12 forten, 13 wandelingen
Etappe 1b: in verboden kringen

Niet alles wat je ziet rond de forten, is even mooi

 

Want ziet, hoe rijk het leven is!
Ze zien de televisiequiz
En wonen in betonnen dozen,
Met flink veel glas,
Dan kun je zien
Hoe of het bankstel staat bij Mien
En d'r dressoir met plastic rozen.

Het dorp van Wim Sonneveld (tekst: Friso Wiegersma)


Deze zomer bewandel ik in 3 etappes alle twaalf Utrechtse forten. Deel 1a verscheen vorige week. Hieronder het vervolg van de eerste etappe. We waren gebleven bij Fort aan de Klop.

E. Wandeling Fort aan de Klop – Fort De Gagel (2 kilometer)

KLIK voor de kaart

De anderhalve kilometer lange Klopvaart ligt midden in een groene zone door de wijk Overvecht, en scheidt de hoogbouw van de laagbouw. Het Fort aan de Klop is genoemd naar de Klopvaart, en die weer naar de herberg De Clophaemer die hier eeuwenlang heeft gestaan, op deze tactische plek op het kruispunt van drukke water- en landwegen.

Het ANWB-bord meldt iets over inundatie, ofwel: de boel onder water zetten, een tactiek waarmee we in vroeger eeuwen menige vijand uit het land verdreven hebben. Aangezien ik het verhaal niet helemaal snap, typ ik het maar letterlijk over:

In de Klopvaart naast het fort ligt een inundatiesluis. Het is een ‘schotbalksluis’. Tussen de sleuven in de sluishoofden werden houten balken geplaatst om het waterniveau op het inundatieterrein te regelen. De balken werden aangebracht met de, nog aanwezige, vaste takel.

Zoiets gaat meer leven als je het vóór je ziet. Ik speur de omgeving van het fort af naar het inundatiewerk, maar kan het niet vinden. Dat geval op de foto is te modern; het blijkt bovendien bij een gemaaltje te horen en zal wel bedoeld zijn om rotzooi uit het water te scheppen.

Boeren waren altijd tegen al dat geïnundeer, dat natte weilanden en voeten veroorzaakte. Je moest bij zo’n inundatiesluis altijd een paar soldaten zetten om de boeren te beletten, de kraan weer dicht te draaien.

Langs de Klopvaart loopt een fiets- en wandelpad. In de berm plukt een man bramen, of staat te plassen. Aan mijn rechterhand strekt zich een wand van huizen uit, een honderden meters lang flatgebouw, een fortificatie van woningen.

Ik haal een jongen van een jaar of 17 in, die wandelt in een tempo van ongeveer 2,5 kilometer per uur, met slungelige passen, met een lichaamshouding die verveling en walging uitdrukt. Zo nu en dan geeft hij een nijdige schop tegen een takje of een steentje. ´Ga dan eens wat doén, lummel!’, zei moeder vroeger altijd, als we in zo’n vakantiestemming verkeerden; vooral mijn broertje was een grootmeester in de kunst van het zich vervelen. ‘Ga naar het zwembad, bijvoorbeeld. Je hebt me de kop gek gezeurd om een abonnement, en nou gá je niet’.
– ‘Gadverdamme, alwéér zwemmen?’
- ‘Denk je, dat ík in mijn jeugd een zwemabonnement had?’, voegde mijn oma eraan toe, als ze erbij was. ‘Er was nergens geen geld voor. Ik mocht de hele zomervakantie door de spijlen van het hek kijken, hoe de rijkelui zich vermaakten in het water’.

Om óns te vermaken, was meer nodig. Een reisje, dan. In 1970 boekte mijn moeder bij de Nederlandse ReisVereniging een georganiseerde groepsreis naar Oostenrijk, onze eerste buitenlandse vakantie. Een paar maanden later hadden we een reünie bij de reisleidster, en die woonde hier in Overvecht, aan de andere kant van die huizenwand. Wij hadden de bus genomen vanaf het CS, waren op goed geluk ergens uitgestapt omdat niemand de Patagoniëdreef wist, waar we moesten wezen, en liepen verdaasd en verdoold temidden van die flatblokken.Ook op straat kon niemand ons helpen. ‘Ik woon hier nu een jaar of wat, maar al die straatnamen… en alles lijkt op elkaar.’

