Op deze site beleven we de zomer van de cultuur, die eerder artikelen heeft opgeleverd over de zaligverklaring van Calvijn en over toneel van P.C. Hooft (deel 1 en deel 2). Vandaag: sculptuur. Beelden, buiten muffe museumzalen in de open lucht tentoongesteld aan het publiek, zodat iedereen ze tijdens een gezonde zomerwandeling kan bewonderen. Is er een aangenamere vorm van cultuurgenot denkbaar?
Aan Oisterwijk (spreek uit: Oósterwijk; ik zeg het nu echt voor de allerlaatste keer!) wijdde ik in mijn hoedanigheid van De digitale reiziger al twee verhalen (1 en 2). Hier een derde, op het gevaar af, verdacht te worden van een obsessie voor het Brabantse dorp waar de mensen geld én smaak bezitten. Het gaat me er alleen om, vast te stellen hoe hard de geldcrisis hier het afgelopen jaar heeft toegeslagen.
Welnu: keihard, en dat is ook eigenlijk geen wonder, daar we de crisis van de rijken meemaken en niet die van de armen, zoals ik al eens schreef. Het jaarlijkse hoogzomerse beeldenfestival Oisterwijk Sculptuur kon bijna geen doorgang vinden wegens geldgebrek, en moest op de valreep gered worden door geldinjecties van de gemeente, de provincie en particuliere sponsors. Die zijn in tijden van krapte natuurlijk ook met een lantaarntje te zoeken.
Bij de voorgaande edities werd je nog verleid, desnoods met behulp van de Kunstkoopregeling, zo’n beeld mee naar huis te nemen. Maar nu lopen er jongelieden van beiderlei kunne rond om je een sponsorcontract aan te smeren. Tenminste: ik vermoed dat ze dat doen, want ik mijd ze zorgvuldig, om mijn kunstgenot niet te laten overschaduwen door crisiszaken.
Maar er valt toch moeilijk aan te ontkomen. Topgalerie Etienne raakt zijn beelden aan de straatstenen niet meer kwijt, zelfs niet tijdens een openluchtbeeldenfestival op de straatstenen. Dat blauwe rondvierkante gat, stond dat hier vorig jaar ook al niet te koop? En die beletterde wanhopigen van de Italiaanse kunstenares die zich Rabarama noemt, die kan ik zo onderdehand ook wel uittekenen.
Bij Etienne zelf, waar ik binnenvlucht voor een regenbui, zag ik vorig jaar nog winkelbedienden dapper sculpturen van een halve ton of zwaarder / duurder in de lucht houden voor potentiële kopers. Vandaag zie ik dat niet meer, hoewel het er als vanouds druk is met kijkers. En dat terwijl de prijzen gekelderd zijn. Vorig jaar begonnen die nog zo rond de 5000 euro. Tegenwoordig zijn ze al blij als je een presse-papier koopt van 200-zoveel. Mooie, glazen exemplaren, met kleurpatronen erin, van de Amerikaanse kunstenaar Josh Simpson, die ook die levensgrote wereldbollen heeft bijgedragen aan de buitententoonstelling. Ik zou nog in de verleiding komen - als ik nog papier te pressen had en niet al lang digitaal was gegaan met alles.
Hoe Simpson die fraaie bollen maakt, zien we op een DVD die vertoond wordt in de stemmige koffiehoek van Etienne. Hij is de broodheer van een heel team van glasblazers die gevaarlijke toeren uithalen met glasbollen uit een oven. De temperatuur wordt opgestookt tot 1600 graden; Fahrenheit, dan lijkt het nog meer.
Buiten heerst een veel lagere gevoelstemperatuur dan in tijden van weleer. Oisterwijk gaat niet alleen gebukt onder de geldcrisis maar op de dag die ik voor mijn bezoek heb uitgekozen, ook onder regenvlagen. Toen ik arriveerde was er net een wolkbreuk gaande, die ik heb uitgezeten in een abri op het perron. Op De Lind is het weliswaar droog, maar druipt het water nog na uit de linden op de paraplu’s; het is een beetje symbolisch.
Ronduit een aanfluiting is het paviljoen van het Haags Gemeentemuseum. Dit vermaarde museum had Oisterwijk Sculptuur dit jaar moeten redden met een expositie van ruim een dozijn topstukken, die normaal in Berlage’s creatie in het Statenkwartier verblijven. Het ‘paviljoen’ is een lelijk getimmerte dat de indruk maakt, nog in opbouw te zijn of alweer afgebroken te worden. We mogen er niet in. Het wordt leeggehoosd na die bui van daarnet. Ik zie suppoosten bezig met een verbijsterde uitdrukking op het gezicht: wie had nu kunnen denken dat het zou kunnen régenen tijdens een openluchtfestival? En wie had kunnen bedenken dat ze beter een echt helemaal waterdicht paviljoen hadden kunnen bouwen?
