Mijn langste reis
Ik heb een verre reis geboekt
Bij een safe, erkend bureau.
Het land waar mijn bestemming ligt,
Kent niemand nog van naam.
Je vind het niet hoe of je 't zoekt
Op atlas, bol of kaart.
Een vakantie, een rijk ideaal,
Er wonen nergens mensen.
Geen ruzies, roddel of kabaal,
Geen onvervulde wensen.
Ik ben aan 't sparen voor die reis.
Ik moet contant betalen.
De gids gaat in het zwart gekleed
En komt me persoonlijk halen.
Detlov P. van Paassen, uit de nooit gepubliceerde bundel 'De pendule in het drijfzand', geperformd op de langspeelplaat 'Mooie meneren' van het Simplistisch Verbond (1982)
De "spoorwegstaking", en de achtergronden daarvan, hoef ik natuurlijk niet meer in te leiden bij de trouwe lezer; de meest recente aflevering van REFLEXXIONZZ! is eraan aan gewijd, een stukje dat ik overigens schreef (schrijf; zal schrijven) op deze donderdagmorgen, na mijn ontijdig ontwaken.
Ik verkeer in de luxe, dat ik op donderdag en vrijdag niet hoef te werken. De drie dagen dat ik wel werk, heb ik bovendien Goddank helemaal niets meer met treinen te maken; mijn standplaats bevindt zich sinds kort in de omgeving van het Catshuis (nog net niet erín) en ik ga met spitssnelbus 65 (Leiderdorp - Leiden - Voorschoten - Wassenaar - Den Haag Zuid West) naar kantoor. Waarbij ik moet aantekenen, dat ik afgelopen maandag toch wat hinder heb ondervonden van de VVMC-staking, die nota bene niet eens doorging: een half uur met de bus in de file, omdat vele habituele treinreizigers uit voorzorg de auto hadden genomen.
Qua woon-werkverkeer hebben ze mij er dus niet mee, de FNV, initiatiefnemers tot de werkonderbrekingen op 5 en 6 april. Wel ligt er het feit dat ik vanavond naar Utrecht moet voor een college over moderne literatuur. Nu kun je soms best een college missen uit deze reeks van 24, maar uitgerekend vanavond staat de expressionistische, impressionistische, surrealistische, autonome, ziembolieztische, tachtiger, vijftiger, honderdendertiger dichter Detlov P. van Paassen op het program. Deze poëet zou je eufemistisch "hermetisch" kunnen noemen, en meer ter zake "onbegrijpelijk". Het liefst noem ik hem "opaak", dat is een prachtig opaak woord, waarvan vrijwel niemand de betekenis kent.
Wel vier keer heb ik zijn verzamelbundel "De pendule in het drijfzand" gelezen, wat zeg ik: bestudeerd, doorwrocht en doorlééfd, maar ik snap er nog steeds geen tering van. Neem alleen het hierboven aangehaald gedicht. Het is nog al klip en klaar, zou een grofstoffelijk, illiterair figuur kunnen opmerken, die is opgegroeid met boekies van Donald Duck: het gaat over een vent die op reis gaat (net als ik, vandaag). Maar er zit nog een tweede laag onder, heb ik menen te kunnen ontdekken: die man is op zoek naar het Grote Geluk (zijn we dat niet allen?). En dat lijkt hij te willen vinden in de door mij gepostuleerde derde laag: De Dood. De man (wie zegt dat het geen vrouw is??) gaat dood (doen we dat allemaal niet op den duur?), OK. Maar ik vermoed dat ook daaronder nog minstens vier, vijf nog diepzinniger lagen verborgen zitten; een complete parkeergarage vol etages. Dat heb je zo met het ziemboliezm: je moet een gedicht afpellen als een ui. Ik spreek "symbolisme" trouwens altijd op z'n Frans uit, dat helpt al, net als "zuurrealiezm" in plaats van "surrealisme".
