De Volmetalbahn (Hagen - Dortmund)
Tekst: Frans Mensonides
Foto's: Marcel Kouwenhoven en Frans Mensonides
Eén van mijn schaarse talenten is het kunnen schrijven van lange verhalen over praktisch niets. Een talent, dat ik voor dit artikel in ruime mate zal moeten aanspreken. Het artikel gaat over een nogal verbrokkelde treinreis die wij ondernamen door het Ruhrgebiet. Deze reis werd onderbroken door een zeer lange tocht per tram en U-Bahn, waarvan ik vorige week al verslag deed. Nu komt dus het treingedeelte, met als highlights een rit met de Talent en met de Duitse dubbeldekker.
Wij ondernamen deze trip op zaterdag 27 mei 2000, op het moment dat ik deze woorden schrijf al weer bijna vier weken geleden. Ik beschik over 9 blaadjes met aantekeningen in een opschrijfboekje, waarvan ik een aanzienlijk gedeelte niet meer kan lezen. Van wat ik nog wél kan lezen, kan ik al een hele hoop niet meer duiden.
Hoe weinig zou een mens onthouden van zijn leven, als hij er geen aantekeningen van zou maken, en niet de gewoonte had, er met de regelmaat van de klok artikelen over te publiceren? Het zou nauwelijks de moeite waard zijn om er je bed en je huis voor te verlaten.
Wij (Marcel Kouwenhoven, Henk Toet en ik) deden dat wél op de 27ste mei, maar helaas niet
vroeg genoeg. Om 7.10 uur reden we Leiden uit; ruim te laat om in Emmerich de trein van
8.37 te kunnen halen.
Op station Emmerich blijkt het loket gesloten, een sluiting die er nogal definitief uitziet. De kaartjesautomaat spuugt Marcel's 50 Mark-biljet onmiddellijk weer uit; het apparaat kan geen wisselgeld teruggeven.
Enkele minuten later melden wij dit feit aan de conducteur van onze gebruikelijk Regional-Expresse naar Koblenz. Hij zegt, dat hij zo wel even langs zal komen met de "Ticket-machine" om één en ander te regelen. De conducteur spreekt Engels, hoewel hij toch in behoorlijk Duits te woord is gestaan.
Onze trein is een authentieke Silberling. Van buiten is hij nog steeds zilverkleurig, al is bij dit exemplaar de originele kleur op wel heel veel plekken verdrongen door roestbruin.
Deze zilverling bezit nog het oorspronkelijke interieur uit de jaren zestig, met groene gordijntjes, degelijke ijzeren bagagerekken en een grote koperen hendel voor het bedienen van de Heizung / Chauffage / Riscaldamento. Een hendel, die ongetwijfeld al 35 jaar niet meer werkt.
In de weiden aan weerszijde van de baan staan Melkuniekoeien, de neven en nichten van de koebeesten die figureren in die befaamde reclamespots. Het valt Marcel op, dat er geen schouwpad is, een wandelpad voor onderhoudspersoneel.
DB heeft enkele jaren geleden de Streckenläufer afgeschaft. Deze functionarissen deden niets anders dan langs de rails lopen. Ze sloegen met een hamer op de sporen om zwakke plekken te lokaliseren, en draaiden waar nodig moeren vast. Tienduizenden kilometers legden zij af in de loop van hun "loop"baan. Een overzichtelijke functie, zonder al te veel stress, waarvan je alleen maar kunt zeggen dat hij erg gezond was, al waren de weersomstandigheden niet altijd aangenaam en werd je van tijd tot tijd door de bliksem getroffen. Het werk van de Streckenläufer is nu overgenomen door een meetwagen vol elektronica.
De conducteur verschijnt opnieuw in de coupé, deze keer in gezelschap van zijn kaartjesprinter. Alweer een heel verhaal in het Engels. Wat nu weer? Hij moet even wisselgeld halen. Waarom zou hij Engels praten? Ongetwijfeld is dit voorschrift: buitenlanders moeten in het Engels te woord gestaan worden, ook al spreken ze Duits.
Station Mehrhoog is nu af, stellen we vast. Na vertrek van dit station komt de conducteur terug, met wisselgeld. Veel conducteurs zullen we vandaag niet meer zien.
Als de trein station Wesel verlaten heeft, zien we op een goederenwagen een helse machine staan; vaalgeel van kleur. Hij doet nog het meest denken aan een raketwerper. Maakt het apparaat deel uit van een legermuseum, dat de tijden van de V1 en de V2 levend probeert te houden? Don't mention the war. Nee, Marcel weet hoe het echt zit. Het apparaat heeft louter vreedzame bedoelingen. Het is een transformatorwagen van Siemens. Het ding is zo zwaar, dat geen vrachtwagen of wegdek het kan dragen. De machine kan alleen per spoor vervoerd worden.
