Blik op de Waddenzee bij de Eemshaven
Deel 3 in een
drieluik over het Niedersachsenticket, waarmee je voor 23 euro (28, inclusief
Groningen) kunt reizen in een stuk Duitsland, groter dan Nederland. In deel 1: Osnabrück en in deel 2: Bremen.
Deze keer gaan we naar de boorden van de Waddenzee, bij de
Eemshaven (nog net in Nederland) en Norddeich. Onderweg doen we de Oost-Friese
stad Emden en de spoorlijn Norddeich – Salzbergen (- Rheine), achter Nederland
om.
Precies 125 jaar, één en een kwart eeuw, was station
Roodeschool het meest noordelijke van Nederland. Eerder dit jaar werd de in
1893 voltooide spoorlijn (Groningen) - Sauwerd – Roodeschool echter doorgetrokken
naar de Eemshaven aan de Waddenzee, nog 7 km dichter bij de poolcirkel.
De eerste reizigerstrein op Eemshaven, het nieuwe
noordelijkste station van dit land, stopte daar op 28 maart 2018. Het
verschijnsel ‘trein’ was niet helemaal nieuw op die toendra; er liep al een goederenlijntje
die kant uit, dat even vóór Roodeschool aftakte van de spoorbaan voor
reizigers.
Station Roodeschool is op 4 januari van dit jaar al
verplaatst. Het stootblok lag 125 jaar bij wat nu nog steeds de Stationsweg
heet, 250 meter ten zuiden van de Hooilandseweg die de ruggengraat van het 1300
inwoners tellende dorp vormt. Dat dorp is vernoemd naar een school met een rood
dak die daar 200 jaar geleden stond. Nu ligt het station Roodeschool bij de
spoorovergang Hooilandseweg en iets meer naar het westen dan eerst. Sommige
Roodescholieren moeten iets verder lopen naar het station, en anderen besparen
een paar hectometer.
Roodeschool verloor dan wel zijn status als meest noordelijke
station, maar de meeste treinen uit Groningen rijden nog steeds niet verder dan
hier, en keren na een lange plaspauze terug. Alleen voor aansluiting op de boot
naar het Duitse Waddeneiland Borkum waagt de trein zich tot de noorderbreedte
van Eemshaven (53 graden, 27 minuten). Over het algemeen betekent dat: elke
drie uur een trein.
De opening van dat nieuwe station opende ook een probleem.
Ik moest er natuurlijk heen. Maar had dan de keuze tussen een wandeling van 8
minuten of een van 3:08 uur. De trein aanvaardt bijna meteen de terugtocht;
zelfs bijna te kort voor een fatsoenlijke foto van dat station. Maar hoe sla je
ruim drie uur stuk op zo’n kale vlakte?
Een volger op Twitter deed me de suggestie aan de hand om te
doen waarvoor dat station geopend is: de boot nemen naar Borkum. Maar nu doet
zich de omstandigheid voor dat ik een gloeiende hekel aan varen heb. Nog
afgezien van het risico om zeeziek te worden: het gaat me te langzaam, en het
is me te saai; je ziet alleen golven. En wat moet je in maart doen op zo’n
waaierig Waddeneiland?
Ik besloot te doen wat ik altijd doe met lastige ondernemingen:
ze uitstellen. Als ik nou van de zomer eens een korte driedaagse vakantie in
Groningen zou plannen, en dan op de middelste dag de boot nemen voor een dagtocht Borkum? Om me over de
streep te trekken, zag ik dat het mini-eilandje, qua oppervlakte ca. één vijfde
van Texel, een eigen smalspoorlijntje heeft.
Toen las ik dat in de zomer op zaterdag de treinen elke
anderhalf uur doorrijden naar Eemshaven en dat er even vaak een boot met 1500
auto’s erop naar Borkum vaart. Daar had ik ook geen zin in, zo’n eiland mudvol
toeristen in de zomerhitte. 2,5 Miljoen overnachtingen per jaar, op zo’n
postzegeltje, pffff! Bovendien had ik het Niedersachsenticket ontdekt, en wilde
ik liever een dag naar Bremen.
