De echo van P.C. Hooft (2): Echobos en Warenar revisited

 

 

<<< Lees deel 1 van De echo van P.C. Hooft
<<< Lees het eerste stuk over Muiderberg: Wie zit daar mee te lullen?
<<< Lees De ware nar in de Ware Liefde, over een Warenar-opvoering in 2006

 

Wederom toog ik naar Muiderberg en Muiden, en wel om twee oude vrienden te bezoeken: de echo en Warenar.

‘Konden de gevels hier maar spreken; kon ik maar achter de deuren kijken!’ Zulke dingen denk en schrijf ik vaak in dorpen en steden waar ik kom, en waarvan ik me in een uur tijd een beeld vorm. Dat beeld zet zich meteen onwrikbaar vast, omdat ik nooit aan bewoners vraag of het wel klopt. In Muiderberg kijk ik vandaag werkelijk achter één van de deuren. Een inwoner van Muiderberg las namelijk onlangs het relaas van mijn vergeefse speurtocht naar de echo in zijn dorp; de echo, die weliswaar P.C. Hooft inspireerde tot een scène in Geeraerdt van Velsen, maar voor mij, als eenzame wandelaar, niet hoorbaar was.

‘Wéér iemand die naar die echo heeft lopen zoeken’, zei deze Muiderberger tegen zijn vrouw. Hij nodigde me uit, ernaar te komen luisteren. Ik ging er graag op in – maar zeg daar wel bij, dat ik helaas niet alle verzoeken om zelf eens langs te komen, kan honoreren.

‘Aardig om eens te lezen, hoe een buitenstaander Muiderberg ervaart’, zegt hij, als ik heb aangebeld en meegetroond ben naar de tuin. Mijn stukje is vrijwel het hele dorp rondgegaan. Niet dat geleid heeft tot een opvallende stijging in de bezoekcijfers van mijn site. Muiderberg telt niet veel meer dan duizend deuren, en achter de meeste daarvan woont ‘import’. Het zijn mensen die alleen komen slapen binnen die vesting van autowegen, verder nooit over het dorp nadenken en er weer wegtrekken als ze het ergens anders nog beter kunnen krijgen.

Geboren Muiderbergers zoals mijn gastheer blijven er het liefst wonen, maar moeten dan wel wat gebrek aan voorzieningen voor lief nemen. Het winkelaanbod is bijvoorbeeld erg schraal en bestaat uit niet veel meer dan de bakker, de slager, de kruidenier en een saxofoonwinkel, waar je weinig aan hebt als je geen saxofoon speelt. Het busvervoer is al lang geleden teruggebracht tot de ene lijn Weesp - Naarden-Bussum waarmee ik hier gekomen ben; de schaatsbaan bleef van de winter dicht, zelfs toen het voor het eerst sinds een dozijn jaren weer eens wilde vriezen.

Afgezien van dat echoverhaal, klopte het wel in grote lijnen, wat ik schreef over Muiderberg. En met die echo is het een treurige geschiedenis. Het bos is eigendom van een oude zonderling; ik zie een Warenar-type bij zijn beschrijving. Die man had ooit beloofd, op zondag rondleidingen te verzorgen in dat bos, en de mensen de weg te wijzen naar de echo. Maar als iemand hem daarvoor dan belde, dan kon hij net de hele maand niet, of zo.

We begeven ons vervolgens zelf naar het bos om naar de echo te luisteren, in optocht, met zijn vrouw en met de baby in de wandelwagen. Daarmee krijgt het bos in een klap meer bezoek dan normaal op een hele dag. Er komt letterlijk nooit een hond. ‘U had heel erg lang kunnen wachten!’

Maar zelfs al had zich een mede-echoër gemeld op die zomerdag, dan had ik de echo nog niet gehoord. Ze luistert nogal nauw; zonder gids betrapt je d’r niet. Twee personen moeten aan weerszijden van een manshoog struikgewas gaan staan, op de open plek binnen de stenen muur, en dan nog precies weten waar. We doen het, en inderdaad: zelfs met mijn anderhalve oor hoor ik ineens… geen normale echo. Maar het lijkt alsof het stemgeluid van mijn gastheer zich verdubbelt, en uit twee verschillende richtingen in mijn oren aankomt.