Tien minuten later remt de Silberling af, met een sissend en slorpend geluid; ik herken het nog
van de aloude Bergland-Expresse. Station Dinslaken, waar wij de trein tijdelijk verruilen voor
de tram.
Essen Hbf is het hoofdstation van een gemeente die ca. 600.000 inwoners herbergt en daarmee na Dortmund de grootste stad is in het Ruhrgebiet. Naast het Hauptbahnhof telt Essen niet minder dan 24 bij-stations en stationnetjes. De stad wordt in dat opzicht nog ruimschoots overtroffen door Dortmund, met even snel geteld 42 Bahnhofe.
In de grote steden biedt Deutsche Bahn een aardige aanvulling op het stadsvervoer; een fijnmazig spoorwegnet, waarvan de frequentie sterk uiteenloopt. De RB 43, het schrootlijntje waarmee we in april van Herne naar Dortmund reden, rijdt slechts eens per uur, maar op sommige S-Bahnstations kan de reiziger eens per tien minuten of vaker de trein nemen.
Wij blijven niet lang in Essen, maar pakken de RB 40 voor een kort ritje naar Bochum. Tegenover me zit een vriendelijk grijs heertje van een jaar of 65. In een opvallend hoog tempo ledigt hij zo'n lange, smalle liter-cilinder bier. Daarbij werpt hij wazig-melancholische blikken naar buiten.
Bochum. Fransen zullen wel moeten lachen om die naam. Voor zover mijn kennis van de Franse taal strekt, is "boche" een scheldwoord voor een Duitser. Les boches de Bochum.
Zoals al beschreven staat in DDR van vorige week, maken wij in het centrum van Bochum een zwerftocht langs kaas- en speelgoedwinkels en langs een overvloed aan apotheken, om vervolgens in de U-Bahn naar de Ruhr-Universität te constateren dat althans het OV in deze universiteitsstad veel beter is dan in Utrecht. Het is trouwens wel een leergierig volkje, hier in het Ruhrgebiet; ook Düsseldorf en Essen bezitten een universiteit.
Na onze rit met U-35 naar het eenzame eindpunt Hustadt, keren wij terug naar Bochum Hbf. Op het stationsplein lopen wij de traditionele Mac Donalds binnen. Daar kun je je in culinair opzicht nauwelijks een buil aan vallen. Mac Donalds wordt, waar ter wereld ook, door een strakke bedrijfsdicipline in fase-twee gehouden. Je weet in ieder geval wat je krijgt.
Het is stil in Bochum, op een zaterdagmiddag, rond de klok van vier uur. Op de bovenverdieping van de grote Mac zitten we vrijwel alleen. Uit de luidspreker klinkt moderne house-achtige muzak, die op een bescheiden geluidsniveau wordt gehouden; nog net verdraaglijk voor middelbare heren die zijn opgegroeid met de Beatles, de Who en de Kinks.
Na de maaltijd klimmen we weer naar de perrons van Bochum Hbf. Wij zijn van plan, de RB 40 te nemen naar Hagen. Omdat het toch nog even duurt voordat deze arriveert, loopt Marcel naar een ander perron om een binnenkomende ICE te fotograferen.
Even later zien Henk en ik hem een standje krijgen van een Behörde. Later horen we wat er aan de hand was: hij had een denkbeeldige lijn overschreden, die door eenvoudige treinpassagiers niet overschreden mag worden. "Ik stond er nog geen eens een meter voorbij", pruilt Marcel. Tsja, regels worden hier in Duitsland nog gehandhaafd; dat is altijd weer een schok, als je afkomstig bent uit een "land, wars van betutteling".
Ook in Holland zie je de laatste tijd nogal eens een Duitse ICE. Ze rijden proef; vanaf
november 2000 gaat de ICE rijden op het traject Amsterdam - Köln, in plaats van de huidige
EuroCity. De stop in Emmerich komt te vervallen. Vanaf morgen (28 mei 2000, dus) zal de
ICE elke dag een slag maken van Amsterdam naar de Expo in Hannover. Henk is één van de
50 miljoen mensen, die van plan zijn, de Expo te bezoeken. Hij knoopt er een overnachting
aan vast; in één dag heen en weer naar Hannover is wel wat veel van het goede, zeker als je op
zo'n Expo nog iets wil zien, ook.
