In het
stuk over Osnabrück
beloofde ik de lezer een snelle terugkeer naar de Noord-Duitse
deelstaat
Niedersachsen, waar je voor 23 euro een hele dag mag reizen per OV.
Woensdag 4
juli 2018 spoorde ik naar Groningen, vooral om de volgende dag
daarvandaan met
een Niedersachsenticket een dagtocht naar Bremen te kunnen maken.
Vrijdag
de 6e keerde
ik vanuit Groningen terug naar Leiden via o.a. Leer en Salzbergen.
Tijdens deze
driedaagse stond ik ook nog twee keer aan de boorden van de Waddenzee,
zonder
een diep verlangen om deze over te steken naar Duitse Waddeneilanden.
Een
merkwaardige
opvatting misschien van een buitenlandse vakantie: die door te brengen
in een Gronings
hotel. Maar het is allemaal verklaarbaar en zal aan de orde komen in
deze
aflevering en de volgende.
Tot december 2015 kon je per trein
reizen van Groningen naar
Bremen, met een overstap in Leer. Toen werd de spoorbrug over de Eems
bij
Weener verwoest door een binnenvaartschip. De loods van het schip dacht
dat de
bruggenwachter de brug wel zou openen, en de bruggenwachter dacht dat
het schip
wel zou stoppen.
In de zomer van ’16 ging ik naar die vernielde brug kijken. Ze denken hem zo rond 2025 een keer te herbouwen; snel is anders! Er waren vergevorderde plannen voor een IC-verbinding Groningen – Bremen, maar die kunnen wel de ijskast in.
En
hier het allerlaatste nieuws: er komt in
2024 een draaibrug, de grootste van Europa!
Nu rijdt er elke twee uur een
vervangende snelbus Groningen
– Leer, non-stop over de snelweg. In ’16 kwam de Arriva-trein vanuit
Groningen
niet verder dan Bad Nieuweschans, waar je kon overstappen op een
vervangende
stopbus naar Weener en Leer. Ik vroeg me af waarom de trein niet doorreed tot Weener; die kapotte brug
ligt
daar immers voorbij het station. Inmiddels gaat de trein inderdaad weer
tot
Weener. Daar kun je een reguliere streekbus nemen naar Leer, lijn 620,
Bunde –
Leer, die redelijk aansluit op de treinen.
Ik had gepland om zowel op de heen-
als terugweg naar Bremen
de snelbus te nemen, maar terug werd het toch de bus Leer – Weener; het
zou een
dag worden vol plannen-B.
Leer
De snelbus naar Leer vertrekt een
half uur na de even uren
uit Groningen, en ik mik op die van 8:30. Voor een toeslag van 5 euro
mag je je
Niedersachsenticket ook gebruiken op deze snelbus en de treinverbinding
Groningen-Weener. En dat al vóór negenen; je kunt de bus van 8:30 nemen
of de
trein van 8:53.
Erg schappelijk, allemaal. Jammer dat
de bus van 8:30 op
zich laat wachten. Op perron P van het enorm uitgestrekte busstation
van
Groningen staan al 25 Leer-gierigen klaar; de meeste met grote
bepakking en
bezakking . De touringcar komt pas om 8:40 terug van zijn rit uit Leer
en dan
moet alle bagage er nog uit en in. Met exact een kwartier vertraging
vertrekken
we. De aansluiting in Leer staat nu al aardig op de tocht. Voor de rit
staat 55
minuten en de trein naar Bremen vertrekt om 9:41 uit Leer.
Een krappe omloop heeft deze bus dus
wel; 5 minuten
plaspauze per rit. Het plast deze dag ook eindelijk weer eens uit de
lucht. Laat
ik niet overdrijven: een miezerig motregentje, net genoeg om het gras
nat te
maken, maar niet om het weer groen te krijgen. Zo’n buitje onder de
radar van
de buienradar, die hem niet detecteert en ook voor Bremen vandaag
voortzetting
van de grote droogte belooft.