Kortom: ik wil vanavond een hopelijk verhelderend college niet missen. Bovendien moet ik ook nog naar de universiteitsbibliotheek, om te kopiëren, waarover straks meer. Omdat ik de bui zag hangen, heb ik afgelopen weekend al uitgezocht of je vanuit Leiden ook per bus in Utrecht kunt komen.
Iemand die niet diep genoeg doordenkt over de dingen, zou proberen, de route van de trein
zoveel mogelijk te volgen, en een busreis uit te stippelen via Alphen, Bodegraven en Woerden.
Maar dan maak je een denkfout. Omdat er normaliter een trein langs de Oude Rijn rijdt, is het
busverkeer op dat traject beneden de maat: twee à drie keer overstappen op bussen die
misschien slechts eens per uur rijden.
Wie per bus naar Utrecht wil, zal om moeten rijden om tijd te winnen. Je kunt via Gouda; dan ben je er in krap 2,5 uur, en hoef je maar een keer over te stappen. Ook kun je de 145 nemen richting Amsterdam en ergens in Hoofddorp overstappen op lange lijn 140 naar Utrecht. Om maar te zwijgen over de route via Rotterdam CS, Rotterdam Beurs, Rotterdam Churchillplein en Rotterdam Capelsebrug. Het laatste stuk tussen Capelsebrug en Utrecht gaat per sneldienst, maar voordat je daar bent, zit je met twee extra overstappen, daar de afstand tussen Rotterdam CS en Capelsebrug per metro overbrugd dient te worden.
Dan hebben nog het probleem van de drukte en het plaatsgebrek. Tijdens een spoorstaking zullen sommige buslijnen drukker zijn dan normaal, en anderen juist stiller. Het laatste geldt voor lijnen dwars op het spoor, zoals ik het maar even noem. Bijvoorbeeld: lijn 31 / 41 van Katwijk naar Leiden Zuid West. Die kruisen het NS-spoornet maar één keer, bij Leiden Centraal, en dat is exact de halte waar iedereen uitstapt, en iedereen instapt. Deze lijn zal vandaag veel minder reizigers vervoeren dan normaal.
Daarentegen zullen de spoor-parallelle lijnen extra druk zijn, met mensen die door de spoorstaking getroffen zijn, en het trage tempo van de bus voor lief nemen. Dit zal ongetwijfeld gelden voor lijnen als 45 (Leiden - Den Haag via Leidschendam) en 43 Leiden - Den Haag via Wassenaar). Maar ook weer niet onbeperkt: bijvoorbeeld weinig forenzen tussen Utrecht en Arnhem (35 minuten per trein) zullen lijn 50 kiezen als alternatief (ruim 2 uur, of misschien wel bijna 3 uur, want er zijn natuurlijk ook extra auto's en files te betreuren, op een treinloze dag).
Leiden - Gouda - Utrecht lijkt op grond van al die overwegingen een geschikte route: het is een net te lange rit om aantrekkelijk te zijn voor mensen met haast, maar voor mij is het goed genoeg.
Dan de terugweg. De Gouweroute hoef ik niet te proberen; de laatste bus uit Gouda naar
Leiden vertrekt kort na 22.00 uur. Ook lijn 145 kan ik wel vergeten; die rijdt 's avonds niet
tussen Hoofddorp en Leiden.
Het slot van het college, om 21.45 uur, haal ik vermoedelijk niet, wil ik de nacht niet bij het Leger des Heils doorbrengen. Juist op dat tijdstip vertrekt de voorlaatste bus waarmee ik misschien nog thuiskom, de 195 naar Rotterdam. Die is om 22.52 bij Capelse Brug. 25 minuten later vertrekt van Rotterdam CS de laatste bus naar Leiden. Haal ik dat in die tijd, met de metro, met nog een keer overstappen ook? Ik durf het wel te gokken, want mis ik hem, dan kan ik met de volgende bus, een uur later, nog in Zoetermeer komen, daarvandaan een taxi nemen, en de kosten daarvan bij NS declareren.
