Snelbus langs Noord-Hollands kanaal, ter hoogte van Ilpendam
(inderdaad: het weer werkte weer niet mee)
't Betert wel; 't en heeft nog nooit gefaald van zomeren!
Stijn Streuvels, De Vlaschaard
Zestien miljoen mensen
op dat hé-le kléi-ne stúk-je áár-de
Die moé-ten niet het keurslijf in
Die laat-je in hun waarde
Song van Fluitsma en van Tijn, met kleine tekstcorrectie
Mijn moeder bezocht de lagere school in de jaren dertig van de vorige eeuw, toen daar nog degelijk onderwijs werd gegeven. Bij Aardrijkskunde moest zij foutloos drie vaarroutes van Amsterdam naar Rotterdam kunnen opdreunen, die begaanbaar waren voor binnenvaartuigen; onmisbare kennis, wanneer je tenminste ambities koesterde om binnenschipper te worden. Ook ik heb nog Aardrijkskunde genoten. Voor mij is het betrekkelijk eenvoudig, drie aannemelijke streekvervoerroutes op te sommen van Amsterdam naar Den Helder. Nog wel: na juni 2001 zal het een stuk moeilijker worden, als de bezuinigingsplannen van de Provincie Noord-Holland doorgaan.
Dit is deel 3 in een reeks. In april 1997 reisden wij van Amsterdam naar Den Helder via Hoorn, Ursem en Schagen; onlangs, in januari van dit jaar deden wij dat met onder andere Middenbeemster en Petten als etappeplaatsen; voor de derde reis kozen wij de poolroute: via Den Oever.
De dag was 9 maart 2001, een gure, winderige vrijdag, met buien van een bijzonder fijn
soort motregen, waar je uiteindelijk toch nat van wordt. Mijn notitieboekje telt 13
dichtbeschreven pagina's vol aantekeningen, die ik hieronder hoop om te zetten in
pakweg 8 A4-tjes tekst. We steken meteen van wal, en doen dat met een van de
Amsterdamse IJveren, pardon: IJ-veren.
Je hebt het Buiksloterwegveer en het Adelaarswegveer, die ik altijd doorelkaar haal. Ze zetten hun passagiers af aan weerszijden van het Noord-Hollands Kanaal, dat sedert 1817 hetzelfde doet als wat ik vandaag van plan ben: van Amsterdam naar Den Helder reizen. Ik wil het eerstgenoemde veer nemen, dat naar de Shell-towers vaart. De boot uit Noord meert aan; ik zie een plukje voetgangers en fietsers van boord gaan. Nog minder mensen stappen in: het is kwart over negen en de spits is voorbij; het dode stuk van de morgen.
Op een display wordt aangegeven dat de pont over twee minuten vertrekt; ik heb nog net even tijd om een foto te maken. De seconden tikken weg, en ik stap aan boord. Er snerpt een pieptoon; de loopplank klapt omhoog en de schuifdeuren sluiten. Het is niet verstandig, nu nog aan boord proberen te springen of te rijden.
Het Buiksloterwegveer vaart van 06.30 tot 21.00 uur in zesminutendienst, met twee boten die elkaar telkens halverwege de stroom tegenkomen. Tussen 21.00 en 06.30 is er één pont in de vaart; hij vertrekt om de 12 minuten. De overtocht duurt een minuut of twee, drie, als er tenminste geen kruisend verkeer is op het drukke IJ, want dan moet de pont soms vreemde capriolen uithalen.
De overtocht is gratis, zodat je geen gezeur hebt met zwartrijders. Meer dan 10.000 mensen maken dagelijks van het Buiksloterwegveer gebruik. Zij kunnen kiezen tussen een verblijf in de open lucht en in een grote overdekte ruimte. 's Zomers zie je wel mensen die de hele middag op en neer varen, maar daarover heb ik al eens een REFLEXXIONZZ! geschreven.