We nemen de A7 richting Duitsland,
een asfaltlint door een
troosteloos, leeg, vlak, en deze zomer strogeel
landschap. Onderweg scheren we langs de meeste plaatsen
waar de trein
ook stopt: de twee-eenheid Hoogezand-Sappemeer, Zuidbroek, Scheemda,
Winschoten
en Bad Nieuweschans.
De Arriva-chauffeur zit te slapen –
de passagierende
chauffeur aan de andere kant van het gangpad, bedoel ik; niet de
Arriva-chauffeur die het stuur omklemt. Een studente op de bank voor me
is ook
onder zeil; helemaal languit. Slaperig ritje.
We komen een Flix-bus tegen; die
rijden ook van Groningen
naar Leer en zelfs rechtstreeks naar Bremen. Voorbij Bad Nieuweschans
gaan we
de grens over. Op het Duitse gedeelte van de A7 (die hier anders heet)
zien we
nog meer windmolens dan in Nederland.
Terwijl de bus zich door de
buitenwijken van Leer manoeuvreert,
tikken de minuten weg. We arriveren nog net op tijd bij het station om
de rode trein
naar Bremen te zien wegrijden.
Leer was, zeker voordat die brug naar
de ratsmodee was geholpen,
een populaire bestemming voor reizigers uit Nederland. Dat nou niet
omdat er zoveel
te beleven is, maar omdat deze Oost-Friese plaats gratis bereikbaar is
met een
Nederlandse Weekend Vrij of Keuzedag. Ik heb zelf gezworen, niet vaker
dan één
keer in mijn leven rond te wandelen in Leer, en die ene keer is niet
vandaag,
want die was al in 2007.
Daarom vul ik het uur dat ik nu op de
IC Bremen moet
wachten, met een slag naar Emden. Daar wil ik morgen heen. Vandaag travel ik light,
maar morgen heb ik mijn vakantiekoffer bij me voor de
terugreis en ik ga nu even kijken in Emden of ik die koffer ergens kan
stallen op
het station. Dat kan. In de volgende aflevering meer over Emden.
Bremen Hbf
Vanuit Emden rijdt er een
rechtstreekse trein naar Bremen,
een rode trein van Deutsche Bahn. Wat zeg ik? Hij gaat zelfs helemaal
door naar
Leipzig, om daar in de middagspits aan te komen. Het is een IC, hij
doet 6 uur over
zijn rit, en vormt een uitzondering op de regel dat je met het
Niedersachsenticket geen IC´s mag nemen.
We maken kop op station Leer en dat
duurt een flinke tijd,
maar om 10:41 zetten we dan toch koers naar Bremen. De trein rijdt
daarbij door
volkomen heuvelloos veenweidelandschap vol koeien die lijken op
Nederlandse
koeien. Geen erg spannend en opwindend landschap, hier. Ook van Duitsland kun je niet zeggen
dat het
land te vol is.
We stoppen achtereenvolgens in
Augustfehn,
Westerstede-Ocholt, Bad Zwischenalm, Oldenburg, Hude en Delmenhorst.
Overal
roept een ingeblikte stem in de trein om dat dat alle aansluitingen
volgens dienstregeling
gehaald kunnen worden; zelfs op stations waar geen andere treinen
rijden dan
deze. Aansluiting op de trein terug?? Ook dankt de stem ons elke keer
voor het
reizen met Deutsche Bahn. ‘Graag gedaan!’, klinkt het dan niet eens uit
honderden kelen.
Oldenburg is de enige grotere stad
onderweg. Het is een
knooppunt, waar we eeuwen stilstaan om ook hier aansluitingen over te
kunnen
nemen. Ik begin steeds meer uit te kijken naar Bremen, maar dit reisje
schiet
niet echt op.