De allerlaatste verbinding vanuit Utrecht is lijn 140; die vertrekt 22.14 naar Haarlem, waar ik op de Tempeliersstraat kan overstappen op de laatste bus van 0.00 uur naar Leiden, waarna ik aldaar strand op het stationsplein, met een wandeling van 35 minuten voor de boeg, en het vooruitzicht, rond 1.40 uur thuis te komen. Liever speel ik op safe, en verlaat ik het college wat eerder (sorry, Detlov P. van Paassen) om de voorlaatste bus 140 van 21.14 te nemen, en op busstation Uithoorn over te stappen op de 147 van 22.01 naar Alphen, waar ik een ruime aansluiting heb op de aller, allerlaatste bus naar Leiden, waarmee ik dan tegen het spookuur door Ter Aar stuif; dat wil ik me niet laten ontgaan.
Op woensdag wil ik het allemaal nog eens narekenen aan de hand van de OVR-planner, maar die is zo goed als onbereikbaar. Voor de lunchpauze stel ik mijn vraag (waarbij ik natuurlijk "trein" als reismogelijkheid uitschakel), maar bij terugkeer uit de kantine zie ik slechts een tilt-melding. Het was te verwachten: op normale dagen heeft OVR al moeite genoeg met de capaciteit.
Ook het ANP-nieuws heb ik woensdag nauwgezet gevolgd. Een ware thriller: slaagt de
ultieme smeekbede van Netelenbos? Maar in de loop van de dag verflauwde de hoop; de
staking leek onafwendbaar.
Tegen het middaguur neem ik bus 41 naar het station. Geheel overeenkomstig mijn theorie is deze bus zo goed als leeg; een grote uitzondering. Ook op het busstation bij Leiden Centraal is het niet overdreven druk.
Als ik de stationshal binnenloop, hoor ik omroepen dat een deel van het treinpersoneel staakt. De treinen die nog rijden, zullen via de omroep worden aangekondigd. Even later meldt de microfoon dat de stoptrein van 9.08 uur naar Den Haag CS gereed staat. "Oh nee, 12.08 uur natuurlijk", verbetert de omroepster zichzelf. Ook rijdt er een stoptrein naar Haarlem, en zelfs een sneltrein naar Dordrecht. NS probeert met werkwilligen zoveel mogelijk trajecten te bedienen. Als het treinverkeer op een lijn helemaal tot stilstand komt, krijgt het spoorwegbedrijf een boete van maar liefst 5.000 gulden per uur per getroffen station; daarom laat men hier en daar nog wat rijden, al lijkt het me niet waarschijnlijk dat Neet werkelijk de guts heeft om die boete op te leggen. Voor deze excuus-Truustreinen is zeer weinig belangstelling: je weet tenslotte niet waar je strandt, en of je 's avonds nog terug kunt komen.
Vandaag rijden de trouwsten onder het NS-personeel voor de trouwste klanten. En hoe slecht worden de laatsten beloond! Terwijl ik op spoor 8 de sneltrein naar Dordrecht sta te fotograferen, vertrekt van spoor 1 een onaangekondigde trein naar Utrecht; ik zie hem nog net om de bocht verdwijnen. De omroep(st)ers staken vandaag niet (vallen ook niet meer onder NS-Reizigers) maar doen hun werk gewoon even beroerd als altijd. Een stiptheidsactie zou niet misplaatst zijn geweest. Al veertien jaar sta ik als ROVER-onderzoeker op kille perrons dat tuig te controleren, en al die tijd heb ik geen ziertje zien verbeteren in de informatievoorziening.
Ik loop wat rond in de stationshal, waar het aanmerkelijk rustiger is dan normaal. Er ligt nog een hele stapel overgeschoten Metro's in de groene grijpbakken. Het volgende omroepbericht begint heel surrealistisch met "HERHALING!".