Een uurtje later mogen we er wel in, maar die bewakers zien eigenlijk liever helemaal niemand meer; het liefst hadden zij die beelden meteen op transport gesteld, terug naar de Residentie. Mensen met paraplu’s worden geweerd, en daar komt nog ruzie van, ook. Het water uit die dingen zou de beelden kunnen beschadigen – die nu al staan na te druipen van die hevige slagregen. Eén beeld, een grote glazen pot, staat vol regenwater, maar dat is niet zo erg, want dat verdampt wel weer. Meer zorgen maak ik me om dat sculptuur daar, dat zo te zien van gips vervaardigd is…
Je mag hier niet fotograferen van de suppoosten (liefst ook niet ademhalen), maar veel aanleiding tot fotograferen is er ook niet. Hopelijk bedenkt Oisterwijk Sculptuur voor de eventuele editie van 2010 iets beters dan deze bijdrage uit de stad van de bluf; anders zal de verdere neergang van het evenement onvermijdelijk zijn, ook bij aantrekkende economie.
Dit brengt ons in Den Haag, maar eerst de foto's.
Aan het vorige hoofdje moet ik nog toevoegen dat ik over het Gemeentemuseum Den Haag niet objectief meer kan oordelen, sedert ik het archief ervan heb helpen ordenen. Schenkingen, aankopen, ruilen en bruiklenen, van 1888 tot en met 1999 als ik me goed herinner, maand na maand, om de centen te verdienen voor mijn bachelorstudie Nederlandse Taal en ook Cultuur. Dan ga je een museum haten, als je dat een jaar achterelkaar doet gedurende 24 uur per week.
De naam John Sillevis ben ik vaak tegengekomen in de archieven. Deze cultuurpaus (ik heb de neiging hem op z’n Frans uit te spreken, als SielVIEH) was hoofdconservator van het Gemeentemuseum, maar is nu met pensioen en belast met de organisatie van Den Haag Sculptuur 2009. Dat is maar goed ook, want deze man heeft een gelukkige hand van tentoonstellingen samenstellen, en er was wel iets goed te maken.
De edities van dit evenement zakten in de loop van het decennium steeds verder weg. De laatste twee waren het aanzien echt niet meer waard. Rare, irritante, vaak opvallend saaie beelden, daar neergezet voor mensen die er iets in wilden zien. Mijn grootste bezwaar gold het feit dat zo slecht rekening was gehouden met de locatie. Onder die donkere linden van het Voorhout, ooit zo mooi bezongen door Constantijn Huygens die er zelf woonde, hoop je op iets groots en lichts, zodat er wat te fotograferen valt. Maar de organisatoren van Den Haag Sculptuur pletterden er zo maar wat beelden neer waar ze de hand op hadden kunnen leggen; desnoods iele, donkere gevallen die verzonken in het groen van Batava Tempe.
Daar is nu verandering in gekomen, dank zij genoemde Sillevis. Hij koos dit jaar voor de groteske koppen van de Mexicaanse kunstenaar Javier Marín. Marín, zo meldt een speciale bijlage van het AD, wordt gefascineerd door het indiaanse verleden van Mexico, de pre-Columbiaanse tijd, vóór de komst van de conquistadores. Die koppen giet hij uit brons of uit kunsthars; evenals Simpson wordt ook hij terzijde gestaan door een team van gietassistenten. Hij neemt kleine onvolkomenheden bij het gietproces voor lief, evenals duidelijk zichtbare lasnaden bij het in elkaar zetten van die grote sculpturen.
Indruk- en angstwekkend zijn die twee molenstenen die bij nader inzien uit getormenteerde zielen bestaan. Ook die apocalyptische ruiters (zo noem ik ze maar even, hoewel ze met z’n negenen zijn in plaats van z’n vieren), daar kijk en fotografeer je niet om heen.
‘Wat voor weer zou het zijn in Den Haag? Zijn de bomen al groen op ’t Voorhout?’ Het weer werkte op deze zondagmiddag mee, door een wazig zonnetje en door de afwezigheid van regen; dé omstandigheden om beelden vast te leggen. En natuurlijk is dat schooier-type er ook weer; hij verkoopt iets; ik weet al tien jaar niet wat. Verder vormt hij een contrast tussen arm-Haags en rijk-Haags, alsof dat het afgelopen jaar al niet helemaal vervaagd zou zijn.
Ik heb wel eens een lichtvoetigere Den Haag Sculptuur gezien, dat is zeker waar. En ik vind die tronies ook niet echt pre-Columbiaans; hoe moet ik ze omschrijven? Wezenloos, dat vind ik het juiste woord, een beter woord dan pre-Columbiaans, in ieder geval. Maar deze tentoonstelling maakt meer los dan die van 2007 en 2008, die ik vergeten zou zijn als ik ze niet in mijn fotoalbum had. Goedgekeurd dus.
En oh ja: het binnengebeuren speelt zich af in de Pulchri Studio, waar je kunt genieten van nog meer kunst, naast thee met gebak.
Noordwijk organiseert deze zomer voor de derde keer de BeeldenBoulevard. Die grijpt plaats aan de Wilhelminaboulevard, en daarmee in een decor dat ingrijpend gewijzigd is sinds de vorige BeeldenBoulevard in 2007. Het uitzicht is volkomen verpest; vanaf de boulevard zie je zelfs de zee en het strand niet meer. En we kunnen er niet eens iets van zeggen, want het is gedaan voor de eigen veiligheid van ons, streekbewoners.