OK, dan op dag één van die minivakantie naar Eemshaven, daar
drie uur vullen met een late lunch in het café bij de passagiersterminal, een
wandelingetje lang de Waddenzee en vervolgens een héél late tweede lunch (een
dinunch, zoals ik het noem) bij hetzelfde café.
Kortom: dat wordt dus toch de wandeling van 8 minuten.
Waarom plant een mens nog dingen van te voren, als er toch altijd wat
onverwachts tussenkomt? Ik denk: omdat je een degelijk plan-a moet hebben om
een goed plan-b te kunnen verzinnen.
Eemshaven
De trein van Groningen naar Eemshaven blijkt haalbaar. Ik
heb mijn rolkoffer achtergelaten in een bagagekluis.
Tien seconden voor vertrek stroomt er een leger brugpiepers
de trein binnen die de reis naar Uithuizen (waar de meesten eruit gaan) vullen met
druk gekwetter en gekibbel, waarvan ik flarden opvang:
‘Jong´ns horen aerdig te zain tegen maid´n!’
´Jij bent veel te dik, man, je lijkt wel een hele dikke pandabeer!´
´Nu is het overmorgen vakantie, en nou hebben ze dus nog maar twee dagen om
voor ´t eerst…’ [rest onverstaanbaar].
Afgezien van dat kinderlawaai is het wel een rustgevende
rit, na alle hectiek van die tandarts vanmorgen en dat plan-b. Zicht op
vaalgeel, vlak land met eenzame hoeven in plukjes bomen. Ik kan nu toch straks die
foto nog maken van station Eemshaven. En vanavond hoef ik niet het hele eind
terug naar Leiden.
In Roodeschool verlaten de laatste scholieren de trein. Dat
ligt 45 minuten en 38 kilometer van Groningen; de trein rijdt in een tramtempo
van station tot station. Een heel schooljaar, als ik uitga van het ronde aantal
van 200 schooldagen, is voor die scholieren dus 15.200 km lang. Zes jaar middelbare
school, gevolgd door nog pakweg 6 jaar HBO of WO, in totaal 182.400 km,
halverwege de maan.
Ik kon fietsend naar de middelbare school en naar mijn
eerste baan. Daarna: 42 jaar forenzen tot nu toe. Maar ooit komt er een eind aan:
je wordt afgedankt, gaat dood of haalt zegevierend de eindstreep: je pensioen;
het is: de dood of de gladiolen.
Verder sporen naar de Eemshaven, door grasvlaktes, met aan de einder windturbines, spuwende schoorstenen, olietanks en ook nog een enkele verdwaalde boerderij.
Dan: het eindpunt, naast een dijk langs de Waddenzee. Een
paarhonderd meter verder ligt het opstelterrein voor auto’s die naar Borkum
willen, en de terminal van de veerboot. Daarachter: heel, heel in de verte en
de nevel: het eilandje Borkum. Bij deze aanblik ben ik dolblij met mijn
besluit, niet de Waddenzee over te steken.
Je had vroeger ‘Butterfahrten’ over die zee. Onderweg kon je
heel goedkope, belastingvrije zuivelproducten kopen, maar niet voordat de boot
de territoriale wateren had verlaten. Dan gingen de verzegelde kasten en
winkelschappen open, vol met het product dat ook al eens geleid had tot de
roemruchte Eltense Boternacht. De prijs van je ticket haalde je er al heel
snel uit, en je had nog een leuk boottochtje ook (voor de liefhebbers daarvan).
In de welvarende 90’s werd de zuivel vervangen door
luxeartikelen zoals sieraden. Tot er in 1999 een eind kwam aan wat toen nog
steeds Butterfahrten heette. De EU nam een wet aan die een eind maakte aan
taxfree winkelen.
Bemoeit de EU zich ermee, dan is het uit met de pret! Al
lijkt die Juncker zich wel te amuseren als voorzitter ervan. Maar die drinkt
wel wat anders dan karnemelk. Heftige discussies zullen de volgende week
losbarsten op de sociale media, of de EU-voorzitter lijdt aan een rugkwaal of heel
Europa onder zijn drankzucht. Maar het een sluit het ander niet uit, dunkt me.