Een stokoude conducteur komt ons SWT knippen. Het valt me ook vandaag op, hoeveel ouderen zich nog dagelijks in het onmodieuze DB-uniform moeten hijsen. VUT is er hier niet bij; je werkt minstens tot je 75ste, of liefst tot je er bij neervalt.
De trein gaat helemaal door naar Iserlohn, maar wij stappen uit in Hagen. Hoe zou het toch met Nina Hagen gaan, denk ik ineens (Duitse punk-zangeres uit de late jaren zeventig; zij was unbeschreiflich weiblich en heeft het dientengevolge nog gedaan met Herman Brood). Dan zien we even verderop een Talent op punt van vertrek staan. We trekken en sprint en springen erin, ongeacht waar hij heengaat.
De trein is in het midden uitgerust met een lage vloer; aan de beide koppen is een gedeelte met hogevloer. Die Dieselmotor moet natuurlijk érgens zitten.
Wij nemen plaats aan de achterkant, in een coupé vol lawaaierige jongelieden, die Teutoonse gezangen aanheffen. "Plaffff", hoor ik, als ik ga zitten. Ik heb getrapt in een plas van ongeveer anderhalve liter bessenvla, achtergelaten door een medereiziger, die dacht dat ik daar misschien behoefte aan zou hebben.
Uit het gebrul van de jongelieden vang ik de kreet "Schalke" op; bovendien blijkt uit de gesprekken, dat ze erg optimistisch zijn over de kans van Duitsland om straks tijdens Euro 2000 de bokaal te gewinnen. We weten inmiddels, hoe onterecht dit optimisme geweest is.
We zitten dus weer eens tussen de voetbal- Huliganz, evenals op 1 april, en die keer dat ik met Wim in Saarbrücken de zonsver-Duitsering ging bekijken. Veel gescheeuw en weinig wol; wat stelt dat voetbal nou nog voor, in de Heimat? Nederland heeft op de dag dat ik dit schrijf tenminste de kwartfinale bereikt, met niet meer dan een halfuurtje goed voetbal, tegen Denemarken.
We bevinden ons aan boord van de RB 52 die de ca. 30 kilometer overbrugt tussen Hagen Rummenohl en Dortmund Hbf. Het Diesellijntje luistert naar de naam Volmetalbahn (Volme-Tal, of vol metaal??), en wordt geëxploiteerd door Dortmund Märkische Eisenbahn, vermoedelijk een regionale railconcurrent, vergelijkbaar met NoordNEP / NooitNèt in Groningen / Friesland.
De Talent heeft prima rij-eigenschappen; geen stank en geen geronk. We vergelijken hem met de Nederlandse Buffel, en kunnen niet echt een winnaar aanwijzen.
Het traject van de Volmetalbahn voert door heuvellandschap, met enkele lange tunnels.
Er verschijnen twee meisjes die onze kaartjes willen zien. Geen conductrices; er is sprake van een reizigersonderzoek. Marcel toont een oud kinderkaartje van Erica, dat door de meisjes zonder mankeren wordt geadministreerd. De voetbalsupporters brullen: Wir sind alle Schwartzfahrer, maar dit pikken de tel-meisjes niet; ze blijven net zo lang staan totdat de plaatsbewijzen getoond worden.
Henk vind het maar eng, die supporters, maar Marcel en ik blijven onverstoorbaar zitten.
Hoewel we nog midden in de bossen zitten, wordt station DO-Löttringhausen aangekondigd, het eerst station van Dortmund, dat hier en daar wel een heel landelijke stad is.
Er zit een weps in de coupé, die over de hoofden van de reizigers heencirkelt. Hij onderneemt een duikvlucht naar enkele vrouwelijke voetballiefhebbers; er klinkt gegil. Daarna verschijnt het insekt opnieuw boven onze hoofden.
Voetbal, vla, ongedierte: nu vinden wij het wel genoeg. We staan op en lopen door de drukke trein helemaal naar voren, waar we over de schouders van de bestuurder op de baan kunnen kijken.
De bedoelde Flughafen ligt halverwege Duisburg en Düsseldorf. Tot en met vandaag is de luchthaven alleen bereikbaar met de S-Bahn, die er stopt op een kopstationnetje. Morgen gaat het nieuwe station Flughafen open. Bijna alle treinen zullen er stoppen; van S-Bahnen tot Intercity-treinen.
We rijden door heuvels, bossen en tunnels, en langs stations die nog steeds "Dortmund" heten. Wat een vreemde, grote, lege stad is dit; qua oppervlakte volgens mij groter dan Amsterdam, Rotterdam en Den Haag bij elkaar.