Noordwijk vormde een zwakke plek in de kustverdediging, die niet langer meer bestand was tegen de zeespiegelstijging. Daarom is twee winters geleden een enorme dijk met een breedte van dik 50 meter opgeworpen. Bovenop die dijk kwam een kunstmatig duinlandschap en een wandelpad waarvandaan je wél veilig ‘thalassa’ kunt roepen. Het resultaat kunnen we nu weer met een gerust hart tonen aan ingenieurs uit New Orleans, die hier komen kijken hoe het moet. Deze duindijk is bestand tegen golven van 9 meter boven NAP. De tentoonstelling heeft dan ook als ondertitel: Negen meter plus.
Een onbedoeld neveneffect van de Noordwijkse dijk: hij vormt een ideaal decor voor een beeldengalerij. Je kunt er van twee kanten langsflaneren. En je ziet dan beelden die uitstekend passen in een ambiance van zon, zee, zand en helmgras. De meeste beelden op BeeldenBoulevard zijn namelijk speciaal voor deze tentoonstelling gemaakt.
Als je er langs loopt, valt je een zekere ontwikkelingsgang op – tenminste als je van zuid naar noord loopt, en begint bij het ijsstalletje, omdat je thuis op Internet pas ziet dat ook het gedeelte bij hotel Huis ter Duin erbij hoort. Dan zie je eerst twee zwaar erotiserende beelden, zeker op een dag dat de thermometer 30 graden wijst en iedereen hier halfnakend rondbanjert. Je hebt de zeemeermin van Karin van der Walle, die ‘een sterk hedendaags signaal [afgeeft] ten aanzien van vrouwelijke macht en bewuste berekening’, meldt het bordje erbij. De vrouw die het beeld ‘Luisteren naar de wereld’ van Carla Rump vormt, is eerder ‘speels’ volgens alweer zo’n bordje, maar ook onmiskenbaar sexy. De glazen bel aan haar oor werd trouwens geblazen door dezelfde Richard Price die vorig jaar glas blies in Oisterwijk.
Mal nr. 2 van Karel Goudbloem heeft iets cerebraal-homo-erotisch, met die twee mansfiguren met die samengesmolten hoofden; mal in de dubbele betekenis van het woord. Daarna evolueert de beeldenparade langzaam van sensueel naar moralistisch. Zo heb je bijvoorbeeld de ‘Iglo’, met allemaal erg brave kinderwensen, van Richard van Drie en Jurriaan van Hall.
De reeks beelden eindigt met de manende vinger ‘Statue of Energy’, eveneens van Jurriaan van Hall. Een vuist houdt een windmolen omhoog, ‘omdat we vrij moeten worden van de verslaving aan fossiele brandstoffen’. Da’s makkelijk praten, in een wereld met binnenkort zeven miljard mensen die allemaal graag een kachel hebben branden in de winter en zich liever per auto verplaatsen dan met de benenwagen. Het ding wekt écht energie op; er zit een stekker in het voetstuk waar je je telefoonoplader in kunt pluggen – als je die toevallig bij je had gestoken.
Hoeveel mensen komen eigenlijk af op zo’n tentoonstelling? Het valt moeilijk te tellen in de open lucht. Ik zie drommen toeristen op de boulevard en het duin, maar de meeste komen voor de drie z’en (daarnet al genoemd) en keuren de beelden geen blik waardig. Een beeldenkijker valt echt op; ‘Mooi hè, meneer’, giebelen een paar pubermeiden, die me zien fotograferen.
Mooi, inderdaad; de BeeldenBoulevard vind ik de leukste sculptuurtentoonstelling van de drie die ik bezocht heb. Neemt niet weg dat ik in Noordwijk, met alle verschuldigde eerbied voor de beeldhouwers, het meest onder de indruk ben van de twee beelden die er niet bijhoren, omdat ze permanent langs de boulevard staan.
In de eerste plaats de naamgeefster van deze promenade, Koningin Wilhelmina met haar bekende bootwerkersprofiel. In april 1940 inspecteerde ze in Noordwijk de troepen, nog onkundig van het feit dat ze een maand later de zee zou kiezen waar ze nu eeuwig met de rug naartoe staat, om ons vanuit Londen via de wireless de les te lezen. En natuurlijk dat beeld op het Vuurtorenplein dat er al heel lang staat, en al getuige was van de stranddagen uit mijn kindertijd. Dat beeld doet ontzettend Azteeks aan, en heeft meer recht op de kwalificatie ‘pre-Columbiaans’ dan wat ik in Den Haag zag.
De beelden op het Haagse Voorhout zijn nog te zien tot 9 September 2009, die langs de Noordwijkse boulevard nog maar tot 19 juli 2009, die van Oisterwijk wellicht opnieuw in juni 2010, als geen koper zich over ze ontfermt.
Frans Mensonides
15 juli 2009
Er geweest: Dinsdag 9 juni 2009 (Oisterwijk), zondag 28 juni (Den Haag), donderdag 2 juli (Noordwijk)