Ik heb het hier feitelijk al na een minuut of 4 gezien; hoe
had ik het 3 uur willen uithouden? Ik neem de trein terug naar Roodeschool (53 graden 25 minuten noorderbreedte). Het
grote publiek moet deze verlenging naar Eemshaven nog ontdekken; slechts
anderhalve man en een paardenkop in de trein, zowel op de heen- als op de
terugweg.
Roodeschool kreeg een modern Stationsplein bij het nieuwe
station. In het dorp zie ik zowaar een gelede bus rijden. Ik ga hier niet weg
voordat ik de NH kerk gefotografeerd heb, het meest noordelijke godshuis van
het Nederlandse vasteland. Het station mag die status dan zijn kwijtgeraakt, het
dorp heeft hem nog. Er zijn nog wat nietige nederzettingen boven Roodeschool,
maar geen ervan mag zich dorp noemen.
En dan: naar Groningen Stáád. Ik heb een kamer geboekt in
een hotel aan het Gedempte Zuiderdiep en beland aan de straatkant, waar
pizzabrommers knetteren, tot ver na middernacht Q-Links *) en andere bussen
halteren onder mijn raam en de studentenjolen op de terrassen aan de overkant
ook tot in de kleine uurtjes doorgaan.
*) vorig jaar schreef ik dat die Q-Link-bussen geweerd zouden
worden van de Grote Markt aan de voet van de Martinitoren. Maar ik zag ze er
nog steeds rijden en ze hebben de gemeenteraadsverkiezing dus overleefd.
Maar aan de andere kant: ik had ook een B&B kunnen
kiezen in een of andere negorij, maar wilde persé op loopafstand van het
Hoofdstation. En daar ik aan één kant auditief gestoord ben, heb ik in zo’n
situatie absoluut een voordeel boven goed horenden. Ook deze handicap is dus
een nadeel dat se foordeel hep.
De dijk van Norddeich
’s Anderendaags reis ik op en neer naar Bremen. De dag
daarna dus de terugreis naar Leiden, met die omweg door noordwest-Duitsland.
Deze keer maak ik eerst een ochtendwandeling door Groningen en neem ik de
snelbus naar Leer pas om 10:30.
Het is de spelersbus van het Noord Nederlands Orkest, die ik in 2016 al eens had tussen Bad Nieuweschans en Weener. Die verhuren ze volgens mij op tijdstippen dat er geen concerten zijn, voor een extraatje bovenop hun subsidie. De chauffeur vervoert in het dagelijks leven vermoedelijk alleen muzikanten; hij heeft geen kaartjesscanner en herkent ook mijn Niedersachsenticket-inclusief-Groningen niet. Maar ik stel hem gerust door te zeggen dat het allemaal OK is.
De bus vertrekt deze keer op de minuut op tijd. Bij de oprit naar de snelweg staat een studente te liften met OLDENBURG in levensgrote hoofdletters op een stuk karton gekalkt. Dat is toch helemaal uit de tijd, liften, en dat terwijl je er voor 28 euro komt met bus en trein!
Leer ziet over het algemeen maar 4 treinen per uur: richting
Bremen, richting Rheine, naar Emden, en naar Norddeich, ook via Emden. Hopelijk
voegt zich daar in 2024 weer een trein naar Groningen bij.
Ik pak er een naar Emden Hbf. Dit stuk deed ik
gisteren voor
het eerst en nu dus al voor de tweede keer. Leer ligt zo’n 20 km ten
oosten van
de Nederlandse grens. De trein naar Emden rijdt eerst een stuk naar het
noorden en buigt dan weer naar het westen af. Emden ligt aan de
monding van de Eems in de Dollard; ongeveer
20 km van Delfzijl.
Emden Hbf, is er dan ook nog een ander station in Emden? Ja,
Emden Auβenhafen,
aan een zijlijntje. Evenals bij Eemshaven kun je er de boot nemen naar Borkum
en wordt het station maar een paar keer per dag bediend.