Vandaag zie ik veel treinen die
auto’s vervoeren, honderden
auto´s, elk onder een beschermhoes; auto’s vol degelijke Duitse
sjoemelsoftware, die hun weg zullen zoeken over de hele aardkloot. Ook
hier in
Oldenburg staat er weer zo’n autotrein onder de overkapping. Het moet
uren
duren voordat ze zo’n trein geladen of afgeladen hebben. Goed
vastsjorren of
verankeren, dat er geen een onderweg afvalt.
Dan een stijf halfuurtje later de
aankomst op Bremen Hbf, een
groot station dat past bij een grote stad; met 550 duizend inwoners de 10e van Duitsland. Bij de
nadering
van het station wordt omgeroepen dat het Niedersachsenticket op de rest
van de
reis naar Leipzig niet meer geldig is, dus ik doe wat ik al van plan
was:
uitstappen.
Het is ook alweer heel schappelijk
dat dit ticket ook geldig
is op de BSAG, het Bremer tram- en busbedrijf. Bremen maakt geen deel
uit van
Niedersachsen. De stad vormt, samen met Bremerhaven dat 60 km verderop
ligt, de
deelstaat Bremen. Deze stadstaat is, net als die heel verafgelegen
haven, een
enclave.
Vanuit het Hbf stap ik een stad
binnen waarvan de
geschiedenis aardig parallel loopt met die van Osnabrück, waar ik
anderhalve
week geleden was. Die stad ligt hier slechts vijf kwartier sporen met
een
RE-trein vandaan.
Ook Bremen is gesticht onder Karel de
Grote en was vanaf de
start een bisdom. En ook Bremen stortte zich in de internationale
handel en werd
Hanzestad (HB, staat nog steeds op alle auto’s). Tot voor kort wist ik
niet dat
Bremen in de 15e eeuw
verwikkeld was in een oorlog met Holland en Zeeland. 1438-1446 waren de
jaartallen - die we nooit hebben hoeven te leren op school - maar die oorlog pruttelde nog vele
decennia lang
na. Inzet was de handel rond de Oostzee en de toegang tot de Sont.
Gek dat we er nooit iets over gehoord
hebben bij
geschiedenis, hoewel ‘wij’ die oorlog uiteindelijk gewonnen hebben. In
de
Gouden Eeuw verdienden we ons een slag in de rondte met de
‘moedernegotie’, de
handel in het Oostzeegebied.
Bremen bleef, net als Osnabrück,
redelijk gespaard in WO II
(het centrum werd maar voor de helft in de as gelegd) en is ook een
stad die
heel plezierig aandoet voor de wandelaar die het centrum verkent. Dat
de
motregen van Groningen heeft plaatsgemaakt voor overvloedige zon, zal
beslist meespelen.
Zeg Bremen en je zegt: De Vier Bremer
Stadsmuzikanten. Natuurlijk
kent iedereen dat sprookje van de gebroeders Grimm. Van wie ik als kind
tussen
haakjes altijd dacht, dat ze al die verhalen zelf verzonnen hadden.
Maar ze
deden niet anders dan honderden volkslegenden te verzamelen en deze na
te
vertellen en te bundelen.
Iedereen kent dat sprookje, zei ik,
iedereen behalve ik; het
is wel heel erg lang geleden dat ik sprookjes las of voorgelezen kreeg.
Ik heb
mijn geheugen moeten opfrissen op deze site over de gebroeders Grimm.
Het verhaal draait om vier dieren,
een ezel, een hond, een
kat en een haan. Alle vier zijn ze afgedankt door hun respectieve
bazen, omdat
ze oud, lui en der dagen zat waren geworden. De ezel kwam er nog het
beste af:
hij werd alleen de straat maar op geschopt, terwijl de hond bedreigd
werd met
doodslag, de kat verzopen zou worden, en de haan de zondag daarop zou
eindigen in
de soep, als onderdeel van een maaltijd voor deftige gasten.