We bereiken de Buiksloterweg. De fietsers en voetgangers moeten uitstappen aan stuurboord;
de passagiers voor de terugweg komen tegelijkertijd aan bakboord binnen. Het loopt
gesmeerd, allemaal. De IJ-veren werken met een on-Amsterdamse efficiëntie en punctualiteit;
ze vormen het enige onderdeel van het GVB dat een gestroomlijnde indruk maakt.
Mijn eerste rit voert naar Ilpendam. Ik ben de enige passagier, maar daarin komt snel verandering. Bus 105 onderhoudt elk halfuur de verbinding tussen Amsterdam en Purmerend, en is een stopbus, naast de vijf sneldiensten die er rijden. In de spits heeft hij gezelschap van 109, die in Purmerend een andere route volgt. In tegenstelling tot de sneldiensten stoppen 105 en 109 bij het grote winkelcentrum op het Buikslotermeerplein in Amsterdam-Noord, waar heel Waterland zijn boodschappen komt halen. Voor het zover is, volgt de bus een slingerroute door de noordelijke wijken van Amsterdam, en is hij feitelijk een stadslijn, in aanvulling op het zeer dichte busnet van het GVB.
Dit stuk stad boven het IJ contrasteert sterk met de rest van Amsterdam. Het bestaat uit tuindorpen uit de jaren twintig / dertig, toen veel Amsterdammers de drukke, vuile en ongezonde binnenstad wilden verlaten om "buiten" te gaan wonen. Hier en daar wordt de oude bouw afgewisseld met moderne flatblokken. We passeren de Brederoschool, een stokoud, somber schoolgebouw met echter een hypermoderne kantine als aanbouw: een botsend beeld van twee tijdperken.
Bij het Buikslotermeerplein halteert de bus op een groot betonnen viadukt boven het
winkelcentrum. Er is een lange rij haltes; hier stoppen minstens vijftien stads- en streeklijnen.
Voorbij het winkelcentrum volgen we de route naar Purmerend die al in deel 2 beschreven is,
met de tidal-flow busbaan langs het Noord-Hollands Kanaal. Zoals vorige keer al gezegd,
heeft die busbaan alleen halten aan de kanaalzijde, richting Amsterdam. Bussen richting
Purmerend moeten de baan tijdelijk verlaten om te kunnen halteren. De weg langs het kanaal is
betrekkelijk smal en men heeft moeten woekeren met de ruimte om de busbaan te kunnen
inpassen.
De tidal flowbaan langs het kanaal
Ilpendam is een oud dorpje met hier en daar doorkijkjes op nieuwbouw. De dorpskern zou bij betere weersomstandigheden gezellig kunnen zijn. Ik loop er een rondje rond de ... Hè nee, niet weer die oudbakken grap! Foei! Stout! Wack! Klets met lineaal op de vingers. We hebben vandaag een busdag, en houden ons nu niet bezig met dat zielige gedoe op de spoorwegen. (Onze ankette trouwens al ingevuld??).
Op een pleintje staat een antieke wegwijzer al heel erg lang de weg te wijzen naar naburige
dorpen in het Waterland. Waarom ook niet? De afstanden tussen de plaatsen blijven in de loop
van de jaren globaal gelijk; er komen zelden dorpen bij, en er worden zelden dorpen
opgeheven. De oude, houten mijlpaal vormt een knooppunt in een netwerk van wandelroutes,
dat beschreven staat op een informatiebord. Het gaat om wandelingen van het soort waar
verstokte stadsbewoners zenuwachtig van worden: dwars door weilanden, over modderige
paden, te midden van runderen met enge ziektes, met overstapjes over prikkeldraad en langs
boeren die je niet verstaat, en nog onberekenbaarder zijn dan hun vee en herdershond. En als
het nou eens gaat onweren?
Lijn 105 stopt bij het tramstation, thans busstation. Purmerend is zeer, zeer ruim voorzien van
busvervoer. Naast snel- en stopstreeklijnen rijdt er ook nog een heuse stadsdiesnt.