Het is inderdaad een gelijksprekende echo. Er zijn er maar twee van op de wereld. De andere bevindt zich ook in Muiderberg: ze heeft zich binnengedrongen in de woning van een particulier. Ze hebben deze echo ergens anders vergeefs proberen na te bouwen / bauwen, door een bos op een bepaalde manier aan te planten. Maar dan moet je natuurlijk eerst weten waardoor het verschijnsel veroorzaakt wordt. En dat is nog steeds niet afdoende onderzocht. Ja, er heeft hier eens een moderne Timon de Toveraer rondgelopen; een kruising tussen een druïde en een geoloog, die gewapend was met een wichelroede. Hij concludeerde dat onder het grondoppervlak twee gangen uit de ijstijd elkaar kruisten, maar het blijft een gok, met zulk instrumentarium.

Eigenlijk zou er eens iemand op moeten afstuderen. Ik deed dat ooit op de letteren van weleer, en ga straks naar Warenar. Maar voordat ik die ene bus pak, lopen we eerst een rondje door het dorp. Mijn gids weet alles van iedereen; wie er achter de deuren wonen, wie er onder de zerken liggen. Bijvoorbeeld het graf met dat beeld van een bouvier erop, dat ik wel zag bij mijn eerste bezoek, maar vergat te fotograferen. Daar rust Ome Piet, ‘de burgemeester van Muiderberg’, die ook alles wist over het dorp en wiens verhalen nu voortleven onder de huidige generatie.

Uit het verhaal van mijn gastheer ontstaat het beeld van een nederzetting waar de feodale oude, rijke zonderlingen langzamerhand afgelost worden door de nouveau riches die even weinig ophebben met de autochtone bewoners. Ook een dorp dat, misschien door zijn strategische ligging achter spoor- en autowegen, een beetje vergeten wordt. ‘De gemeente zou veel meer aan toerisme kunnen doen. Ja, windsurfers weten ons nu wel te vinden. Maar vandaag is het windstil en zie je niemand op het meer. En ook zo’n echobos zou je veel meer kunnen uitbuiten.’

Hooft deed dat perfect in Geeraerdt van Velsen. Maar vanavond ga ik zijn Warenar zien in zijn eigen huis; De Kale voert het op op de binnenplaats van het Muiderslot.

‘Zíjn Warenar’, dat klopt eigenlijk niet. Warenar is gebaseerd op een stuk uit de Griekse oudheid, dat bekend geworden is door de Romeinse blijspeldichter Plautus. Dat stuk heeft in de loop der eeuwen vele navolgers gekend. Bijvoorbeeld de anonieme schrijver van het Esbatement van den blinden die tgelt begroef (onlangs bewerkt door de Leydse Kluchten Compagnie). Dit laat-middeleeuwse stuk kan als voorloper beschouwd worden van de 17e eeuwse Warenar.

Verder schreef Hooft zijn versie van Warenar niet alleen. Zoals vanouds bekend is, en onlangs is herontdekt *), is Warenar een coproductie van P.C. Hooft en Samuel Coster. Toch vermelden het programmaboekje en de website van het Muiderslot Costers naam niet als co-auteur. Nu zijn alle schrijvers van hun era wel vergeten door het grote publiek. Maar Samuel Coster lijkt vergeten tot in het kwadraat. Dat is wonderlijk voor een man die aan de wieg stond van de eerste open universiteit en de eerste schouwburg van Nederland. Aan mij heeft het niet gelegen; ik wijdde in 2006 een webpagina aan Coster.

*) men leze: P.C. Hooft, S. Coster, Warenar. Bezorgd door Jeroen Jansen. Amsterdam 2004. Deltareeks. p. 94-100.

Over Warenar schreef ik ook al in datzelfde jaar. Het werd toen opgevoerd door Al Dente in een speciale, gemoderniseerde Leidse versie. Waarover gaat Warenar? Kort en goed: de titelheld, een ziekelijke vrek, bezit een pot vol dubloenen, waardevolle gouden munten, maar durft er geen één van uit te geven, uit vrees dat men hem voor een rijk man verslijt. Dieven zouden hem zijn goud afhandig kunnen maken, terwijl ze hem met rust laten zolang ze denken dat hij straatarm is. Bovenop zijn pot met geld leeft hij zo in zelfverkozen armoede en isolement.

Dat isolement wordt wreed doorbroken door de relatieperikelen van zijn dochter. Ze is zwanger van Ritsert, een losbollige jongeman, maar diens oom Rijckert dingt naar haar hand. Dat geeft een ongekende drukte in en om het huis van Warenar, die zich steeds paniekeriger en geschifter gaat gedragen. Juist daardoor zet hij een reeks gebeurtenissen in gang die leiden tot het verlies van zijn goudpot. Daarmee wordt zijn ergste vrees bewaarheid, maar het voorval leidt uiteindelijk tot zijn inkeer.

