Nrs. 90 t/m 93; DECEMBER 2011


93a WINTERSTOP IN WINTERRUBRIEK (02/01/2012)
93. DESIDERATA: DWARSE VERTALING ALS KERSTBOODSCHAP (25/12/2011)
92. HET VOETENWERK: SLECHTE SPREKER OP LEZINGENMIDDAG (19/12/2011)
91. STENDHAL-SYNDROOM EN OPENBAAR KUNSTGEBIT (10/12/2011)
90. BATS; EXCURSIE NAAR STAAL-INFERNO (04/12/2011)

<<< OKTOBER / NOVEMBER 2011  .....  FEBRUARI 2012 >>> (nee, er is geen januari-aflevering)




93a. WINTERSTOP IN WINTERRUBRIEK

De afgelopen weken heb ik geen tijd kunnen vinden voor het schrijven van nieuwe FHM’etjes. Aan de ene kant is dat te wijten aan privédrukte, aan de andere kant aan mijn alter ego, De digitale reiziger, die zich geroepen voelt, alle wijzigingen in de bus- en treindienstregelingen af te reizen.

Ik moet daarom besluiten tot een korte winterstop – wat eigenlijk een gotspe is: een winterstop in een winterrubriek, maar goed. Eind januari of begin februari hoop ik de draad weer op te pakken.

FHM
3 januari 2012





93. DESIDERATA:  DWARSE VERTALING ALS KERSTBOODSCHAP


Max Ehrmann (1872-1945). 
Overgenomen van Wikipedia (E), Max Erhmann

De tekst van dit stukje verscheen eerder in een iets andere versie
in mijn vroegere muziekrubriek Soundbites. Maar die werd toch
door geen hond gelezen, dus ik copy-en-paste het schaamteloos
voor FHM’s, om met de kerst een keertje snel klaar te zijn.

DESIDERATA

Go placidly amid the noise and haste, and remember what peace there may be in silence.

As far as possible, without surrender, be on good terms with all persons. Speak your truth quietly and clearly; and listen to others, even to the dull and the ignorant, they too have their story. Avoid loud and aggressive persons, they are vexations to the spirit.

If you compare yourself with others, you may become vain and bitter; for always there will be greater and lesser persons than yourself. Enjoy your achievements as well as your plans. Keep interested in your own career, however humble; it is a real possession in the changing fortunes of time.

Exercise caution in your business affairs, for the world is full of trickery. But let this not blind you to what virtue there is; many persons strive for high ideals, and everywhere life is full of heroism. Be yourself. Especially, do not feign affection. Neither be cynical about love, for in the face of all aridity and disenchantment it is perennial as the grass.

Take kindly to the counsel of the years, gracefully surrendering the things of youth. Nurture strength of spirit to shield you in sudden misfortune. But do not distress yourself with imaginings. Many fears are born of fatigue and loneliness.

Beyond a wholesome discipline, be gentle with yourself. You are a child of the universe, no less than the trees and the stars; you have a right to be here. And whether or not it is clear to you, no doubt the universe is unfolding as it should.

Therefore be at peace with God, whatever you conceive Him to be, and whatever your labors and aspirations, in the noisy confusion of life, keep peace in your soul.

With all its sham, drudgery and broken dreams, it is still a beautiful world.

Be cheerful. Strive to be happy.

Max Ehrmann c.1920

WAT JE ALLEMAAL MOET DOEN EN LATEN

Maak flink wat leven op je levenspad; bedenk dat je na je dood nog lang genoeg van je rust kunt genieten. Wees assertief en geef niet te snel toe aan anderen. Spreek je waarheid luid en duidelijk uit, maar luister goed naar mensen die wijzer en intelligenter zijn dan jezelf; daar kun je vast nog wel wat van leren. Negeer domme onbenullen. Die hebben allemaal natuurlijk ook hun verhaal, maar er is geen enkele reden waarom jíj daarnaar zou moeten luisteren.

Als je jezelf vergelijkt met anderen, dan raak je misschien verbitterd, want altijd zijn er mensen die minder in hun mars hebben dan jij, maar het toch verder schoppen in het leven. Trek desondanks je eigen plan en maak je niet druk over je werk, want het wordt altijd vijf uur.

Let goed op je spullen, want de wereld zit vol zakkenrollers. Laat je niet verblinden door lieden die streven naar hoge idealen, want zulke helden zijn uiteindelijk toch uit op aardse goederen. Zoek jezelf, maar speel eens een ander. Verlaat je niet op de liefde, want die leeft zo kort als een vergeet-me-nietje en verdort zo snel als een madeliefje. Hetzelfde geldt voor jezelf, maar met een beetje geluk word je oud genoeg om kinds te eindigen.