Er zal hoogstwaarschijnlijk niet meer dan één trein rijden op Leiden - Utrecht; ik zou dus twee
uur moeten wachten op de terugkeer van de trein die ik net heb zien vertrekken. Dan liever de
bus. Ik loop de hal weer uit; een werkwillige NS-er drukt me een folder in de hand met uitleg
over de staking en over vergoeding voor alternatief vervoer.
De lijnen 186 en 187 bieden een gecombineerde halfuurdienst tussen Leiden en Gouda. Per trein moet je via Alphen a/d Rijn; ik heb het stuk laatst afgelegd. De bus gaat echter binnendoor, door de polders. Eerst rijdt hij nog een stukje parallel aan de spoorlijn Leiden - Utrecht. We passeren de Heineken-brouwerijen, die tussen de Rijndijk en de spoorbaan in liggen. In Hazerswoude-Rijndijk kruist de bus het spoor, op de plek waar ooit(?) de Rijn Gouwelijn zal stoppen. Nu koersen we aan op Hazerswoude Dorp, een knooppunt, waar ook lijn 165 (Alphen - Zoetermeer) halteert en de Interliner Den Haag - Alphen.
Het is niet uitzonderlijk druk in de bus. Er zitten behalve mijn persoon zo'n twintig scholieren in, waarvan de meesten elkaar kennen; het normale publiek van deze lijn op dit tijdstip, denk ik. Ik ben vermoedelijk de enige, die all the way van Leiden naar Gouda rijdt.
In Hazerswoude stappen er een paar uit. "Het zal wel meevallen", roept er één nog naar een achterblijver in de bus. Dat slaat op een recent proefwerk, dat gedurende de rit uit Leiden uitvoerig besproken is.
Bij de halte staat een uitgebreide fietsenstalling. Hazerswoude is een langgerekt dorp dat door de busroutes loodrecht doorsneden wordt; sommige passagiers moeten nog kilometers afleggen voor zij thuis zijn.
Nu snellen we naar Boskoop, langs een groot, nieuw Chinees wegrestaurant: "De gouden
wok". In Boskoop passeren we de Connexxion-garage, die bij mij nog altijd "Garage
Westnederland" heet. Hier treedt een splitsing op in de route van 186 en 187; de
eerstgenoemde gaat verder door de centra van Boskoop en Waddinxveen; de 187, waarin ik
me blijk te bevinden - ik heb er net niet op gelet - blijft voorlopig aan de westzijde van de
spoorbaan Alphen - Gouda, en neemt de wijken Boskoop-Snijdel en Waddinxveen Zuidplas
mee.
In Zuidplas, de nieuwste Waddinxveense nederzetting, tactisch gebouwd op een zo groot mogelijke afstand van het spoor, loopt de bus vol. De centrale halte heet "Cirkelflats", nabij twee flatgebouwen die inderdaad rond zijn. Verder zijn alle flatgebouwen in Zuidplas recht en blokkendoos-hoekig, al hebben enkele architecten hun creativiteit voldoende kunnen opschroeven voor het ontwerpen van een geringe doorbreking van het verwachtingspatroon, zoals een piramidevormig dakje. Een ronde flat valt hier voldoende op voor een bijnaam in de volksmond.
In Waddinxveen staat ook het NS-kantoor waar tientallen medewerkers zich buigen over de verzoeken om geldteruggave bij ernstige treinvertraging; althans: deze formulieren moeten worden opgezonden naar een lang antwoordnummer in dit veendorp. Ik heb er gisteren één ingezonden, naar aanleiding van een wisselstoring afgelopen dinsdag op Den Haag CS, waardoor ik ook die dag al een gedeelte van mijn college moest missen. Eigenlijk vind ik het blijk geven van een gruttersmentaliteit, voor dat armzalige tientje, maar ik wil controleren of NS althans dit gedeelte van zijn taak wel naar behoren vervult.
Ergens tussen Waddinxveen en Gouda rammelt de bus over de verlaten spoorbaan. Via een
uitgestrekt bedrijventerrein naderen we het station. Eindpunt; de rit heeft op de kop af een uur
geduurd, precies ook de tijd die ervoor is uitgetrokken in de dienstregeling. Een redelijk snelle
verbinding: de trein doet er 35 minuten over, inclusief overstap in Alphen.