Op Emden Hbf parkeer ik eerst mijn koffer in een
bagagekluis. Anders dan bij ons, werkt het niet met een barcode maar met een
ouderwets sleuteltje. Na inworp van een 2-euromunt kun je dat omdraaien, eruit
halen en bij je steken. Je bevrijdt je bagage door de kluis te openen met het
sleuteltje. Wel zo simpel, eigenlijk.
Door naar Norddeich aan de Waddenzee. Dit is een grotendeels
enkelsporig traject en de trein legt de 36 km af in 34 minuten. Dat gaat dus
niet echt snel; de maximumsnelheid is hier 80 km/uur. Als je in de Randstadrail
naar Zoetermeer zit, lijkt dat een duizelingwekkende snelheid, maar gezeten in
een trein is het eerder slaapverwekkend. Daaruit blijkt maar weer hoe relatief
tijd en ruimte zijn; Einstein had gelijk!
Ook hier is de laatste maanden te weinig hemelwater gevallen
en is het gras al hooi vóór het hooien. De stations op dit traject heten
Marienhafen, Norden, Norddeich en Norddeich Mole.
Norden ligt zo noordelijk, zo dicht bij de noordpool, dat
Norden de meest voor de hand liggende naam was voor het stadje. Het telt twee
molens in zijn skyline, twee heel aparte, elk met een extra molentje erbovenop.
Die van Bremen had dat ook; hoe kon ik nou zeggen dat hij op Molen De Valk
leek?
Die kleine molentjes zijn windrozen en die molens zelf
daardoor ‘zelfkruiers’. Een molen moet gekruid worden: de wieken op de wind
gezet. Een zelfkruier doet dat automatisch. Die windroos staat in een hoek van 90
graden op de wieken. Als de windroos gaat draaien, staan de wieken
klaarblijkelijk niet goed op de wind. Dan treedt er een mechaniek in werking
waarvan ik met de beste wil van de wereld niet kan doorgronden hoe het in
elkaar zit, waardoor de molen gaat kruien tot in de goede positie.
Nog nooit zoiets gezien in Nederland, en er zijn er ook maar twee, diep in de rimboe van Drenthe en Groningen. Toch rekenen ze in Duitsland deze molens ook onder de Holländermühle.
Ik blijf zitten in de trein, die nog stopt in het dorpje
Norddeich dat onder Norden valt, en een paar hectometer verderop het
eindstation bereikt: Norddeich Mole. Mole is weer zo’n valse vriend; het
betekent geen molen, want dat is Mühle. Nee, het betekent steiger, pier of havenhoofd.
Je kunt hier weer de boot nemen naar de eilanden.
Twee zelfs; je moet vanaf het perron linksaf slaan voor de
boot naar Juist (juist, ja!) en rechtdoor lopen voor die naar Norderney (tevens
indertijd de naam van het schip van de radiopiraat Veronica. Eerder zonden ze
uit vanaf de Borkum Rif). Een strand is hier ook nog, voor wie de oversteek
niet wil wagen.
Station Norddeich Mole zal op de winterdag stil en verlaten
zijn, maar vandaag is het een druk komen en gaan van vakantiegangers. Treinen
rijden van hier naar bestemmingen in heel Duitsland: Leipzig (die ik gisteren
had vanaf Emden), Hannover, Koblenz. Die laatste staat op punt van vertrek.
Ik realiseer me dat ik nooit noordelijker geweest ben (53
graden en 36 minuten reedte) op dees’ aardkloot dan waar ik nu sta.
Nooit in Schotland of Scandinavië geweest, nooit op Sylt geweest, het enige
Waddeneiland met een treinverbinding over zee. Maar wat niet is kan nog komen.
De titel van deze pagina: ‘Er gaat nog van alles boven Groningen’ heb ik vaker
gebruikt, maar dat gold dan voor het stuk provincie ten noorden van de stad Groningen. Deze streek gaat de hele
provincie Groningen te boven.