Wij toeschouwers vormen een wat kaal gezelschap, op deze toneelavond van De Kale. Vijftig man in de huiskamer van Huygens maakten vorige week nog de indruk van een dicht opeengepakt publiek. Maar ruim dertig op de binnenplaats van het Muiderslot; het is niet veel. Men doet er alles aan om ons in de stemming te brengen; we zijn hierheen geleid door een heraut en een trommelslager. Onze stoeltjes staan onder een baldakijntje dat ons moet beschermen tegen de regen – die gelukkig pas zal beginnen te vallen als ik na de voorstelling in de busabri langs de snelweg sta.

Niet erg enthousiast ben ik over de te lange voorrede in archaïsch klinkend modern Nederlands, die De Kale gemeend heeft te moeten toevoegen aan het stuk, dat in de oorspronkelijke taal wordt opgevoerd. Maar misschien geeft dat verhaal wat houvast aan toeschouwers die Warenar nog nooit gezien of gelezen hebben.

Daarna komt de voorstelling echt goed op gang. Ik was al aardig te spreken over de bewerking van Al Dente in Leiden, maar die van De Kale stelt haar nog in de schaduw. De acteurs brengen het 17e-eeuwse Nederlands met een vaart en een vanzelfsprekendheid alsof ze dagelijks niets anders spreken. Het Amsterdams van Marieke de Kruijf in haar rol van de brutale dienstmeid Reym, klinkt even sappig als het Leids indertijd van Hanna Groos.

Vooral Vastert van Aardenne in zijn rol van Warenar wekt bewondering. Niet alleen voor al die honderden alexandrijnen die hij vlekkeloos over het voetlicht weet te brengen, maar ook voor de wijze waarop hij de ‘held’ van dit stuk gestalte geeft. Maakte Erik Basselier in 2006 een drukke, hysterische ADHD-patiënt van Warenar; onder de regie van Victor van Swaay werd de titelheld meer de tragikomische neuroticus die de auteurs bedoeld moeten hebben.

Deze opvoering van Warenar zit vol grappen. De pot met geld, die Warenar letterlijk en figuurlijk met zich meetorst, wordt in de loop van de voorstelling steeds groter. En een heel aardige grap ondergaan we halverwege het toneelstuk. Warenar is op het onzalige idee gekomen om zijn geldpot te begraven op een verlaten kerkhof. Deze scène speelt inderdaad op een geïmproviseerd kerkhofje achter de tuinen van het Muiderslot. De trommelslager noodt ons, om hem ‘fluks, fluks!’ daarheen te volgen. We zien er Warenar met wapperende manen en een flapperende mantel rondrennen met die pot, volledig overgeleverd aan zijn eigen gekte. Heel leuk bedacht, en voor herhaling vatbaar: eigenlijk zou je halverwege een opvoering van Geeraerdt van Velsen het hele publiek in een touringcar moeten zetten naar het echobos van Muiderberg.

Bij terugkomst op de binnenplaats staat er een borrel klaar voor de toeschouwers die het Schiedamse vocht kunnen verdragen. Daarna spoedt Warenar – niet of nauwelijks ingekort, volgens mij; ik miste in ieder geval niets - zich naar het einde.

Het is nooit precies duidelijk geworden, hoe Hooft en Coster samengewerkt hebben bij de totstandkoming van Warenar en wie het grootste aandeel erin had. Het spijt me voor Hooft, wiens feestje dit is, maar ik zou mijn eigen opgepotte dubloenen, die nog resteren na de crisis der moderne financiële narren, toch zetten op Coster. Die prachtige volkse dialogen doen me heel sterk denken aan die in Costers Teeuwis de Boer en Tiisken vander Schilden. Maar een bewijs is dit natuurlijk niet, en het zal wel nooit helemaal opgehelderd worden.

Wie Warenar nog wil zien, is helaas aan de late kant; het stuk is op 26 juni voor het laatst opgevoerd op het Muiderslot.

Frans Mensonides
8 juli 2009
Gezien en gehoord: woensdag 17 juni 2009
Laatste aanvulling: 10/01/2010


© Frans Mensonides, Leiden, 2009.
Foto Warenar afkomstig van website Muiderslot, Reliëf van Hooft uit Wikipedia, reliëf van Coster idem-dito, foto’s echobos uit eigen archief 2008.