Boven zie ik geen treinen, en nauwelijks reizigers. Alleen twee jonge mannen staan in volstrekte gemoedsrust te wachten op een trein die misschien nooit komt. Daarvoor ben ik te schichtig; ik spring liever in een bus, waarmee ik tenminste in de goede richting rijd, al is het langzaam.
"Hij is bij haar weggegaan, weet je", zegt een van de mannen, "één kind heeft hij meegenomen en met de andere twee heeft hij haar laten zitten. Hij woont nu ergens in Amsterdam, in zo'n [onverstaanbaar, maar met onmiskenbaar minachtende ondertoon]. Ja, ik kén hem, ik lul altijd maar zo'n beetje met hem mee". Ik loop heen en weer, en stel vast dat alle CTA's op Gouda NS blanco zijn. Even later vang ik nog een flard van het gesprek op: "hij is pas weer vrijgekomen; hij heeft zes weken gehad, voor wat dan ook". Zou dat nu dezelfde zijn die is weggelopen, of weer een ander exemplaar van het menselijk ras?
Nog meer daarvan zitten in de stationsrestauratie. Een typisch hangpubliek. Twee middelbare, verlopen mannen zijn uitgebreid aan het bieren. Broodmagere, doorgroefde gezichten met troebele ogen onder vieze baseball-petjes. Verder twee tafeltjes met jongeren: beroepsspijbelaars; scholieren die al lang geen school meer van binnen hebben gezien. Zij dragen allen gloednieuwe leren jekkertjes, alsof zij ieder moment konden opspringen, naar buiten, om iets nuttigs te gaan verrichten. Een van hen stoot plotseling een gebrul uit, maar dit wordt niet gevolgd door enige activiteit, van welke aard ook.
Ik tracteer mezelf op een broodje gezond en op een kogelflesje met gazeuse. Dat laatste gaat óm, nadat ik het op tafel heb gezet; ik veeg het omver met mijn tas, en het loopt klokkend leeg in een stoel. "Gadverdamme!" Een grijze zestiger, die mijn gestumper heeft aangezien, snelt nabij met servetjes waarmee ik het ergste vocht kan opdeppen. Dat moet mij weer overkomen. Gelukkig is er weinig schade aangericht; het is hier gemaakt op mensen als ik; een blind paard kan er geen kwaad doen.
De grijze man van de servetten is geen hanger; meer een doener. Twee minuten na mij te hebben bijgestaan, veert hij weer op en snelt naar het buffet. Een telefoongids; heeft u misschien een telefoongids? Hij verlaat de restauratie om te bellen, en keert even later terug. "Drie uur", zegt hij tegen de vrouw achter het buffet. "Drie uur pas, en het is nog geen twéé. Ik ga wel even wat heen en weer wandelen in de zon [hij maakt met zijn hand een heen-en-weerloop gebaar]. Ik blijf hier geen uur zitten, nee, dat doe ik niet". De zenuwen dragen hem weg, naar buiten.
Ook ik vertrek. Ik neem lijn 180, die rechtstreeks naar Utrecht rijdt, en probeer me de
gezichten van mijn medereizigers goed in te prenten, wat niet mee valt, want er zitten wel 35
man in de bus. Hoeveel van hen zijn op weg naar Utrecht?
Ik neem opnieuw mijn boek ter hand maar ben, zoals gewoonlijk, snel afgeleid door mijn eigen gedachten. Die verwijlen bij de spoorwegen, al zit ik in een bus. Is het nu echt noodzakelijk en onvermijdelijk, vraag ik me af, dat directie en personeel hun bedrijf eendrachtig naar de sodemieterij aan het helpen zijn?