Overwhere is zo'n typische jaren zestig-zeventigwijk. Ik wandel terug langs een rijtje doorzonwoningen, tegenover steile torenflats. In een vensterbank zit een luie kat aangevleid tegen een stenen beeld van een half-liggende Oosterse prinses.
We zijn sinds kort met zijn zestien miljoenen in dit land. Meer dan de helft van die
mensenmassa woont in Suburbia. Ik zelf bewoon ook zo'n soort wijk, maar na 38 jaar zié je
het saaie en treurige niet meer; het is als bloemetjesbehang dat al te lang op de muur zit: plat,
lelijk, maar onopgemerkt.
Op de Martin Luther Kingweg is het eindpunt van de snellijnen 104 en en van sommige ritten
op lijn 100: de bussen die niet doorrijden naar De Rijp. Ik ga op zoek naar de halte van lijn
127, en vind die in een zijstraat: de Salvador Allendelaan.
Nu resten me nog 14 minuten voordat de bus komt, tijd die ik uitzit in een bijzondere abri, met
plaatijzer in plaats van ramen. Twaalf minuten verstrijken zonder dat er iets
vermeldenswaardigs gebeurt. Dan stopt er een grote bestelwagen op de inham die voor de bus
bestemd is. De bestuurder spreidt een plattegrond uit over zijn stuur. Hij komt er niet uit. Ik
zie het Connexxiongroen naderen, dat onlangs officieel is goedgekeurd door de lezers van
DDR. Vrezend dat de buschauffeur me niet opmerkt achter die dikke bestelwagen, loop ik
wat naar voren om de aandacht te trekken, maar op dat moment spuit de bestelauto ineens
weg. Met een snoeksprong weet ik nog net de veilige stoep weer te bereiken. De bus moet volop in
de remmen om de wegstuivende bestelauto te ontwijken. Uiteindelijk kan ik toch nog
instappen. Met de chauffeuse wissel ik wat tut-tuttende beschouwingen uit over de idioten die
je soms aantreft op de weg. De bedoelde idioot is nog niet klaar met zijn eigenaardige
manoeuvres, want enkele hectometers verderop besluit hij, dat hij toch liever zuidwaarts dan
noordwaarts rijdt, en wendt hij plotseling de steven, waarmee hij opnieuw enkele
medeweggebruikers in gevaar brengt.
Martin Luther Kinglaan; Purmerend
Dit is echt streekvervoer: er wordt druk gepraat, door mensen die mekaar allemaal schijnen te
kennen, en in deze nog niet halfvolle bus is het een gekwetter van je welste. De chauffeuse
doet er druk aan mee, en is in gesprek met een bejaarde heer die op de voorste bank zit. Lijn
127 gaat nooit verloren. Hij staat met groen ingetekend op de Provinciale bezuinigingskaart,
beduidende dat hij ook na juni 2001 nog zeven dagen per week van 's-ochtends vroeg tot 's-avonds laat zal rijden. De echte pijn begint boven Alkmaar pas.
Ik neem alzo de 130; hij gaat om 12.04. Altijd weer een chaos, daar in Alkmaar: elk halfuur vertrekken 15 bussen tegelijk van 5 busperrons. De chauffeur is een jaar of 64, een magere, gerimpelde man met een opvallend klein en zwaarbebrild hoofdje, dat is wegestopt in een dikke, wollen shawl. Hij mag straks ook wel uitkijken voor de maaier, zo ter hoogte van Wieringerwerf.
We verlaten Alkmaar via dezelfde weg als ik er gekomen ben. Ik herken een terreintje met hypermoderne hybride gebouwen: half woonhuis, half bedrijfsruimte. Je ziet het vaker. Bedrijf aan huis; nooit meer in de file. En nooit meer loskomen van je werk.
