Nr. 114 - zondag 28 oktober 2012
Stedelijk zonder Stendhal



LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

113a. EINDE VAN DEZE JAARGANG! HOE KOMEN WE NU DE ZOMER DOOR?
113.  BEELDEN IN LEIDEN; BOODSCHAP HEBBEN AAN EEN PLEK (21/06/2012)
112. [] ONGESCHIKT: LERAREN VAN VROEGER (08/06/2012)
111a. RIJNGOUWELIJN NAAR HISTORISCH ARCHIEF (28/05/2012)
111. REIZIGERS I.P.V. RAILS; INFORMATIEAVOND HOV-PLANNEN KOP VAN ZUID-HOLLAND (26/05/2012)
110. 'SLOTAPOTHEOSE' VAN DE COMPETITIE: CALCULEREND VOETBAL (19/05/2012)
109. DE 'MEIDAGEN': FEESTELOOS HERDENKEN (10/05/2012)
108. JAN PIETERSZOON COEN STANDBEELDWAARDIG?  TENTOONSTELLING IN HOORN (04/05/2012)






De Amsterdamse tram rijdt tegenwoordig niet veel sneller dan in het tijdperk van de paardentram. 20 minuten voor de 3 km tussen Amsterdam Centraal en het Stedelijk Museum… Maar je komt er, en dat is het voornaamste.

Op 23 september 2012 heropende het Stedelijk zijn poorten. De oudbouw is onherkenbaar opgeknapt en het museum is voorzien van een aanbouw die modern genoeg is om te harmoniëren met de moderne kunst die erin tentoon wordt gesteld. Dat nieuwe gedeelte bestaat uit een robuuste constructie met veel glas. Binnen valt vooral de eindeloze roltrap op, die me het gevoel voor onder en boven doet verliezen, zodat ik me, met mijn gammele evenwichtsorgaan, even André Kuipers waan.

Zo’n effect heeft moderne kunst toch al op me. Je moet dat ondergaan als happening, en er geen al te cerebrale greep op proberen te krijgen, zoals ik jaren geleden al ontdekte in het Eindhovense Van Abbemuseum.

Ik ben niet van plan, alles in dit museum voor 100% te bekijken, helemaal te belezen, tot de grond toe trachten te doorschouwen. Dan eindigt het weer met het Stendhal-syndroom van die keer dat ik de Hermitage deed.

Hoe dit museum te benaderen, wist ik eerst ook niet; ik kwam hier binnen zonder vastomlijnde tactiek (tussen haakjes: de media meldden grote drukte in het Stedelijk, maar kom je hier op een doordeweekse morgen buiten het toeristenseizoen, dan kun je bijna zó doorlopen). Maar ik zág het ineens bij het lezen van de bezoekvoorwaarden. Fotograferen is toegestaan, mits voor eigen gebruik en zonder in de rondte te zwaaien met flitsers, filmzonnen en statieven. En tekenen of schrijven mag alleen met bij de informatiebalie te verkrijgen potlood en klembord.
Ik schrijf dus helemaal niet; men zou mij, met zo’n opvallend klembord, zelf kunnen houden voor een kunstenaar, of erger nog: een journalist. Wat ik wel doe, is: in elke zaal dát kunstwerk voor eigen gebruik fotograferen dat me op het eerste gezicht het meest aanspreekt. En ook de toelichting vastleggen op foto. En dan thuis alles nog eens rustig gaan herbekijken en lezen. En dan komen tot een top-5. Zo blijft de heer Stendhal buiten de deur.

Zo gezegd, zo gedaan. En daarom nu meteen, without further ado, de Stedelijke top-5 (volg de links om de kunstwerken of in ieder geval de kunstenaars te zien).


5. Lawrence Weiner, What is set upon the table sits upon the table (1960-1962, replica 1982)

Op 5 het eerste kunstwerk dat je ziet als je het museum binnenkomt. Mede daardoor herkende ik het niet als kunstwerk. Het is een verweerd rechthoekig blok steen op een houten tafeltje. De steen heeft zwarte en rode vlekken; afzettingen, zo het lijkt, door een lang verblijf in de grond. Van afstand, met mijn kippige ogen, dacht ik echt dat ik te maken had met een archeologisch voorwerp dat was opgedolven bij de bouw van dit museum. Meteen al op het verkeerde been.