Ik moet een standpunt innemen, partij kiezen, ook al zijn de strijdende partijen me beide hoogst onsympathiek. Als je me het mes op de keel zet, sta ik aan de kant van de directie; hoeveel je ook zou kunnen inbrengen tegen Huizinga en de zijnen. Als ze nu nog toegeven, dan is het hek van de dam. Wat kunnen we verder dan verwachten? Straks rijden er geen treinen meer vóór 9.00 uur, omdat conducteurs liever uitslapen. Het opstandige personeel zal voortaan al zijn grillen gehonoreerd zien. Over service en klantgerichtheid, begrippen die tot de directie nu langzaam door lijken te sijpelen, hoor je dan helemaal niemand meer. En de werkwilligen van vandaag zullen vermoedelijk langzaam het graf in getreiterd worden. Geloof me; ik spreek uit ervaring: er is één ding erger dan te werken onder slecht management. Dat is: werken onder slechte collega's. En zelfs al wordt de directie "weggestaakt", wat de onverhulde diepere boodschap is achter deze werkonderbrekingen, dan komt er toch ooit een nieuwe, die óók impopulaire maatregelen moet nemen, en het personeel duidelijk zal moeten maken dat we niet meer in 1903 leven.
Wij zijn Oudewater voorbij, en nog steeds zitten er mensen in de bus, die ik in Gouda heb zien instappen. Inderdaad maakt een klein gedeelte van de passagiers de hele rit van Gouda naar Utrecht; dat maak ik ook op uit de gesprekken om me heen.
Een blik naar buiten vertelt me, dat enkele voorlopers onder de fruitbomen al in volle bloei staan, terwijl de rest nog slechts wat groene knoppen vertoont; ook daarvoor zal ongetwijfeld wel een verklaring zijn.
Het is niet uitzonderlijk druk op de weg. De bus arriveert zelfs een paar minuten te vroeg in
Utrecht, om kwart over drie. Als ik wat heen en weerloop over het streekbusstation, merk ik
dat mijn theorie over alternatief busvervoer klopt. Bus 137 naar Hilversum, en bus 52 naar
Amersfoort zitten stampvol; korte trajecten, waar de bus vandaag als alternatief moet dienen
voor de trein.
Een studie moderne literatuur gaat gepaard met veelvuldig kopieerwerk. Dat komt doordat de "canon" (de verzameling van boeken, die je gelezen moet hebben om een literatuurkenner te zijn, of moet kunnen opsommen om daarvoor door te gaan); doordat de canon, dus, in geen enkele boekhandel verkrijgbaar is. Aan de universiteit betekent "moderne literatuur": literatuur van de laatste 200 jaar, maar bij de boekhandel is alles wat geschreven is voor 1995, historisch; daar koop je de waan van de dag.
Na gedane arbeid keer ik terug naar het station, met een hele bundel gekopieerde
gedichtenbundels. Gorter, Boutens, Roland Holst, Roland Holst (daar had je er twee van): you name it, i've got it. "BUS VOL", filmt lijn 138 naar Hilversum, die ik inderdaad met een kleine
100 man aan boord zie wegrijden.
De genoemde FNV-ers, bijeengedreven in de hoek van de hal, zouden triomfantelijk moeten kijken omdat ze er toch maar weer in geslaagd zijn, een miljoen treinreizigers te treiteren, en daarbij bovendien de concurrerende VVMC de loef af te steken. Maar ze kijken eerder als kinderen die voor straf de klas zijn uitgestuurd. Waarom staan ze hier eigenlijk? Om de reiziger hun standpunten uit te leggen, of om werkwilligen op andere gedachten te brengen? Ze doen momenteel geen van beide.
"De week van de variatie" luidt hun slogan. Ik ken een machinist die 40 uur per week in zijn cabine zit, en bijna evenveel uur als spoorhobbyist langs de baan staat. In de tijd die hem nog rest, doet hij spotmeldingen aan de discussiegroep OVL, vergezeld gaande van scheldkanonnades over de NS-directie en over de reiziger die zijn boterham betaalt. 16 uur per dag bezig met treinen; wat een gevarieerd leven! Woensdag bestond hij het, zich te beklagen over het feit dat hij volgens rooster vrij had op donderdag en vrijdag, en nu twee dagen lang zijn railhobby niet kon uitoefenen, bij gebrek aan treinen. Het figuur is nog te zielig om kwaad op te worden; veeleer past deernis.