Bij Intratuin gaan wij de grote weg op, die langs Heerhugowaard loopt en waar ook de Interliners Alkmaar - Friesland rijden. Lijn 130 maakt deel uit van het "onderligende net". Die wat denigrerende term stamt uit 1994, het geboortejaar van de Interliner. VSN wilde een netwerk opbouwen met 60 van die supersnellijnen (het zijn er uiteindelijk een stuk of 15 geworden), maar het ministerie ging daarmee alleen akkoord als er een zgn. onderliggend net in stand zou blijven met normale bussen. Die moesten stoppen in de dorpen die door de Interliner voorbij werden gereden. De Interliner is niet geworden wat men ervan verwacht had. Neemt niet weg, dat ook het onderliggende net nu op de tocht staat. Zo zal de 130 omgezet worden in een scholierenlijn, terwijl er in mijn bus slechts één scholier zit (op het oog geschat), naast vijf andere passagiers.
De bus rijdt in motregen langs weinig beduidende dorpen. Ik krijg tweede gedachten (second thoughts) over Hotel Smit. Met mijn gebruikelijke horeca-geluk zal er wel iets mee aan de hand zijn. Het is mogelijk zo'n eetgelegenheid met een onafzienbare rij Michelinsterren en een lunchkaart vanaf f 59,95, waar ik door de gerant met zachte drang uit de eetzaal verwijderd wordt op grond van mijn afgetrapte wandelschoenen. Wilt u maar meegaan meneer, en maakt U sil vous plait geen scène; U stoort onze gasten! Nee, meneer, wat u op uw website over ons schrijft, zal me aan mijn achterwerk oxideren; u gaat nu gewoon mee naar buiten! Of het hotel is failliet en ik ben nog net op tijd om grote loden sloopkogels te zien neerbeuken op het laatste restant van een binnnenmuur. Of - waarschijnlijker - : het zit gewoon dicht, en is tevens de enige eetgelegenheid in het polderdorp.
De bus heeft Nieuwe Niedorp achter zich gelaten en stopt bij een wegrestaurant met de enigszins enigmatische aanduiding "Eetcounter met webdesk". Kun je hier internetten tijdens de maaltijd?? Het moet toch ook niet zotter worden! Verder ziet het er niet ongezellig uit. Zal ik uitstappen? Nee, als ik eenmaal gekozen heb voor hotel Smit, dan blijf ik eigenwijs zitten totdat ik het bereikt heb, tegen beter weten in.
De Wieringermeer, 200 vierkante kilometer groot, is de oudste Zuiderzeepolder, bedoeld als
proefproject voor wat nog volgen zou. Hij viel droog in 1930, viel weer nat in 1945 toen onze sympathieke oosterburen de dijk bombardeerden, is nu één van
de ruim 500 Nederlandse gemeenten, heeft een inwonertal van ruim 10.000, en telt drie dorpen
van enige betekenis: Middenmeer, Wieringerwerf en Slootdorp.
Ik stap uit, beland in de blubber van de wegwerkzaamheden, en loop een kleine tien minuten spiedend rond. Over het resultaat van mijn speurtocht kan ik kort zijn: Hotel Smit is non-existent. Die haltenaam is slechts een wrange grap. Wel zie ik bij de bushalte een uitgestrekt partycentrum, maar dat zit pot- en potdicht. Er is op het moment geen party aan de gang. Echte fuifnummers zullen hier ook wel niet wonen, in het tochtigste en guurste dorp van Holland.
Ik loop door de verlaten winkelstraat. "Fietsenhal J. Niks". "Ed's vishandel". "Snackbar de Snackplek". In het uiterste geval, als ik niets beters vind. Een postkantoor, geopend van 9.00 tot 12.00 en van 15.00 tot 17.00. Daarnaast: "As. zaterdag demonstratie van Husqvarna naaimachines". Helaas, helaas, mijn agenda laat het niet toe. Dan een cadeauwinkel. "Verhuur van witte duiven voor bruiloften", "als romantische vervulling van de huwelijksvoltrekking". Je krijgt de duiven mee in een versierde mand, waaruit je ze na het jawoord kunt loslaten, maar er zal wel een addertje onder het gras zitten: een enorme borgtocht voor het geval dat die duiven meteen wegvliegen, en niet meer terugwillen in hun mand. Daar trap ik niet in (in het volstrekt hypothetische geval dat ik een huwelijk zou overwegen).