De dieren besloten gezamenlijk op te
trekken naar de vrije
Hanzestad Bremen, om daar de kost te gaan verdienen als
straatmuzikanten.
Onderweg slaagden ze erin, zich onderdak te verschaffen in een
rovershol, door
de rovers weg te jagen. Die dachten namelijk aan een spook of hekserij
toen ze
de vier dieren zagen in hun nu klassieke pose: de haan op de rug van de
kat, die
op de rug van de hond, en die weer op
de
rug van de ezel.
Als ik de Duitse actualiteit beter
had bijgehouden de
afgelopen weken, had ik misschien een parallel kunnen trekken met
Merkeliaanse
toestanden, iets met welkom zijn in nieuwe vadersteden, of zo, of iets
met
vrije handel, ergens ook wel. Verder zit er in deze sproke ook een
duidelijke
moraal over synergie, diversiteit en samen sterk staan.
Maar verder: een sprookje heet in het
Duits: Märchen, en dat
betekent volgens de Wiki etymologisch gezien: klein nieuwsbericht. Maar
dan
wel: nepnieuws. Musicerende dieren: ík laat me geen knollen voor
citroenen
verkopen!
Wonderlijk is het feit dat het
sprookje eindigt op het punt
van dat rovershol. De geschiedenis vermeldt niet, hoe in de straten van
Bremen de
kakofonie geklonken heeft van
ezelsgebalk,
hondengehuil, kattengejank plus hanengekraai.
Een vaag idee daarvan geeft de man
die bij het moderne beeld
van de Bremer Stadsmuzikanten ‘Strangers in de night’ en ‘The Sound of
Silence’ vertolkt
op zijn saxofoon.
Dergelijke muzikanten schijnen een voorkeur te hebben voor klassiekers
uit de
60’s om te staan vermoorden. De saxmuziek gaat gepaard met bas- annex
drumgeluiden. Ik zie geen luidspreker; hoe hij het doet, doet hij het.
Veel
geld beurt hij niet en er is geen hond (noch een ezel, kip of kat) die
op hem
let.
Iedereen op dit grote complex van
pleinen in het hart van
Bremen is veel te druk met selfiën en zich te laten vereeuwigen bij het
omvatten van de poten van de ezel. Als je dat doet, mag je een wens
doen. Maar dat
mag je, voor zover ik goed geïnformeerd ben, te allen tijde, ook als je
geen
ezelspoten beet hebt.
Verder fotowandelen door deze stad.
Het knusse buurtje Schnoor bij de Weser, met zijn smalle
steegjes, petieterige huisjes en
kleurrijke gevels. In vroeger eeuwen woonden en werkten hier de
ambachtslieden
die zaken vervaardigden die met de scheepvaart van doen hadden.
Schnoor,
verwant aan snoer, betekende: lijnbaan.
Links
het Oude Raadhuis uit de 15e eeuw, en rechts het
nieuwe, dat ook zijn eeuwfeest al achter de rug heeft.
Altijd
een foto waard, zo’n raadhuis.
De
Stadsbibliotheek van Bremen telt 550 duizend boeken. Als
elke Bremer er één leent, zijn de schappen leeg. Het gebouw is minder
oud dan
het eruit ziet. Het dateert uit de vroege 20e eeuw en was toen
politiebureau.
In de oorlog kreeg het een bom te verwerken.
Twee
pano’s van de Markt, met alweer dat Oude Raadhuis.
De restjes; klik erop! Bovenaan links twee maal de stadswal
die het centrum omgordt. Het
zou kunnen
wezen dat ik een jet- of liever gezegd: trainlag heb, want even meende
ik in
het voorbijgaan Molen de Valk en de Zoeterwoudse Singel
te ontwaren. Maar ik bevind me toch echt in
Bremen, want daar stroomt de Weser (linksonder), en niet de Oude Rijn.