Ik stap in de trein naar Koblenz en ben niet alleen: een horde
gillende scholieren of padvinders bestormt de wagen, onder leiding van een
dikke Duitser met een bassend stemgeluid en lijsten in de hand. Hij roept namen
af en wijst kinderen hun plek. Terwijl hij nader komt, zie ik ineens dat ik ben
gaan zitten op een van hun gereserveerde plaatsen, maak me uit de voeten met de
nodige Verzeihung en zoek snel een rustiger coupé op.
Behalve gereserveerde zitplaatsen, heeft deze trein ook een
conducteur die zich met naam en toenaam voorstelt door de luidspreker, en ligt
er op elk tafeltje een folder met overstapmogelijkheden. Dit is niet zomaar een
trein! Over een uur of 6 is hij in Koblenz, een km of 500.
Emden, dan. Dat is een heleboel maatjes kleiner dan Bremen
en Osnabrück. Meer dan die andere twee steden heeft de strategisch gelegen
havenstad geleden onder het oorlogsgeweld. 80% van de stad werd
weggebombardeerd in WO II. Het aantal burgerslachtoffers bleef echter beperkt,
doordat de hele bevolking ‘gebunkerd’ kon worden. 35 reusachtige betonnen
bunkers telde de stad. Als er luchtalarm was, kon ieder van indertijd 35.000
inwoners er in ondergebracht worden.
Een paar oorlogen daarvoor, de Opstand der Nederlanden alias
Tachtigjarige Oorlog, was Emden een protestants bolwerk en een toevluchtsoord
voor vluchtelingen uit vooral Antwerpen. Die wilden ver van de klauwen van
Hispanje en de inquisitie een nieuw bestaan opbouwen. Daarmee werd Emden als
het ware de meest noordelijke stad van Vlaanderen. Tot niet zo heel lang
geleden kon je er terecht met Nederlands. Ook heeft het nog een poosje min of
meer deel uitgemaakt van de Nederlanden.
Een fotowandeling.
Als je het station uitkomt, loop je, behalve tegen de
stationsklok, ook meteen tegen het eerste monument aan, de nog steeds in
gebruik zijnde watertoren uit 1912. Met z’n 42 meter torent hij boven de meeste
gebouwen van Emden uit.
En ook een van die bunkers is prominent aanwezig in de
stationsomgeving. Van die 35 zijn er een aantal gesloopt. Andere hebben
verschillende bestemmingen gekregen. Sommige zijn, verrassend genoeg, nu
woonhuis. Je zit daar relatief goed als onverhoopt WO III uitbreekt. Eén bunker
is museum, een tweede ingericht voor tentoonstellingen en een paar doen dienst
als repetitieruimte voor muzikanten. Die bij het station is reclamebord voor
thee.
In een half-Nederlandse stad verwacht je weer zo’n
HolländerMühle en die staat dan ook fier op de fraaie, groene stadswallen. Hij
heeft zelfs een Nederlandse naam: De Vrouw Johanna.
Het stadhuis is begin 17e eeuw ontworpen door een uitgeweken
Antwerpenaar en ziet er erg Vlaamserig uit. In de oorlog ging het verloren; begin
jaren 60 werd het herbouwd.
Overal zie je pijlen naar Delft. Daarmee wordt dan vanzelfsprekend
niet de stad tussen Den Haag en Rotterdam bedoeld, maar het is Duits voor
haven, terwijl Delft in Holland is afgeleid van ‘delf’ dat gracht betekende (beide
van delven: graven). In de Ratsdelft van Emden liggen historische schepen, waaronder
het vuurbaakschip Deutsche Bucht.
En nog wat restjes uit een stad die toch best wel aardig is.
Emden
De spoorlijn Norddeich – Rheine is 184 km lang en is al
aangelegd in de jaren 50 van de 19e eeuw, in een toen heel erg dunbevolkte
landbouwstreek. Hij loopt tussen Leer en Salzbergen bij wijze van spreken langs
de achtertuin van Nederland. Nergens is hij verder dan een kilometer of 30 verwijderd
van de Nederlandse oostgrens.