De Breestraat is een al even tochtige allée, met woonhuizen, en een zendmast op de achtergrond. Ik sla af in de richting van een naargeestig kerkje, ontworpen door een radeloze Prozac-slikker, maar ook in die hoek van het dorp is geen restaurant. Zal ik er gewoon naar vragen, bij een eventuele voorbijganger? Ik kon hier net zo goed de weg vragen naar een tropisch zandstrand met weelderige palmboombegroeiing, of - in imitatie van Drs. P - uitroepen: troika hier, troika daar, is hier ook een abattoir? Ach, ach, wat een treurigheid allemaal, en ik heb het aan niemand te wijten dan mezelf. Hotel Smit, het mocht wat.
Dan toch maar doorreizen naar Wieringerwerf. De bus moet om 13.11 vertrekken, maar hij komt niet. "Rijdt niet tijdens vakantieperioden", staat vermeld in de kleine lettertjes op de halte. Een vaag, naar gevoel maakt zich meester van mijn ingewanden. Het zal hier toch geen... Ik heb vandaag opvallend weinig scholieren gezien in de bus, en opvallend veel op straat. Ik diep mijn dienstregeling op uit mijn nep-laptoptas, mijn neptoptas, kortweg, en constateer dat in deze landstreek inderdaad voorjaarsvakantie heerst, al is het jaargetijde van die naam nog ver weg.
In Snackbar de Snackplek ledig ik een bord patat-mét, en spoel het vet weg met koffie. Twee
groepen mannen bevinden zich in de zaak: schaftende medewerkers van het aannemingsbedrijf
dat het dorp op de schop heeft genomen, en het hechte groepje van beroepswerkelozen die
middag-na-middag hun tijd zitten te vermorsen in dit ongezellige niemandsland tussen kroeg
en restaurant. Eén van hen heeft een roodaangelopen plofkop die door een vies blond snorretje
gecompleteerd wordt. Plakkerig, langgeleden gewassen vlashaar krinkelt over zijn schouders.
Hij draagt een bezwete rode halsdoek, zoals je die wel aantreft rond de nek van een
vervaarlijke bulldog. De man ziet er precies zo uit als hij eruit moet zien. Schrijver zijn is best
makkelijk, mits je je beperkt tot de typetjes waaruit deze mensheid bestaat, en geen
ingewikkelde round charackters ten tonele voert, die alleen maar voorkomen in
psychologische romans.
Ergens tussen Wieringerwerf en Den Oever moeten wij de grens gepasseerd zijn van de
Wieringermeer met het voormalige eiland Wieringen. Voordat Ir. Lely zich er mee bemoeide,
was dit een puist van twaalf bij vier kilometer in het IJsselmeer, en vlak bij de Waddenzee.
Ergens was het als het ware in zekere zin zeg maar een Waddeneiland. De bewoners hielden
zich in leven met de visserij; het zal weinig lezers verbazen. Nog steeds zie je in elk dorp een
filiaal van Ed's vishandel.
Het busplein heeft enige veranderingen ondergaan sedert mijn laatste bezoek. Er staat nu,
enigszins verloren op die vlakte, een klein gebouwtje in de Connexxion-kleuren. Er is een
verwarmde wachtruimte, een toilet en een loket waar van alles te koop is, van strippenkaarten
tot koek en zopie. Buiten staat een gele bus gereed. Ik wil hem fotograferen, met wiekende
windenergiemolens op de achtergrond, maar de batterij van mijn camera staat op "leeg". Dat
komt door de kou; op een warme zomerdag haal je veel meer foto's uit één batterij. Ik blaas
op het toestel, maar het helpt niet.
Bus 158, ook een lijn die gedegradeerd wordt tot scholierenlijn, doorkruist het hele gewezen eiland Wieringen. Er komt een heel flauw zonnetje door, dat meteen ook weer verdwijnt. 's Zomers zit het hier vol vakantiegangers. In de winter moet het eiland het doen met een kleine 10.000 inwoners.