We werden er helemaal triesterig van, zo’n wijk. Was dat nou ons voorland, een Nederland vol met dit soort flats, op weg naar het jaar 2000; 22 of 24 miljoen inwoners volgens de meest recente prognoses, allemaal te huisvesten in dit soort blokkendozen. Uiteindelijk vonden we de reisleidster nog, in een vogelkooi, 25 meter boven het aardoppervlak gesitueerd aan een hoogtevreesgalerij. ‘Hebben jullie het makkelijk kunnen vinden?’

Aan de overkant van de Karl Marxdreef (jawel hoor, waarom niet meteen de Stalinallee?) doemt fort De Gagel op, dat ons nooit bescherming heeft kunnen bieden tegen de communisten. Tegen koude oorlog helpen forten niet..

Als je erheen loopt via de reguliere voetgangersoversteekplaats op de rotonde, pak je een paar voetstappen mee van de gemeente Maarssen, het moeras-der-moerassen waarover ik vorig jaar schreef.


F. Fort De Gagel

Groene luiken tussen groene bomen. Die forten, het begint me zo vroeg op mijn wandeling al op te vallen, hebben toch een eigen schoonheid, al zijn ze niet gebouwd om het mooi. Misschien komt het door het volkomen voorbije ervan; toen ze nog een militaire functie hadden, vond vast niemand ze oogstrelend.

De geschiedenis van Fort De Gagel loopt aardig parallel aan die van Fort aan de Klop: in het leven geroepen rond 1820, uitgebreid rond 1850, bomvrij wachthuis, dat verrassenderwijze geen reduit heet, maar een redoute; dat schijnt toch net iets anders te zijn. Een redoute, red je er maar oet. Al tijdens de Frans-Duitse oorlog (1871) klonk hier het opwekkende gestamp van soldatenlaarzen, maar ons landje wist zich bij die gelegenheid uiteindelijk buiten het krakeel van de grote jongens te houden.

Fort De Gagel is net als zijn broertje eigendom van de gemeente en is verhuurd aan allerlei vreedzame organisaties, waaronder Postduivenvereniging De Ooievaar (of was het Ooievaarsvereniging De Postduif)? In de remise, de voormalige opslagloods voor munitie, zetelen radioamateurs. Boven het pand steekt een ouderwetse analoge antenne uit. Radioamateur werd je vroeger uit interesse in moderne technologie, maar tegenwoordig uit nostalgie naar een tijdperk dat er nog antennes waren, vermoed ik.

Het fort mag onbeperkt bewandeld en beklommen worden. Op de heuvel bevinden zich drie groepsschuilplaatsen met bevestigingshaken voor camouflagenetten (dat laatste staat er niet bij, maar ik dacht zo bij mezelf, dat dat het wel eens zou kunnen wezen). Buiten het fortterrein zie je nog een van graffiti voorziene ‘mitrailleurkazemat’, zo heet zo’n gevaarte.


G. Wandeling Fort De Gagel – Fort Ruigenhoek (3,5 kilometer)

KLIK voor de kaart

Vlak bij Fort De Gagel staat dit rare, circa 5 meter hoge kunstwerk, waarover ik op het web niets heb kunnen vinden. In ‘kunst’ moet je niet altijd iets willen zien. Maar in dit geval kan ik er niet omheen: dit ding is neergezet door ’s Neêrlands enige cricketliefhebber. Het is een levensgroot cricket-wicket, en niets anders. Het is behoorlijk verroest, hoe lang staat het hier de Marxdreef al op te luisteren?

Ik loop langs de lange, rechte Gageldijk, met rechts van me die Karl Marxdreef waar de auto’s vier rijen dik langsbrullen. Links van me bevinden zich het Gagelbos en het Natuurreservaat Gagelpolder, een parkachtig gebeuren, dat ik toch maar links laat liggen. Ik heb geen idee of de wegen die erheen voeren, uiteindelijk ook terecht komen bij het volgende fort.

De hele omgeving hier is gevolg van een stukje prutsbeleid van de gemeente Utrecht. Bos en reservaat hadden een eenheid moeten vormen met het Park De Gagel, dat als een groene bloedvlek tussen de woonkazernes van Overvecht ligt, en op de plattegrond vooral lijkt op een plek waar ze vergeten zijn, flats neer te zetten. Maar toen hebben ze die brede Marxallee ertussen gelegd, met kilometer na kilometer geen enkele oversteekplaats.