Ook
die kerstman in Schnoor is erg misplaatst. Daar ben ik
nou niks voor in de stemming, begin juli. Eind december trouwens ook
nooit. Rechtsboven
nog een plaatje uit Schnoor en van Roland van Bremen die al ruim zes
eeuwen
tegenover de Dom de stedelijke vrijheid van Bremen staat te
symboliseren. Helemaal
rechtsonder de Dom zelf, en daarnaast toch nog een soort wereldbeker.
Midden-rechts:
keerlus Gröpelingen
De
BSAG exploiteert een uitgebreid tramnet van 7 heel lange lijnen die in
het
centrum een fijnmazig net vormen en daarvandaan uitwaaieren. 120 km
tramspoor
ligt er. Bremen is een echte tramstad; al heel lang. In 1879 zijn ze
begonnen
met een paardentram, terwijl er in 1892 al trams onder de draad reden,
7 jaar
eerder dan in Nederland. Randstadrailachtige systemen, een U-Bahn en
dat soort
werk kent Bremen niet, wat me eigenlijk een beetje tegenvalt. Wel zijn
er
enkele S-Bahnlijnen over het spoor, die echt ver buiten de stad komen,
tot die
verre zeehaven Bremerhaven en tot Oldenburg.
Gröpelingen, staat als bestemming
vermeld op vele trams, en
daar ga ik dan maar eens naartoe. Vanuit het centrum kom je er met lijn
2, 3 en
10, die elk om de 10 minuten rijden, en in gecombineerde
5-minutendienst op
trajecten waar je ‘twee lijnen per tak’ hebt, zoals dat vroeger in Den
Haag
heette.
Ik pak heen lijn 2 en terug lijn 3 en
zit beide keren in een
vierledige tram van de 3000-reeks uit de jaren 90. Nieuwere trams, de
3100-en,
hebben drie geledingen, maar zijn wel breder, zodat er evenveel
passagiers in
vervoerd kunnen worden als in de vierbakswagens.
Lijn 2 rijdt langs een groot haven-
en industriegebied langs
de Weser dat ligt achter een hoge geluidswal als een enorm duin. In de
volle tram heerst een temperatuur van een
graad of 40. Iedereen dommelt of slaapt zelfs, behalve ik, die er toch
iets
over wil schrijven en daartoe wakker zal
moeten blijven.
In de buitenwijk Gröpelingen eindigen
de tramlijnen op een
keerlus bij een tramremise.
Bremen loopt
daarvandaan nog een kilometer of 20 door langs de noordoever van de
Weser –
alles is altijd zo groot en uitgestrekt in Duitsland! – en je kunt in
Gröpelingen overstappen op bussen naar die wijken. Ook de S-Bahn rijdt
in die
contreien.
Ik neem tram 3 terug, door brede
winkelstraten en langs die
hoge tv-mast die je overal ziet. Het is hier ook al zo vies heet;
verder met
knikkebollen.
De uitvlucht: ‘Ich dachte man bezahlt
beim Aussteigen’ hoef
je hier niet te proberen als je betrapt wordt op zwartrijden; die staat
al
afgedrukt op grote posters. Met mijn Niedersachsenticket mag ik echter
desnoods
tot middernacht in alle Bremer trams zitten. Als ik, heel ouderwets,
ansichtkaarten zou willen versturen naar het thuisfront, kon ik ze
zelfs posten
in de tram. De brievenbus wordt op werkdagen om 18:00 uur geleegd.
De trams hebben hier een redelijke
doorstroming, en al snel
sta ik weer in het centrum. Vóór mijn rit naar Gröpelingen heb ik
geluncht bij
warenhuis Karstadt en na terugkeer drink ik nog een kop koffie bij
concurrent
Kaufhof, die vlak om de hoek zit. Karstadt lijkt erg op wijlen Vroom en
Dreesmann, ook in die zin dat het al tientallen jaren op de rand van de
afgrond
balanceert. Hier in Bremen is zelfs, als ik het goed begrijp, een
opheffingsuitverkoop gaande. Er dreigt overname door Kaufhof. Eén van
die twee
lijkt te veel op deze wereld.
