luisterde naar me, liet me haar gezelschap zijn en was altijd weer vol warmte. (…) ‘Dat deze vrouw’, sprak ik vaak, ‘van haar onmetelijke hoogte is neergedaald en genoegen schept in mijn conversaties.’ Zij! En ik, wie of wat was ik? Maar misschien kwam het wel omdat ze al zo lang een goede band met vader Huygens had, en iets daarvan aan zijn zoon verschuldigd wilde lijken.

Boek I, r.1 267-272 en 277-281. Vertaald uit het Latijn door Frans Blom.
Overgenomen uit: Mijn leven, verteld aan mijn kinderen (…), Amsterdam 2003. Dl. I, p. 79 en 81.

Lees deel 3 >>>

Meer weten?

A.Th. van Deursen, E.K. Grootes en P.E.L. Verkuyl, Veelzijdigheid als levensvorm; facetten van Constantijn Huygens’ leven en werk; een bundel studies ter gelegenheid van zijn driehonderdste sterfdag. Deventer 1987. Deventer Studiën 2. p. 128.

C. Huygens, Mijn Jeugd. Vertaling [uit het Latijn] en toelichting C.L. Heesakkers. Amsterdam 1987. Griffioen-reeks.

C. Huygens, Mijn leven, verteld aan mijn kinderen, in twee boeken. Ingeleid, bezorgd en van commentaar voorzien door F.R.E. Blom. Dl. I: Inleiding, teksteditie en vertaling. Dl. II: Commentaar en annotatie. Amsterdam 2003. (Dissertatie).

J. Smit, Het leven van Constantijn Huygens (1596-1687), de grootmeester van woord en snarenspel. Den Haag 1980. p. 52.


© Frans Mensonides, Leiden, 2007.