4. Bart van der Leck, Compositie, 1918-1920. Olieverf op doek

Dat zal een Bart van der Leck zijn, dacht ik bij het binnenlopen van de zaal. Je herkent die stijl toch uit duizenden, als je wel eens vaker in je leven een museum met modern schilderwerk bezocht hebt. De compositie bestaat uit twee blauwe vierkantjes boven, twee rode onder, met daartussenin een gele ongeveer gelijkzijdige driehoek met de punt naar beneden, en een blauwe met de punt naar boven. Dáártussenin staan weer twee zwarte gelijkbenige, rechthoekige driehoeken, heette dat geloof ik bij wiskunde… 

Nee, ik merk dat je zo’n schilderij geen recht doet door het louter te beschrijven. De lol van deze kunst is volgens mij dat je met het oog alle lijntjes volgt van de figuren en alle paden betreedt die tussen de figuren in aanwezig zijn. Maar in tekst komt dat totaal niet uit de verf. Gelukkig staat er ergens op Internet een plaatje van.


3. Carel Willink, Landschap met statue, 1935

Je kent Willink toch wel? Klassieke gebouwen, mysterieuze vrouwen (hier in de vorm van een standbeeld) en psychedelische wolkenluchten. 

Net als muziek waardeer je een schilderij soms vooral wegens de autobiografische associaties die het oproept. Dit werk roept me een oud-collega in herinnering, een schilderachtig figuur. Hij kwam elke morgen om half elf brak de afdeling opgewankeld, zette zich met duidelijk zichtbaar gebrek aan zelfvertrouwen aan zijn werkzaamheden (namelijk het ordenen van correspondentie die hij niet begreep), en ledigde in de loop van de dag een tweeliterfles met donkerbruin bocht, bestaande uit 1 deel rum op 3 delen cola. Aan het laatste was te wijten dat hij zich, naarmate de dag vorderde, steeds bizarder ging gedragen.

Op zekere dag ging hij laat in de middag even naar de archiefkelder om een dossier te pakken, en belde me vijf kwartier later vandaaruit op. ‘Frans, ik krijg ineens zo’n heel eng, surrealistisch gevoel’ zei hij met geknepen stem, ‘net alsof ik in een schilderij van Willink zit!’
‘Een schilderij van Willink?’, riep ik niet begrijpend uit. 
‘Ja, je kent Willink toch wel?’ snauwde hij ongeduldig.
Rare snijboon. Hij dacht ook, dat iedereen achter zijn rug over hem lulde. Dat wás ook zo. Ik kan geen Willink zien of ik moet aan hem denken.


2. Cady Noland, Strapped to a narrative

Compositie van drie looprekken voor slecht-ter-benen, enkele ijzeren staven en nummerborden met nummer 0000 van de Amerikaanse Staten Oklahoma, Tennessee en Texas. Inderdaad een narrative: je kunt er een vertelling bij bedenken, ook zonder de toelichting te lezen.


1. G.H. Breitner, De Dam, 1898 of later

Sfeervol doek met druk beweeg op de Amsterdamse Dam, waar ik net nog achterlangs kwam. Gedateerd op 1898 of later. Maar niet veel later, want op de voorgrond staat een rijtje paardentrams, en de dagen daarvan waren bijna geteld in 1898. Met die havertractie sluit dit schilderij mooi aan op mijn tramgedachten aan het begin van dit stukje, dat daarmee rond is.

FHM
28 oktober 2012
Er geweest: vrijdag 8 oktober 2012


PS: Op deze eerste zondag van de wintertijd ook het eerste FHM’s A-viertje van de 4e jaargang. FHM zijn mijn initialen;
elk stukje past, als je de tekst tweezijdig uitprint, op een A4-tje. Dat verklaart de naam van de rubriek, die alleen wordt
bijgehouden in de donkere maanden van het jaar. 

Een paar kleine veranderingen. In de eerste drie jaargangen liet ik FHM’s A-viertjes lijken op een blog (wat het niet is)
door per maand alle bijdragen onder elkaar weer te geven, met de meest recente bovenaan. Vanaf nu open ik voor elke
aflevering telkens een nieuwe pagina. Dat is mede voor de statistiek: ik kan dan exact nagaan wat wel en niet gelezen
wordt. Elke aflevering krijgt een link naar de vorige en volgende. De archieven van alle 113 eerdere FHM’s, van 2009
tot heden, vind je HIER

Mijn onderwerpskeuze zal ook deze jaargang niet veranderen: alles wat maar zo weinig mogelijk verband heeft met datgene
waar het papieren blote-tietenblad FHM mee gevuld wordt, dat mijn initialen gestolen heeft.

Verder zal deze rubriek niet meer onregelmatig verschijnen, niet meer doorlopen tot diep in het voorjaar maar, ijs en weder
dienende, op internet geplaatst worden op alle zondagen tot en met het ingaan van de zomertijd. Dat heb ik me voorgenomen
omdat ik een zondagskind ben, zij het geboren op een verkeerd soort zondag. Dat leg ik uit in de volgende aflevering.

FHM

VOLGENDE AFLEVERING:
115. SUNDAY BLOODY SUNDAY : 04/11/1956 (04/11/2012)





© Frans Mensonides, Leiden, 2012


<< naar thuispagina Frans Mensonides