Erg geschikt voor een ommetje op de terugreis. Ik neem hem
van Emden naar Salzbergen, een rit van anderhalf uur. Ja, ik heb gedacht aan
mijn rolkoffer; ik ben hem niet vergeten in die bagagekluis, ik hoef niet
terug. En volgens mijn plan-a ben ik om halfzeven in Hengelo, als mijn Weekend
Vrij ingaat.
De trein stopt op de stations Leer, Papenburg, Aschendorf,
Dörpen, Lathen, Haren, Meppen, Geeste, Lingen en Leschede. IC’s op dit traject
(die ik niet mag nemen met mijn ticket) rijden om de 2 uur halteren alleen in
de wat grotere plaatsen: Papenburg, Meppen en Lingen. De rest: dorpjes.
De lijn loopt parallel aan de kronkelende Eems, en kruist
die maar één keer: onder Lingen. Een eindje voorbij Leer gaan we over de Leda
heen, en nog wat kilometers verder ligt Ihrhove nog steeds te wachten op een
station en een verbinding met Groningen. Die plattelandsgemeente, waar de
spoorbaan naar Groningen aftakt(e) van die naar Papenburg, heet
Westeroverledingen, een nogal doods klinkende naam. Maar nee, overleden is de
lijn naar Groningen echt niet; tijdelijk in comateuze toestand. Dit gaat
goedkomen.
Maar dat geldt niet voor het testtraject voor de
magneetzweeftrein die tussen Dörpen en Lathen parallel loopt aan het spoor (maar
achter een autoweg en zonder dat je hem vanuit de trein kunt zien). In 2006
gebeurde er een ernstig ongeluk tijdens een proefrit met passagiers, waarbij
23 dodelijke slachtoffers te betreuren waren. De proefnemingen met die zwevende
trein voor zweverige planologen kwamen daarna tot stilstand. Momenteel staat de
baan op de nominatie voor de sloop, maar zelfs daar is geen geld meer voor.
In Duitsland en wijde omstreken is nooit een magneetzweefbaan
aangelegd voor het echie, voor reizigersvervoer. In Azië bestaan er drie,
waarvan er maar op één treinen rijden met de hoge snelheid waarvoor het systeem
ontworpen is.
Wij doen het voorlopig met dit boemelende treintje
van de Westfalenbahn.
Het uitzicht is niet erg boeiend en lichtelijk slaapverwekkend;
bomenrijen
langs de spoorbaan, waarachter weiden en akkers. Ergens langs die vele
kilometers spoor zag ik honderden en honderden plastic zakken vol hooi op het land liggen,
en op een heuveltje een vogel- of treinkijkhut op pootjes.
Ik ben bijna blij als er in Lingen een heer van een jaar of
75 tegenover me komt zitten en een praatje met me aanknoopt. In het Duits, dat
wel. ‘Moin’, begint hij, en zeg ik terug, want dat is dé begroeting in deze
streek; ik heb het vandaag en gisteren al vaker gehoord. Het is ook
afscheidsgroet, en hoewel het wel ‘morgen’ zal betekenen, kun je het op elk
tijdstip van de dag zeggen.
Hij is op weg naar familie in (hij noemt een naam die ik
niet versta en erg ver weg klinkt); hij hoopt er tegen zonsondergang aan te komen.
En ik, Hollander, misschien? (gezien mijn steenkolen-Duits, denk ik). Ja, en op
weg naar Leiden (bei Nord- und Katweich, verduidelijk ik dan altijd voor
Duitsers). En met een omweg voor de lol.
Nou, als ik ooit nog eens met meer tijd terugkom op deze spoorlijn,
dan moet ik beslist ergens uitstappen. Best wel leuke steden in deze streek. Maar
dan hangt het ervan af, of ik kom voor het stadsschoon of om te winkelen. Is
het eerste het geval, dan moet ik beslist in Lingen wezen, maar voor shoppen
luidt het advies: Papenburg.
Zelf is hij wel eens in Amsterdam geweest, maar
die grachten
stonken verschrikkelijk en het was er overvol. En dan vooral met
Britten; die
Engländer zijn vervelende, agressieve zatladders. Maar op Holländer
niets aan te
merken: spontane, open mensen! Hij heeft wel gehoord dat de grond er
veel duurder is per kwadraatmeter dan in Nedersaksen. Ja, dat laat zich
raden, we hebben er ook minder van per inwoner.