Geheel volgens mijn verwachting is
bij Kaufhof dat lekkere wereldkampioenschapsgebakje
uit de handel genomen, waarvan ik in Osnabrück nog kon genieten.
Even over half vier. Wat de rest van deze middag te doen? Laat ik de HAFAS er even bij pakken. Ik wil in Leer de bus van 19:30 halen om daar niet in de schemering te hoeven ronddolen; het is bij daglicht al zo’n deprimerende plaats . Maxwell van Haeghwijck, kenner van alles wat in Duitsland rijdt op rails, heeft me aangeraden om de S-Bahn naar Mahndorf te nemen, in het oosten van de stad, en daarvandaan de lange tramlijn 1 terug naar Hbf. En hij heeft me aangeraden, op de terugweg Oldenburg even aan te doen.
Dat wordt óf het een óf het ander,
gezien de tijd. Ik zie
dat de trein die in Leer aansluiting zou moeten geven op die ene bus,
nu al een
half uur te laat is, zodat ik net als vanmorgen in Leer zal stranden.
Dat wordt
dan: Mahndorf skippen, een half uurtje in Oldenburg, in Leer
overstappen op de
bus naar Weener, en daar de boemel naar Groningen.
In een overvolle RE reis ik naar
Oldenburg; het is nu hartje
spits. In Oldenburg denk ik nog net het slot op de foto te kunnen
slingeren in
het halve uur dat ik heb. Ik doe deze stad, ter grootte van Haarlem,
helemaal op
z’n Amerikaans: ‘If it’s 5 o‘clock, this must be Oldenburg, Germany’.
Die foto van het slot mislukt; de zon
staat aan de verkeerde
kant, en tijd om om dat hele ding heen te rennen heb ik niet meer; die
sloten
zijn ook alweer zo waanzinnig groot in deze streek. Maar ik heb wel een
fraaie foto
van een oude kraan bij de rivier de Hunte, en thuis zal ik pas zien dat
er ook
nog drie heel moderne kranen op staan, mooi beeldrijm, of hoe noem je
dat.
‘Ich bau dir ein Schloss, so wie in
Märchen’, jengelt het onder
mijn schedeldak, een ‘oorwurm’ die heel goed verklaarbaar is, maar die
ik toch
liever voor een andere zou inruilen. Over een klassieker uit de 60’s
gesproken…
Heintje Simons stond hiermee een halve eeuw geleden 27 weken in de
Veronica Top
40, waarvan 10 weken op nummer 1.
Ik heb geloof ik al eens verteld -
ja, HIER
(rechterkolom,
onderaan) – dat ik na die zomer in de brugklas kwam en dat we
muziekles kregen
van een verdoolde priester die door een vreemde caprice van
zijn noodlot op onze
openbare school terecht was gekomen. Hij probeerde bij onze
belevingswereld aan
te sluiten door dat horribele nummer van Heintje te gaan vertalen en
met ons in
te studeren. Hoe kon hij weten dat
dat
singeltje alleen gekocht werd door onze grootmoeders en oudtantes? Dit
kwam
niet meer goed; het hele schooljaar niet meer. Zijn bijnaam luidde
sinds die
dag: Pater Heintje.
Ik snap niet waarom hij niet koos
voor ´Hey Jude´, dé hit op
onze eerste klassenavond. The Beatles worden in september het onderwerp
van
mijn volgende, en dan écht buitenlandse vakantie.
Vanavond rest me nog de terugreis
naar Groningen, met trein,
bus en weer trein, zoals hierboven beschreven. In de volgende aflevering:
verder treinen door de noordwestelijke uithoeken van Duitsland.
Frans Mensonides
15 juli 2018
Er geweest: donderdag 5 juli 2018
Weener
Twee maal de Der A-kerk
©
Frans Mensonides, Leiden, 2018