Hippolytushoef
Na tien minuten bereiken we de hoofdplaats: Hippolytushoef. Mijn camera blijkt het, na die hartverwarmende rit met lijn 158, ineens weer te doen. Hippolytushoef, alleen voor de naam zou je al heen willen. Het is een wat leefbaarder dorp dan Middenmeer; en heeft tenminste een echte kern, met een paar oude kerken en woonhuizen. Een aardig groot en uitgestrekt dorp ook nog; zo het lijkt. Maar dat komt vooral doordat ik in kringetjes rondloop. Als ik de Doopsgezinde Vermaning voor de derde keer gepasseerd ben, begint het me op te vallen.
Snel schiet ik de openbare bibliotheek binnen, voordat de mensen hier rare dingen van me gaan denken. Je bent maar zo een vermeende crimineel, op een vermeend eiland. Ik zet me aan een leestafeltje temidden van een zeer bescheiden boekencollectie, en haal uit mijn tas de uitdraai te voorschijn van de komende aflevering van REFLEXXIONZZ!, die morgenochtend op het Internet moet, een verbeten stukje over gemeentepolitiek. Ik verbeter de laatste fouten.
Als dat allemaal gebeurd is, wordt het tijd voor mijn bus naar Den Helder. Deze volgt na vertrek van het dorpspleintje een route langs dijken, weilanden en watervlakten, door een leeg landschap. Er is in dit land wel plaats voor nog minstens een miljoen mensen erbij.
Het monotone roe..roe..roe..roe van de busmotor wiegt me bijna in slaap. Ik heb er nu wel zo'n beetje genoeg van, na een hele dag bussen. We naderen het station Anna-Paulowna, waar we een mooie aansluiting hebben op de IC naar Nijmegen. Alle passagiers stappen uit, om plaats te maken voor een nieuwe ploeg. Even overweeg ik, hier de trein te nemen, maar dan klopt de titel van dit artikel niet meer. Ik blijf dus zitten. De bus moet om 16.27 in Den Helder aankomen; exact op het vertrektijdstip van de volgende trein. Ik hoop, dat de bus een paar minuten te vroeg is.
Maar eerst doorkruisen we het uitgestrekte bollengebied ten zuiden van Den Helder, dat de echte Bollenstreek, die bij Lisse, naar de kroon steekt. Volgens mij staan er hier veel meer dan rond de Keukenhof. We hebben een vrij koude winter gehad; er steekt nog geen sneeuwklokje zijn kopje boven de grond. Breezand, het hart van het Noord-Hollands bollengebied, heeft wel een spoorovergang, maar geen station.
Bij Vliegveld de Kooi is de startbaan met kleurige lichtjes afgepast op de geestgrond. Ik verwacht bij deze halte dat de bus bestormd wordt door weekendgangers met zware plunjezakken, maar er stappen slechts twee mensen in die aan dat signalement voldoen. Op een drukke T-kruising staat de bus vervolgens zeker drie minuten te wachten voordat hij kan afslaan. Dat kost me mijn trein! Terwijl we wachten vliegt een blauwe marine-helicopter laag over ons heen.
16.28. Juist als bus 158 aankomt op het Helderse stationsplein, zet de trein zich in beweging. Ik ben veroordeeld tot een halfuur rondlopen door Den Helder, waar vanuit zee klamme mistflarden komen binnenwaaien.
Dit is het einde van dit van dit verhaal, en tevens van de reeks "Amsterdam - Den Helder per bus". Een uitgebreide terugblik geven we niet; het artikel is lang genoeg. We eindigen met de statistieken. Ik heb vandaag 128 kilometer afgelegd in 3 uur en 20 minuten zuivere bustijd, en daarbij 28 zones doorkruist, met in totaal 7 bussen. Allemaal geluksgetallen: mogen ze het Noord-Hollands OV fortuin brengen!
Frans Mensonides pinxit
Idus Martis, MMI