Zorg voor een potje voor slechte tijden, maar mijd Griekse obligaties bitcoins: spoedig zullen zij als zeepbellen uiteenspatten. Maak je niet te sappel over de toekomst; de meeste rampen gebeuren toch onverwachts. Wees niet te aardig voor jezelf; strakke discipline kan soms nog uitkomst bieden.

Je bent een kind van het heelal, net als de ratten en de maden. Vecht voor je recht om hier nog even te mogen blijven. Streef naar geluk, reik naar de top. En als het een tikje tegenzit, je leven één groot fiasco is en je jaren een aaneenschakeling zijn van verdriet en ontgoochelingen: bedenk dat je er nog altijd een leuke dág van kunt maken.


'Vertaling': Frans Mensonides, 2011, met kleine aanpassing in 2017

Gedicht Ehrlich overgenomen van: Businessballs.com


Dit poëtische, klankrijke, doch niet rijmende Engelse 'gebed'' is razend populair in het Angelsaksische deel van de wereld. Het wordt te pas en te onpas van stal gehaald, geciteerd op begrafenissen, en is voor een handvol dollars verkrijgbaar op wandkleedjes en zo.

Desiderata, zoals het heet, is Latijn voor (vrij vertaald) ‘De dingen die we zouden moeten nastreven’, Volgens een raar, hardnekkig en ingewikkeld misverstand stamt Desiderata uit het jaar 1692 en is hij aangetroffen in een kerk in Baltimore. Maar je ziet in een oogopslag dat het geen vroegmoderne Engelse tekst is. Hij is gepubliceerd in 1927, en wel door de advocaat en dichter Max Ehrmann (1872-1945). Hij lijkt wat ouder en bovendien heel universeel, doordat Ehrmann geen zaken noemt die in zijn tijd modern waren.

Nee, een klap van het modernisme heeft Ehrmann zeker niet gehad. Desiderata past qua boodschap wel wat in het tijdperk waaraan het wordt toegeschreven. De stoďcijnse levenshouding die gepredikt wordt, de verwijzingen naar het Opperwezen, de waarschuwingen tegen de ijdelheid van de wereld, de belerende toon: wat dat allemaal betreft had Desiderata best uit 16-zoveel kunnen zijn.

Ik vind Desiderata een brave, zoete, zwaar overtrokken, hypocriete, waanwijze, pedante hoop stierenpoep, maar er staan ook een paar goeie dingen in. Daarom besloot ik tot het produceren van een eigen versie, een dwarse ‘vertaling’, die nu hierboven staat afgedrukt in de rechterkolom. Ik liet het Opperwezen weg. Verder voegde ik een verwijzing toe naar de geldcrisis, daarmee de tekst van zijn tijdloosheid berovend.

Ik laat de keuze graag aan de lezer, welke boodschap hem het best bevalt, de echte of de mijne.

FHM
25 december 2011





92. HET VOETENWERK: SLECHTE SPREKER OP LEZINGENMIDDAG



Niet gegeven aan iedere inleider: moeiteloos een beamer bedienen

Afbeelding overgenomen van: GoedkopeTelevisie.nl

Pfff, nou, we hebben de klok weer op kwart voor vier gekregen! Altijd weer een hele ruk, zo’n lezingenmiddag van de Vakkring. En niet alle bijdragen waren van: ik zit werkelijk op het puntje van mijn stoel. Wie krijgen we nu ook al weer, van wie we hopelijk kunnen zeggen: ‘lest best’? Even op de agenda kijken. Oh, ene Jacco van Kokken, van Reflux.

Reflux, Reflux, commercieel bedrijf, dat wordt natuurlijk weer een glad verkooppraatje. Jacco is er al, jong knulletje, achter in de twintig, strak in het zwart, glad gekapt, zodanig dat je de alreeds terugwijkende haargrens niet ziet, naast de voorzitter, er helemaal klaar voor.

Reflux. Ach ja, natuurlijk, Reflux van het Kanaleneiland, dáár heb ik die naam eerder gehoord, dát was het. Nog eens gesolliciteerd naar een of andere functie, jaren negentig. Accountmanager, geloof ik, of had je dat toen nog niet? Reflux, ik kwam niet ver, sportje te hoog gegrepen op de ladder. Ik had onvoldoende commerciële vaardigheden, vonden ze.