Ware fortliefhebbers waren helemaal gekant tegen aanleg van het Gagelbos. Het lag in de ‘verboden kringen’ rond het fort en zou daardoor het typische fortlandschap aantasten. Met ‘verboden kringen’ bedoelen ze dan het gebied dat onbebouwd moest blijven om vanuit het fort zicht te kunnen houden op de vijand en om over een vrij schootsveld te kunnen beschikken. Ook bij ontstentenis van een vijand bleven die kringen nog steeds verboden, vond men.

Na een halfuur sla ik de St. Anthoniedijk in, een rustige B-weg. Flora en fauna krijgen nu weer een beetje de overhand. De reiger-zonder-pootjes op de foto is geen gevolg van een slechte montage mijnerzijds. Ook op de originele foto heeft hij geen tenen; ze zijn weggezonken in het gras.

De fauna op de andere foto mijd ik liever. Er zijn hier drie zone’s: één verboden voor honden en Tokkies, één voor honden aan de lijn en één voor honden die het werkwoord ‘uitdraven’ in praktijk brengen, en waarvoor geldt: ‘ze doen niets, hoor!’ Die zone’s staan met kleuren aangegeven op kaartjes aan de rand van het park. Maar de kleur voor de verboden zone is verbleekt tot die van de uitdraafzone, en honden zijn bovendien kleurenblind.


H. Fort Ruigenhoek – Zwembad De Kikker (De Bilt)

Grimmig doemt aan het eind van de St. Anthoniedijk het enorme Fort Ruigenhoek op, een massief geheel tussen duistere bosjes, omringd door donkere wateren. Het effect wordt versterkt door inktzwarte regenwolken die alweer naderen vanuit het noordwesten, en bordjes dat het hier verboden toegang, en nog steeds eigen terrein is van het Ministerie van Defensie. Toch heeft ook dit fort al lang geen militaire functie meer. De vlaggenmast staat er nog, maar de nationale driekleur is definitief gestreken.

Fort Ruigenhoek ligt in de gemeente De Bilt, ten westen van het dorp Groenekan, en is eigendom van Staatsbosbeheer, dat zit te broeden op een recreatieve functie. Het behoort tot de tweede generatie forten, aangelegd rond 1870. Ze staan als voorposten vooruitgeschoven in het landschap, dit om de vijand al in een vroeg stadium op te kunnen vangen en hem te beletten, de stad Utrecht onder vuur te nemen door middel van een artilleriebombardement. De artillerie was sterk verbeterd in die tijd. Ronde kanonskogels waren vervangen door kogels met een punt, die bovendien bij het afschieten een ‘draai’ meekregen. Die richtten meer schade aan en reikten ook verder.

Het fort kent een systeem van loopgraven en heeft ook alweer diverse mitrailleurkazematten in de omgeving. Ik hoop, dat het nog eens een keer opengesteld zal worden voor het publiek.

Gladheid wordt hier niet bestreden. Je hoeft, in het tegenwoordig zeldzame geval van ouderwets winterweer, dus niet bij de gemeente De Bilt aan te kloppen als je hier met je fiets op je muil bent gegaan; dat je maar precies weet, waarop je wel en geen recht hebt!

Ik neem de Kanonsdijk. En denk aan de Canon van Nederland, vermoedelijk door ‘kanons’ in plaats van ‘kanonnen’. De forten van Utrecht staan niet in de Canon, en ik heb ze ook niet gefotografeerd met een Canon (maar met een Sony).

Op de plattegrond heb ik gezien dat zich achter het fort een zwembad bevindt met de naam: De Kikker. Het verbaast me een beetje: op de St. Anthoniedijk zijn me geen horden zwemlustigen achteropgekomen met zwemspullen achterop de bagagedrager.

Maar het zwembad is er wel degelijk. Ik schiet in de lach als ik het zie opdoemen. Het is een natuurbad, niets anders dan een stuk van de fortgracht, een poel van mysterieus donker water. Daarlangs zijn een glijbaan en een duiktoren aangebracht die er beide zeer gedateerd uitzien. De fietsenstalling is verlaten, het grasveldje en het plaatskaartenloket idemdito.

Uit internetbronnen leer ik later, dat beheerster Lies hier de scepter zwaait (en dat met zoveel verve doet, dat al haar klanten weggelopen zijn, mogelijk). Ze verkoopt alleen jaarabonnementen; ze wil weten wie ze in huis heeft, ze kent iedereen persoonlijk en kan dus op ieders doen en laten een oogje houden. Vandaag zie ik haar achter de manshoge, houten schutting bezig met het verwijderen van onkruid. Zou ze net omhoogkijken, dan zou ze het oog van de digitale camera zien dat uit het niets boven de rand van de schutting verschenen is.

