Een dwaze hoveling
De dwaze hoveling, een type dat de Europese paleizen eeuwenlang geteisterd heeft. Hij is verslaafd aan drank, vrouwen en gokken; hij is een niksnut die zijn dagen slijt met intriges, avontuurtjes en braspartijen. Wel kan deze saletjonker bogen op een adellijke afkomst, maar edel kun je hem met de beste wil van de wereld niet noemen.
Uit de literatuur van de middeleeuwen en de renaissance is deze ontaarde hoveling niet weg te denken. Prominente schrijvers hebben hem bespot en veroordeeld. Huygens heeft voor zijn zedeprint veel ontleend aan dergelijke ‘hovelingkritiek’. Maar hij heeft het type ook in de praktijk ontmoet. Aan het hof van stadhouder Maurits van Oranje en aan dat van de Britse koning James I liepen veel van zulke lieden rond; beide hoven hadden een slechte reputatie.
Het verhaal van de dwaze hoveling loopt slecht af. Evenals de waard en de alchemist gaat hij ten gronde aan zijn levensstijl. Hij sterft aan syfilis, het gevolg van de vele seksuele uitspattingen in zijn jeugd. Dat is dan het door niemand betreurde einde van een complete nul, een diep verdorven man die de staat alleen maar last heeft bezorgd. Een dwaze hoveling is een van de felste, hardste karakterschetsen uit Zedeprinten.