Kijken, wat Van Kokken op dat gebied in huis heeft. Hij staat meteen al te hannesen met de afstandsbediening van de beamer, hij weet niet hoe de biemerd werkt, dat begint al weer lekker! De nieuwe voorzitter schiet te hulp, hoe heet die man ook alweer, als ik eens een naam zou kunnen onthouden en een gezicht! En liefst ook nog welke naam bij welk gezicht hoort, want afzonderlijk heb je ook niet veel aan die twee vormen van informatie. Goeie bal, goeie peer; een goeie voorzitter weet hoe de afstandsbediening werkt.

Nou, Jacco kan van start. Belabberde dictie. Ik versta de helft niet. Doet me denken aan mijn doofgeworden oma: ‘Het lijkt wel of de mensen tegenwoordig steeds onduidelijker gaan praten; niemand meer die nou eens goed articuleert’. Maar deze praat echt binnensbeks, er wordt al ‘Harder!’ geroepen.

En stottert hij nou ook nog? Het leek wel of hij stotterde. ‘Informuhmuhmuhmatie-management’. Jawel, ‘kopkopkopkoppeling van gegevens’, hij stottert, in MIJN kostbare tijd, nog wel. Demosthenes stotterde ook. Die wilde perse redenaar worden, ondanks zijn stotteren, nee, juist dóór zijn stotteren. Maar velen zijn geroepen, en weinigen uitverkoren.

Jacco, jakkes, pffff! Kan ik nou nog een half uur naar dat gehakkel zitten luisteren? Schiet niet op, ook. Hoop dat ik de trein van 16:28 nog haal. Dik kwartier naar het station. Moet ik toch niet veel later dan vijf óver weg. Ben ik nog op een knap tijdstip thuis, heb ik nog een avond, een lekker lange avond. Maar waartoe, eigenlijk? ’s Avonds voer ik de laatste tijd ook niet veel meer uit.

Hééft hij het verder nog ergens over? Ja, dat je Reflux erbij moet halen, bij je informuhmuhmuhmamamatieproblemen, Reflux en geen andere, hoe voorspelbaar!

Je mag wel weer eens gaan luisteren, Frans. Straks vraagt iemand volgende week op het afdelingsoverleg: ‘Was er nog iets spannends op de Vakkring; er zou toch iemand spreken van Reflux?’, en dat ik dan doodleuk antwoord:  ‘Sorry, ik heb niet op zitten letten!’ Maar wacht, vast en zeker staat de hele riedel ook online op hun site; even naar kijken, vanavond!

Godschristus, nou weet hij weer niet, hoe hij naar de volgende pagina moet! De voorzitter moet er weer bij, de voorzitter weet waar de knop voor PageDown zit, de voorzitter met het volgelprofiel, de leptosoom, hij heeft iets van een nerd, maar wie weet vind hij er ook geen bal aan, en zit hij hier ook alleen maar omdat hij de voorzitter is en erbij moet wezen.

Natuurlijk, wéér een slide met een complete trilogie erop. Niet te lezen, die kleine kutlettertjes, had mijn langeafstandsbril mee moeten nemen, of er dichter bij gaan zitten; ik vind dat zo stom, hč, een beginnersfout, dat is nou echt les één: niet je hele sheet volproppen met tekst.

(een kwartier later)

Dat kapsel valt ook tegen, bij nadere beschouwing. Lijkt wel afgebeten, in plaats van geknipt. ‘k Zal maar niet om het adres van zijn kapper vragen. En dat gebit, met die vooruitstekende tanden. Het lijkt goddomme wel een konijn! Een k’nijn, bij de wilde knijne af! En die puntschoenen, dat is ook mode, tegenwoordig. Tovenaarsschoenen. Jacco, de tovenaarsleerling. Nog een paar centimeter langer, die schoenen, en hij kan langs de bedden als clinic clown. Amuseert hij meer mensen dan hier.

Afstandsbediening in de ene hand en spiekpapiertje in de andere; weet hij in ieder geval waar hij zijn handen moet laten.  Maar nu het voetenwerk. Hij heeft op de cursus geleerd dat hij niet als een houten Jezus stokstijf stil moet blijven staan. Maar om nou zo raar rond te hupsen… Denkt zeker dat zo’n carréopstelling een boksring is. Drie rare dribbelpasjes voorwaarts, knie optrekken, abrupt rechtsomkeert, is hij soms van The Ministry of Silly Walks?