Zwembad De Kikker geeft jaarlijks cursussen donkerwaterzwemmen. Het water is heden 20 graden warm, nog twee streepjes warmer dan de buitenlucht. Desondanks: geen klanten. Of ‘Zwemmen met snoeken’ nu een aanbeveling is?

Lies’ nering is volkomen achterhaald. ‘De tijd heeft er stilgestaan’, zoals Elseviers weekblad terecht clicheert op het web. Al in de jaren 60 wilden wij alleen naar een zwembad als het water verwarmd en gechloreerd was; niks geen natuurbad! En er moest natuurlijk een fatsoenlijke kantine bij zijn, waar een flipperkast stond opgesteld, en je moest op het grasveld je transistorradio mogen laten spelen, iets wat Lies ongetwijfeld niet zal tolereren. Laat Staatsbosbeheer hier a.u.b. iets mooiers van maken!

Van het Recreatieschap Stichtse Groenlanden mag ik hier in de omgeving niet venten; jammer, maar ik zie ook nergens kopers.


I. Wandeling Fort Ruigenhoek – Fort Blauwkapel (2,5 kilometer)

KLIK voor de kaart

 De rechte Ruigenhoeksedijk voert van het fort naar het dorp Groenekan. Kataklop, kataklop, kataklop, twee jonge deernen komen me tegemoet op volop galopperende paarden, met een orgiastische uitdrukking op het gelaat (die deernen, niet die paarden). ‘Yippiejahééé’, gillen ze uitzinnig, alsof ze op Jolly Jumper van Lucky Luke zitten. Ook op zulke fauna heb ik het niet; ik breng me in veiligheid in een nis van de weg (en vergeet een foto te nemen van het tafereel).

Naarmate zo’n dagmars vordert, worden mijn aantekeningen magerder. Ik herinner me nog de gekortwiekte molen Geesina, het zien van de Domtoren boven de velden (zie de foto in de vorige aflevering), het huisje dat net uitsteekt boven een weelderige rozenbegroeiing en het kraantje waaruit je gratis echt zuiver drinkwater kunt tappen. Die kraan is eigendom van waterproducent Hydron, die hier een zuiveringsstation heeft.

Onder het viaduct door kom je in de bebouwde kom van Groenekan. Maar ik volg de kortste route naar Fort Blauwkapel. Een vervelend stuk nu, met op- en afritten en betonnen viaducten. Daar een echt zwembad, overdekt. ’30 graden’, staat wervend op de gevel. Dáármee trek je klanten; hele gezinnen begeven zich van de parkeerplaats naar de ingang.

Aan de achterkant van het zwembad loopt de spoorbaan Hilversum – Utrecht. Het is hier een ideale spotplek. Overal waar je kijkt, hoor je treinen. De lijn uit het Gooi takt hier aan op die uit Amersfoort. Die heeft tegenwoordig een hoge baan voor IC’s en een lage voor boemels. Ga je vanuit Hilversum rechtdoor, dan beland je op de spoorbaan langs het spoorwegmuseum. Ik heb dat traject één maal mogen afleggen, tijdens een omleiding, ergens in de jaren 90. Langs de baan stonden de treinspotters schouder aan schouder, die memorabele dag. ‘Blauwkapel’ was toen een vloek in de kantoortorens van de NS; daar liep het treinverkeer altijd vast. Tegenwoordig gaat alles hier ongelijkvloers.

De kortste weg naar Blauwkapel is afgesloten met een dik hek. Ik moet omlopen, een echt vervelende weg nu, zonder fiets- en wandelpaden en met haastig langsstuivende auto’s. Hij biedt wel een blik op al die treinen, natuurlijk, en weer zo’n mooi stuk fortengroen. Vroeger waren er ‘ravelijnen’, eilandjes in de fortgracht, maar die zijn verwijderd. Ik zag laatst een hele website waarop fort-termen verklaard werden; ik ben hem kwijt, maar als ik hem terugvind, link ik hem.

Voor het eerst vandaag regent het nu echt; het plenst neer op mijn onschuldige hoofd. Even denk ik erover, de tocht hier af te breken. Maar bus 138 is net dóór, en in Blauwkapel, een dorp in een fort, zal toch wel een horecagelegenheid te vinden zijn? Ik trek het meegebrachte regenjackje aan en loop verder.