De stationsrestauratie zit dicht, dus ik wijk uit naar De Gasterij in een van de zijgangen van Hoog Chagarijne, waar je prima kunt eten voor een paar gulden meer dan in die zwijnenstal. Ook bij de Gasterij is het opvallend rustig, voor een koopavond.
Nu kan ik het college over Detlov P. van Paassen tenminste tot het einde bijwonen, maar dat het veel heeft opgehelderd, kan ik achteraf niet zeggen.
Om kwart voor tien betreden wij de parkeergarage, weggepropt aan de Springweg, midden in de Utrechtse binnenstad. Ik ken de omgeving goed, maar de garage is me nooit opgevallen. Een naargeestig, tochtig geheel; het is niet voor niets dat in misdaadfilms zich in parkeergarages altijd schietpartijen en achtervolgingen afspelen. Als je je auto hervonden hebt, moet je als in een roetsjbaan naar beneden spiralen. Daarna steek je een magneetkaart in de gleuf, en klappen er als het goed is, ijzeren deuren voor je open, die toegang geven tot de openbare weg. Het magneetkaartje schijnt nimmer te falen, terwijl men in het OV nu al 13 jaar het wiel aan het uitvinden is op gebied van elektronische betaalsystemen.
Onderweg veranderen de plannen; mijn medestudente is zo aardig om me in Leiden voor de
deur af te zetten, gezien het heersende hondeweer. Op de ringweg rond Alphen aan den Rijn gaan enkele hectometers voor ons
de spoorbomen naar beneden: een kerstboom van rood-knipperende lampjes in het
avondduister. Ons passeert nota bene de stoptrein naar Leiden die om 22.09 uit Utrecht
vertrokken is; de trein die ik altijd neem na college. Ik had de hele rit, heen en weer, vandaag
dus gewoon per trein kunnen maken; dat vind ik nog het meest pesterige als ik aan deze dag
terugdenk.
Later op de dag ga ik nog per bus naar Den Haag CS, maar dat levert geen interessant vervolg van dit verhaal op, dus ik zal het kort houden, hoewel dat tegen mijn principes indruist. In de bussen van Leiden naar Den Haag en vice versa is het drukker dan normaal, maar er hoeven geen passagiers achter te blijven bij de halte. Op de wegen heerst, zelfs tijdens mijn terugreis in de avondspits, geen opvallend grote chaos.
Ik schiet nog een paar foto's in de stationshal. Op de bovenste valt het inmiddels vertrouwde beeld te zien van een blanco centrale treinaanwijzer, plus enkele reizigers die zich begeven naar een trein die hopelijk gaat vertrekken. Door de omroep worden treinen aangekondigd naar Haarlem, Rotterdam en Gouda Godverwelle. Ook zie ik er een klaarstaan richting Hofplein. Zoetermeer heeft pech, althans op het moment dat ik op Den Haag Centraal sta.
De onderste foto toont het niet minder vertrouwde beeld van een tijdens de staking gesloten vetput, in dit geval die van Smullers. Drie mannen in doorwerkpakken van HWB (Haags Werk Bedrijf; een soortement gemeentewerken, zeker) fixeren teleurgesteld het neergelaten rolluik, misschien in de verwachting dat het alsnog omhoog zal gaan als je er maar lang genoeg hongerig naar blijft staan staren. Nee, zij zullen zich vandaag moeten beperken tot de traditionele van huis medegebrachte bruine boterham met kaas. Een spoorwegstaking treft meer mensen dan treinreizigers alleen; laat dat de conclusie zijn van de eerste, en hopelijk laatste aflevering van "Babylon per bus".
Frans Mensonides
8 april 2001