Nee, van Reflux. ‘Een kommersjeel medewerker moet overal waar hij binnenkomt, meteen in het middelpunt van de aandacht staan. Nog voordat hij iets gezegd heeft. Meteen alle belangstelling naar zich toetrekken. En dan denken wij eerlijk gezegd niet aan de heer Mensonides’. Daarmee kon ik gaan.

Gaan, gaan, ik moet gaan, zeven óver, ik moet nu echt weg! Al meer mensen pakken hun boeltje in. Van Kokkens peroratie zal ik niet horen. Ben gelukkig al op voorhand zo dicht mogelijk bij de deur gaan zitten. Even gedag knikken naar de voorzitter, en: vrijheid, vrijheid!

(Het zou goed zijn voor het verhaal als er nu iets verschrikkelijks zou gebeuren, als pointe: met mijn tas maai ik veertig lege koffiekopjes van tafel. Maar zoiets gebeurt niet. Dit verhaal is gewoon uit, nu).

FHM
19 december 2011








91. STENDHAL-SYNDROOM EN OPENBAAR KUNSTGEBIT: HERMITAGE AMSTERDAM

 

Er bestaat zoiets als het Stendhal-syndroom. De lijder eraan wordt tijdens een culturele reis zodanig overrompeld door schoonheid, dat hij er heel erg raar van wordt in zijn hoofd. De naamgever van het fenomeen, de Franse schrijver Stendhal, draaide compleet door toen hij in 1817 Florence bezocht.

In Jeruzalem schijnt het vaak voor te komen, dat syndroom. De psychiaters aldaar kunnen er boekdelen over opmaken. Iedere dag hebben zij in hun spreekkamer wel buitenlandse toeristen die bijvoorbeeld in hun hotel opzien gebaard hebben door hun beddenlakens als een toga om het lijf te draperen, en luidkeels te roepen dat zij Jeremia de profeet zijn.

Dat is niet waar ik last van heb, vanmiddag in de Hermitage Amsterdam, tijdens mijn eerste museumbezoek sinds lange tijd voor deze rubriek. Ik bedoel: met alle verschuldigde eerbied, maar de Antwerpse schilders uit de 17e eeuw die hier deze winter exposeren, Rubens, Van Dyck en Jordaens, waren toch duidelijk de mindere van hun Hollandse collega’s uit die tijd, Rembrandt en zo; ik raak er niet echt ondersteboven van.

Nee, het ligt aan die overvloed in zo’n museum, die overdaad aan indrukken. Nee, het ligt eigenlijk aan nog iets anders. Het is een vreemde, neurotische angst om iets te missen, die me parten speelt. Dat ik in de anderhalf uur tijd die ik heb voor mijn bezoek, niet elke verfspat zal kunnen zien, niet alles zal kunnen onthouden, niet elke begeleidende tekst helemaal tot mij door zal kunnen laten dringen… Een goed ding dat ik geen audiotour genomen heb, met nog meer informatie. Of zal ik er alsnog een gaan halen bij het uitgiftepunt in de hal??

Ik neem even een rustpunt in de sobere, langwerpige Kerkzaal aan de Amstelzijde. ‘Komt herwaarts tot mij, allen die vermoeid en belast zijt’ (Matteüs 11:28), staat in verfletters op hout. Die tekst lijkt speciaal voor mij geschreven, hoewel ik ook vandaag geen enkele aanleiding zie om me te bekeren tot Christus.

De Hermitage is een soort filiaal van het nog veel grotere en beroemdere gelijknamige museum in Sint-Petersburg, een stad die zich tijdens een zwarte periode uit de Russische geschiedenis Leningrad heeft moeten noemen (en hopelijk nooit door het leven zal gaan als Poetingrad, naar die infecte verkiezingsfraudeur met zijn boerenpummelkop). Laat ik blij zijn, dat ik daar niet ben, in de originele Hermitage; naar Amsterdam kan ik nog gemakkelijk even teruggaan als ik iets gemist zou hebben.

De Hermitage Amsterdam is gevestigd in de Amstelhof, een gebouw rond een zeer ruime binnenplaats. Het complex deed in de periode 1683-2007 dienst als oude vrouwen-, later ook oude mannen-, en tenslotte bejaardenhuis. Een deel van het museum is gewijd aan dit verleden, met onder meer kijvende keukenmeiden achter levensgrote kookpotten.