 J. Fort Blauwkapel

Een dorp in een fort, zoals gezegd. Het dorp is het oudste van de twee en dateert uit de 12e jaarhonderd. Het schattige stenen kerkje stamt uit de 15e en had vroeger een blauwgeschilderd plafond, aan welk feit kerk, dorp en fort hun naam ontlenen. Het dorp heette overigens ooit Voordorp. Het leger had niet het geld of het geduld, de huizen te onteigenen. Het fort, thans eigendom van de gemeente Utrecht, is er doodleuk om het dorp heen gebouwd. Het is weer zo’n vroeg-19e-eeuws geval; generatiegenoot van Fort aan de Klop en Fort Gagel. Later kreeg het tot hoofdtaak, die spaghetti van sporen te bewaken.

Ik ga schuilen in een nis van het kerkje, een oecumenische onderwegkerk. In de zomer kun je er ’s zondagsmorgens vroeg kerken, alvorens een plons te nemen in 30 graden of bij Lies, of iets anders aangenaams te gaan doen. Niemand vraagt je er naar je exacte geloofsovertuiging; rekkelijk of precies, geus, paap; iedereen is welkom. Buiten het seizoen kun je er alleen terecht in de adventstijd en op kerstavond.

Als de regen iets minder wordt, ga ik het dorp verkennen. Zelfs dit kleine plaatsje, met hooguit 250 inwoners, heeft nog een oude dorpskern en een nieuwbouwwijk. In de eerste zie je natuurlijk dat kerkje en ook een oude school. Er komt nog veel meer nieuws, maar de gemeente is er op haar site niet echt erg duidelijk over. Er wordt gesproken over allerlei projecten, die in 2006 voltooid zullen worden; ik weet niet of dat allemaal wel goed komt, of goedgekomen is.

Dit dorp moet in tijden van oorlogsdreiging het veiligste van Nederland geweest zijn. Of juist niet. Wat zouden hun plannen geweest zijn? Bij het naderen van de vijand het hele dorp onderbrengen in het reduit, of juist evacueren?

Dat reduit, toegankelijk via een gammele brug die geen auto’s meer wil dragen, behoort nu aan een scoutinggroep. Dat moet toch wel het toppunt zijn van padvinderig avontuur; spelen in een bomvrije kazerne!

Er zijn hier verder nog veel meer forterige dingen te zien maar het is wegens ingevallen duisternis niet meer te fotograferen en ik ben bovendien wat fortenmoe. Oh ja, de horeca? Ontbrekend, in Blauwkapel; ‘kerk en kroeg’ maken ze niet eens waar, maar misschien voorzien de gemeentelijke plannen daarin.


 K. Wandeling Fort Blauwkapel – Fort Voordorp (2 kilometer; onvoltooid)

Even buiten Blauwkapel deze constructie, die er wat roestig en vervallen uitziet. Is dat nou zo’n inundatieding? En loopt echt heel de streek onder water, als je er aan gaat zitten draaien? Laat ik er maar liever afblijven met mijn tengels!

‘SPICA MEUK URINE ’, staat op een betonnen viaduct, naast: ‘IAK, EVIL, PFFS’. Ik vervolg mijn weg door een complex van spoorwegovergangen en spoorviaducten, en bereik de Utrechtse nieuwbouwwijk Voordorp. Hier neem ik lijn 8, die als een nuffig juffertje 25 minuten op zich laat wachten, hoewel het bordje toch kwartierdienst vermeldt, ook in de zomervakantie.

Ik zit die tijd uit in een abri die uitzicht geeft op een door onkruid overwoekerd plantsoen; gemeentelijk florabeleid of gewoon achterstallig onderhoud? De regen klatert in de vijver. Einde van een aflevering die in diverse opzichten (zwembaden, inundatie, kranen, regen, kwaliteit van het geschrevene) nogal waterig was.

Over een paar weken hoop ik etappe twee af te leggen, deze maal in het gezelschap van Wim Scherpenisse.

Frans Mensonides
10 augustus 2007
Er geweest: donderdag 26 juli 2007

De wandeling is voortgezet op donderdag 16 augustus. Blader verder voor het vervolg, of blader terug naar de voorafgaande episode. De twijfelpijlen wijzen je de weg; zie maar!

 

 

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2007


<< naar thuispagina Frans Mensonides