Ik raad hem aan, bij zijn volgende vakantie in Holland
Amsterdam over te slaan en Leiden te bezoeken; dat is even ver van Schiphol, veel
minder druk, minstens even mooi, boordevol cultuur én wij hebben iets wat
Amsterdam niet heeft: een … hoe heet zo’n ding ook weer in het Duits: oh ja:
Zitadelle (burcht).
Ik verontschuldig me voor mijn Louis-van-Gaal-Duits, en nu
we het daarmee toch over voetbal hebben, volgt hij het WK nog?
Zijn gezicht verzuurt. Ja, normaliter wel, maar nu even niet… Ik had het niet
moeten vragen, en spreek de hoop uit dat er spoedig betere tijden zullen
aanbreken voor onze naties.
Small talk, gelukkig, dat is moeilijk genoeg; je zult moeten
discussiëren over ‘Kritik der reinen Vernunft’ van Immanuel Kant! Een niet erg
waarschijnlijk gespreksonderwerp; naar verluidt, is daarin geen sterveling ooit
verder gekomen dan pagina 10.
Station Salzbergen wordt aangekondigd en ik neem afscheid:
‘Moin’!
- ‘Moin’!
Salzbergen
heeft heel lage perronnetjes. Ik zit er, in het gezelschap van 7
weggekwakte bierblikjes en 3 verwaaide reizigers aan de overkant, een
dik half uur op een bankje; de aansluiting is niet perfect.
Intussen passeren er weer wat goederentreinen met auto’s en ook nog één
zonder.
Dan rolt de trein Bielefeld – Hengelo binnen, die RB 61 die ik ook had
naar Osnabrück.
De kwestie is namelijk, als ik het goed begrijp, dat ze een Duits kaartje hebben tot de grens, en een Nederlands kaartje vanaf de grens tot Zutphen. Niets aan de hand, zou je denken, maar de conductrice staat erop dat ze in Oldenzaal de trein verlaten en met dat NL-kaartje gaan inchecken. Dat vindt hij maar onzin.
Hij gaat tientallen keren per jaar naar Zutphen, en heeft nog nooit gehoord dat je moet inchecken. Bovendien heeft hij van de winter bijna iedere keer vertraging gehad doordat hij met de bus moest, en reageerde Keolis niet op zijn klachten daarover; hij heeft het nu helemaal met die toko gehad. Niets mee te maken, vind de conductrice.
Nu flipt hij helemaal en schreeuwt dat hij geen zin heeft om in Oldenzaal de trein te zien wegrijden terwijl hij staat in te checken – wat lichtelijk overdreven is, gezien het feit dat er daar kaartlezers op het perron staan, en dat hij ook in Oldenzaal de trein naar Zutphen zou kunnen nemen; overstappen moet hij sowieso.
Prima, als hij dan niet mee wil werken, dan schrijft de conductrice wel een boete. Goed, dan zien hij en Keolis elkaar wel in de rechtszaal. Maar dan schreeuwt hij: ‘Ik wens niet meer met jou in één trein te zitten, ik ben je gezanik beu! Ik stap in Oldenzaal uit! Jij je zin!’ Hij af, zodra dat station bereikt is. Vrouwtje erachteraan, half rennend, en met een bleek bekkie. De ruzie gaat nog even voort op het perron, waarbij de conductrice helemaal staat te krijsen van woede.
We komen door dat alles 5 minuten te laat aan in Hengelo, maar dat geeft niet, want je hebt daar toch nergens aansluiting op. De trein vertrekt ook te laat voor de terugweg naar Bielefeld, want die conductrice moet het verhaal nog kwijt aan de machinist.
Wat een ophef, en waarom? Om niets! Ja, om een slotakkoord van dit verhaal.
Moin!!
Frans Mensonides
22 juli 2018
Er geweest: Eemshaven woensdag 4 juli 2018; Emden vrijdag 6 juli 2018.
©
Frans Mensonides, Leiden, 2018