Dit stuk van het museum is behapbaarder dan dat overvloedige, weelderige Antwerpse schilderwerk. Mijn wat aparte stemming kan ook komen door mijn herinneringen aan een eerder bezoek in 2004. Toen was er als voorproefje een tentoonstelling in een klein gedeelte van dit gebouw. Ik was daar tijdens een bedrijfsuitje van het noodlijdende detacheringsbedrijf waar ik indertijd nog werkte. Het vierde die dag zijn tienjarig jubileum. Aan de elfde verjaardag zou geen aandacht geschonken worden; de twaalfde werd niet meer gehaald.

Wat ik hier verder moet doen, is: onbevangen rondwandelen, goed uit mijn ogen kijken en alles registreren wat me om willekeurig wat voor reden treft. En de rest snel vergeten. Daaruit zal wel weer als gewoonlijk een top-3 of -5 rollen van de hier geëxposeerde schilderijen. Die volgt dan in een volgende aflevering.

Ik doe zoals gezegd. Aan het eind van mijn bezoek neem ik op de parterre van dit hypermodern ingerichte museum plaats op een lange, comfortabele zitbank. Aan de andere kant zitten twee heren te kouten die bijna de leeftijd bereikt hebben die ooit nodig was om in dit gebouw te mogen wonen.

‘… dat verhaal over die kunstgebitten wel eens verteld? Die werden in de Amstelhof iedere avond ingenomen. Een zuster ging met een wagentje langs de bedden; iedereen het kunstgebit uit! En ’s morgens werden ze weer uitgedeeld. Maar een keer is die zuster met dat wagentje omver geflikkerd in de gang; al die gebitten door elkaar op de grond! Dat werd een heel gezoek en gepas natuurlijk, de volgende morgen. Toen hebben ze er voortaan maar labeltjes aan gedaan. Nee, ze mochten het niet inhouwen, hun gebit. Eerst wel, maar daar is een keer een ongeluk mee gebeurd. Een oude man is gestikt in z’n kunstgebit. Het was losgeraakt en in z’n strot geschoten, in z’n slaap. Rond 1920 zal het geweest zijn. Een hele rijke, gierige, ouwe kerel. Maar hij is gestikt in z’n eigen gebit, ha, ha, ha!’

Kijk, met zulke verhalen kom ik nou graag terug uit een museum!

FHM
10 december 2011
Er geweest: woensdag 7 december 2011

PS: Ik kwam ook thuis met een lijstje van 7 ŕ 8 schilderijen voor die top 5. Maar helaas kon ik er daarvan maar twee vinden
als afbeelding op Internet, waarvan één op postzegelformaat. Ik schijn een aparte smaak te hebben voor schilderijen:
op de zeer uitgebreide pagina met hoogtepunten uit de tentoonstelling, vond ik nou net mijn eigen voorkeuren niet terug.
En om nou weer terug te gaan en in de museumshop een catalogus te kopen van die tentoonstelling, waar je verder toch
nooit meer in kijkt: nee. Geen top 5, dus. Wie zelf wil gaan kijken, kan dat nog doen tot 15 juni 2012; de tentoonstelling is
verlengd. Maar pas op voor loszittende kunstgebitten, en voor de heer Stendhal.

FHM
1 februari 2012




  

90. BATS; EXCURSIE NAAR STAAL-INFERNO


Controle van een 'mazouttank'. Overgenomen van de website van GoLanTec Energietechniek Belgie 


Laatst spoorde ik naar een stadje in het rivierengebied, waar ik een lezing bijwoonde die vakbroeders en –zusters op het gebied van informatievoorziening niet mochten missen. Na afloop was ik net te laat voor de trein terug, en ging een halfuurtje rondlopen in de omgeving van het station. Ik dacht aan de oude staalfabriek die ik daar eens bezocht had. Hij stond pal langs het spoor; elk halfuur boemelde de trein er rakelings langs. De omgeving is sedertdien drastisch gemoderniseerd en verkantoord.

Ik werkte indertijd als administratieve kracht bij een grote inspectie- en certificatie-instelling. De buitendienstmensen van mijn afdeling organiseerden regelmatig excursies naar het ‘veld’, om ons te laten zien, waar het geld verdiend werd dat wij alleen maar kostten. Wij waren ‘overhead’, wat bij een commercieel bedrijf een eufemisme is voor: ‘opvreters’.

Op een wintermorgen in pakweg 1986 werden wij daarom naar die staalfabriek in dit rivierstadje gereden, waar ze stalen tanks maakten die door onze mensen gecontroleerd werden op lekken en alles wat er verder nog fout aan kon zijn.