Tegenover ons zit een kleine jonge vrouw, die ons verveeld en afkeurend aankijkt. Vertel háár wat, over kerels! Ze heeft van die kille Dietrich-ogen (ik bedoel Marlene Dietrich, en niet Boris Diettrich van Demagogen '66, die in het gat van Janmaat is gesprongen, en nu beweert dat Nederland te vol is. Ook gij, Boris.)
Aan de andere kant van het gangpad stalt een jonge vader een opmerkelijke hoeveel etenswaren uit op het tafeltje bij het raam. Zijn zoontje bekijkt al dat lekkers met begerige glinsterogen.
Weer een paar bankjes verder zit een jeugdige bejaarde, met zijn grijze haar in een paardenstaart, verliefd te tortelen met een vrouw uit dezelfde leeftijdsklasse.
Zo maar een handjevol Duitsers; je zit een halfuur met ze in een trein en ziet ze daarna nooit meer terug. Naar hun leven daarvoor en daarna kun je slechts raden, al voelt een goede schrijver zulke dingen gewoonweg intuïtief aan.
Vader en zoon hebben hun maaltijd beëindigd. De trein nadert hun eindstation. Zoonlief staat op, maar vader doet voor de grap net of hij wil blijven zitten. "Pappa, geh mit", roept de jongen met paniek in zijn stem. Ik zie Marlene nu zowaar flauwtjes glimlachen.
Over een jaar of 60 denkt het kind aan deze scene terug en ziet alles weer haarscherp voor zich: de treincoupé; zijn vader die dreigt te blijven zitten; de glimlachende mevrouw en die drie mannen uit het buitenland, waarvan er één iets noteert in een opschrijfboekje. Waarom onthou je nu juist dat?
Die S-Bahn stopt bij elke boom; we schieten niet op. In Essen stappen we over op de RE naar Duisburg; even later worden we nota bene ingehaald door de S-Bahn waar we net zijn uitgestapt.
Volgens Marcel rijdt de RE 1 (Hamm - Aachen) met dubbeldekkers; die vertrekt om 18.54 uit Duisburg. We stellen ons op langs de juiste Gleis en zien inderdaad een dubbeldekker binnenrijden.
De Duitse dubbeldekkers winnen het op alle onderdelen van de onze (ik bedoel die vierkante, met die gifgroene, keiharde zitbanken). Ze kunnen onmogelijk veel groter zijn dan de NS-dubbeldekkers, maar maken een veel ruimere indruk. Een brede trap, die minder massief oogt dan die in "onze" treinen, geeft toegang tot een gezellig zitje met banken overdwars. Pas daarachter begint de echte coupé. Er zijn geen klapdeuren die opengestoten moeten worden. De stoelen zijn comfortabel, de trein heeft geloof ik airconditioning en maakt tijdens de rit erg weinig lawaai.
Het voorste en het achterste balkon van de dubbeldekker hebben een iets andere indeling dan de overige balkons. Er is een instap op gelijke hoogte met het perron, zodat fietsen en rolkoffers gemakkelijk naar binnen gereden kunnen worden.
We passeren het vliegveld. Het station is klaar, en wacht op de talloze reizigers die hier vanaf morgen in en uit zullen stappen. Onze dubbeldekker, de RE 1 zal er niet stoppen; de RE 5 Emmerich - Koblenz wel.
Op station Leverküsen-Mitte stappen wij uit, met het doel, over te stappen op de dubbeldekker in de andere richting. Op nieuwe lezers van De digitale reiziger zal deze gedragswijze geen erg nuttige en zinvolle indruk maken, maar die lezers zijn waarschijnlijk al lang voor dit punt afgehaakt; afgeknapt op het merkwaardige allegaartje dat bij mij moet doorgaan voor een reisverslag.
Op station Leverkusen-Mitte razen de sneltreinen door. Langs de perronrand is een
veiligheidsstreep getrokken. Iedereen, behalve onze fotograaf, respecteert deze streep. Alleen
ík durf de streep te overschrijden, zoals de foto onomstotelijk bewijst.
Hetzelfde geldt in grote lijnen voor mijn geheugen. Vaag zie ik me nog staan in een overvolle dubbeldekker. Ook herinner ik me, dat we ons op een perron vergaapten aan een trein, waaruit een oostblokgeur walmde; die trein ging via Warschau en MOCKBA naar Minsk, waar hij pas op maandag zou aankomen. Verder heb ik nog vage reminiscenties aan Emmerich bij valavond.
Ongetwijfeld ben ik door Marcel weer thuis afgezet; anders zou ik hier niet kunnen zitten om deze woorden te typen. Maar om nou te zeggen, dat ik het me allemaal nog precies kan herinneren; Nee.