Ik ben alles vergeten van die nogal technische ochtend, behalve de heer Bats, een vijftiger met een gigantische buik en een Stentor-stemgeluid, die sprak met het hier heersende streekaccent. Hij was vermoedelijk na de ambachtsschool en de oorlog onderaan begonnen in deze fabriek, en had het geschopt tot adjunct-directeur. Dat kón nog tot ergens in het derde of vierde kwart van de 20ste eeuw: opklimmen; er waren nog geen glazen plafonds in glasfabrieken, en geen stalen in staal-.

Bats leidde ons rond, met alle egards die verschuldigd waren aan een controlerende instantie. Hij vermeed zorgvuldig bepaalde pijnpunten die er waren rond zijn tanks. Een buitendienstmedeweker van ons controleerde een zojuist gereedgekomen tank met een stalen borstel aan een soort hengelstok, verbonden met een accu. Als er uitgerekend nu maar geen vonkdoorslagen komen, hoorde ik Bats denken.

Voor ons, kantoorklerken, was zo’n fabriek een inferno van vuur, vol vonkenregens en vieze scheikundige geuren. In een schimmige hal verrichtten knechten van Hephaistos onbegrijpelijke handelingen. Buiten op een binnenplaats zat er één met een spuitapparaat een stalen buis te impregneren of te zandstralen of te lamstralen; ik weet het niet meer. ‘Smerig karweitje’, zei Bats, vermoedelijk sprekend uit eigen ervaring. ‘Verstandig dat hij het buiten doet, want binnen stik je er bijna in’.

Werkomstandigheden die een stuk beroerder waren dan wij gewend waren op kantoor. Geen net, ruim gesorteerd bedrijfsrestaurant bijvoorbeeld, maar een rommelig, groezelig schaftlokaal waar een grote pan tomatensoep op een vuurtje stond te borrelen, als enige warme hap die er verkrijgbaar was.

Daar men Bats’ ruime ervaring geen seconde kon missen in de fabriek, ging regelmatig zijn semafoon, een pre-digitaal draadloos communicatieapparaat dat alleen de mogelijkheid had, de drager ervan op te roepen. Deze ‘piepers’ waren een statussymbool in alle fabrieken en bedrijven. Bij mij op de zaak werd er bijna om gevochten; er waren er 50 op een bedrijf van 200 man. Ik heb er nooit een bezeten.

Bats onderbrak, telkens als dat ding ging, zijn rondleiding, spoedde zich zuchtend naar de dichtstbijzijnde telefoon, draaide een 9, en brulde boven de herrie uit: ‘BATS!’ in het apparaat. Het klonk als een explosie. Meestal verander ik de namen van alle mensen die in mijn verhalen voorkomen, behalve die van mijzelf. Maar Bats moet Bats blijven, zo’n mooi onomatopee verander je niet.

Waarom denk ik nu aan deze man, die verder geen enkele rol meer speelde in mijn bestaan? Natuurlijk omdat ik op de grond loop waar eens zijn fabriek stond. Herinneringen hangen aan plaatsen. Daar blijven ze achter om zich aan je op te dringen als je er weer langs loopt, al is het een kwart eeuw later.

Ik herinner me ook nog, dat we na de excursie een lift kregen van een buitendienstmedewerker, terug naar kantoor. Hij had gewed met een collega dat hij die afstand van 70 kilometer binnen een half uur zou kunnen overbruggen, en ik moest op mijn horloge kijken om scheidsrechter te wezen. Die weddenschap won hij ruimschoots, dank zij een adembenemende rijstijl en een kruissnelheid van 175 kilometer per uur over de snelweg. ‘Ja, Frans, zo hard rijden die treinen van jou niet!’, zei hij triomfantelijk, vanachter zijn stuurwiel. Dat was waar, anno 1986.

De treinen in dit stukje Nederland halen die snelheid nog steeds op geen stukken na. Toen ik het stadje na een half uur uitreed, zag ik die staalfabriek toch nog in mijn rechterraampje. Of liever: het stoffelijk overschot ervan. Waar die arbeider die tank zat te lazerstralen, lagen nu alleen nog wat diep-verroeste buizen. Zijn ze dan wellicht verhuisd naar een nieuw industrieterrein buiten de stad? De fabriek heeft geen website; tegenwoordig doorgaans een zeer slecht teken, hoewel ze het in 1986 ook zonder deden.

Of Bats nog lang genoeg geleefd heeft om het trieste einde van het bedrijf mee te maken; ik zal het nooit weten.


FHM
4 december 2011


© Frans Mensonides, Leiden, 2011


<< naar thuispagina Frans Mensonides