Dijkje in Middelharnis
Zoals de trouwe lezer weet, ben ik verslingerd aan uitheemse dorpen in eigen provincie, de Nederlandse provincie die de meeste inwoners telt, maar tevens het meest onsamenhangend is. Op een zaterdagmiddag reisde ik naar het tweelingdorp Middelharnis-Sommelsdijk op het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee. De hele rit ging op chipkaart. En ik kwam nog heelhuids terug ook, paniekwaarschuwingen van het KNMI ten spijt.
In heel Zuid-Holland kun je nu met de bus reizen op de chipkaart. In heel Zuid-Holland? Ja, in heel Zuid-Holland. Op het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee (waarvan de meeste Zuid-Hollanders denken dat het in Zeeland ligt) kan het sedert een week ook.
Een ritje met het Zuid-Hollandse OV, van de kop tot in de kelder, helemaal op chipkaart. Ik dacht Overflakkee, het oostelijk gedeelte van Goeree-Overflakkee, te doen op één middag. Maar ik onderschatte de duur van deze reis binnen één provincie schromelijk. Ik had iets eerder van huis moeten gaan dan rond het noenuur. Geleidelijk aan begon tot me door te dringen dat ik mijn rondreis beter kon beperken tot Middelharnis-Sommelsdijk.
Veel meer stelt Overflakkee ook niet voor. Het dubbeldorp is met 7.000 inwoners per stuk de hoofdstad van het voormalige eiland. Voor de rest bestaat het uit een stuk of vijftien onooglijke vlekjes en veel wei- en akkerland.
Overflakkee werd in de 18e eeuw aangepolderd aan Goeree. Maar de kloof van de zee gaapt er nog steeds. Goereeërs spreken een ander dialect dan Overflakkeeërs. En het schijnt ook een ander slag mensen te zijn. De eersten zijn gericht op het toerisme, de Duitse invasie die de kuststreek elk voorjaar overspoelt. Maar de laatsten zijn wat stilletje en gesloten, en hebben nog altijd een wantrouwen tegenover ‘Overkanters’ die de overtocht wagen naar hun eiland. Tenminste, dat las ik ergens, maar het valt in de praktijk nogal mee, hoor; ze komen je echt niet achterna met rieken en hooivorken als je hun dorpjes fotografeert.
Leiden-Middelharnis duurt van deur tot deur, welke deur je er ook maar wilt openmaken, 2:25 uur. En dan moet er nog niet veel mis gaan, ook. In die tijd kom ik ook in Zwolle of Deventer. Tergend langzaam gaat het reizen naar een eiland dat veel te dunbevolkt is voor spoorwegen of metro. Trams hebben er wel gereden, die onvolprezen RTM, waar ik het laatst over had. Overblijfselen uit het tramtijdperk zijn er ook hier bij de vleet. Elk dorp heeft wel een Stationsweg en een kroeg of restaurant De Tram.
Vier ritten: bus naar Leiden Centraal, trein naar Rotterdam CS, metro naar Zuidplein en daarna weer bus. Op de RET-metrostations staan nog altijd lange rijen voor de chipkaartoplaad- en verkoopautomaten, terwijl de rest van het station een ontvolkte indruk maakt. Ze zetten er opzettelijk te weinig neer, om iedereen aan de automatisch oplaadbare, persoonlijke chipkaart te krijgen. Over twee weken wordt in Rotterdam de strippenkaart ook afgeschaft op de bus en tram.
De Erasmusmetro Rotterdam CS – Slinge / Spijkenisse De Akkers is onlangs omgedoopt tot lijn D. De Calandlijn werd A, B en C, terwijl de nieuwste loot aan de metro, die naar Den Haag CS over de voormalige Hofpleinlijn, letter E kreeg toegewezen. Een handig systeem, want zo is Rotterdam gegroeid van twee naar vijf metrolijnen, zonder dat er een meter metrospoor extra is aangelegd.
Op metrostation Stadhuis wordt tot mijn verwondering omgeroepen dat je er kunt overstappen van lijn D op lijn E. Ja, dat kan ook wel. Maar wat ze er gemakshalve niet bijvertellen: je moet daarvoor het station uit, langs de Coolsingel richting Hofplein lopen (met de fonteinen), een eeuw wachten tot het voetgangerslicht groen wordt, voorbij die fonteinen rechtdoor de Schiekade op, het spoor onderdoor, de Schiekade oversteken, rechtsaf de Heer Bokelweg inslaan, 300 meter doorstappen, de steile trap op naar wat er is overgebleven van het eens zo fiere station Rotterdam Hofplein (waar in 1908 de eerste elektrische trein van dit land vertrok), en dan pas kun je instappen in de metro van lijn E. Die is dan al weg, maar er komt altijd een volgende.
Even overstappen! Ooit moeten er doorgaande rijtuigen gaan rijden van Slinge naar de Residentie. Maar dat moment wordt van jaar tot jaar naar achteren geschoven.
Zuidplein is nog altijd de toegangpoort tot de Zuid-Hollandse eilanden. Arriva rijdt hier tegenwoordig. Middelharnis-Sommelsdijk kun je 7 dagen per week en 18 uur per dag bereiken met lijn 136 naar Stellendam, die ’s avonds en zondags doorrijdt naar Ouddorp. Op werkdagen rijden ook nog lijn 130 en 139, die het een paar minuten sneller doen. Mensen met echte haast pakken Qliner 396, die is nog weer een minuutje sneller. Maar drie kwartier doe je er op zijn minst over, hoe je het ook doet.
Arriva heeft dezelfde kaartlezers als Veolia in Haaglanden, met die zeer uitgebreide informatie in lettertjes die te klein zijn om te lezen. Ook bij Arriva mag niet je niet inchecken met een abonnement. Dan moet je je ‘zichtkaart’ tonen.
Het staat allemaal uitgelegd in een glossy folder, 24 pagina’s dik. ‘Hij is er!’, luidt de openingsregel ervan. Uit die triomfkreet kunnen de bewoners van Goeree-Overflakkee en de Hoeksche Waard opmaken, hoe blij ze wel moeten zijn dat dit product ook zijn weg naar hun afgelegen streken heeft gevonden. Voor de Hoeksche Waard is het trouwens een hernieuwde kennismaking. Ik heb daar al gechipt in 2006 en 2007. Daarna werd hen de chipkaart weer afgenomen, zodra ze er net allemaal een genomen hadden.
Verbazingwekkend laag is het kilometertarief in deze contreien: 11,8 cent. In en om Leiden, vastgesteld door dezelfde provincie, betaal je ongeveer 13,5, een bedrag dat bovendien nooit officieel bekend is gemaakt.
De QLiner daarentegen is schandalig duur; met 15,3 cent per kilometer de absolute recordhouder. Maar dat hebben Overflakkeeërs er vast wel voor over om een minuut eerder in Rotterdam te zijn. Tot dusverre reed de QLiner volgens NS-tarief, zodat je kon profiteren van je voordeelurenabonnement. Die reizigers krijgen te maken met een prijsverhoging van 80% als de chipkaart verplicht wordt; het zal de doodsteek voor de QLiner wel betekenen.
Tot het busstation van Oude Tonge volg ik dezelfde route als die keer dat ik uit Bruinisse terugkwam, maar dan in de andere richting en twee seizoenen later. De groene weiden hebben plaatsgemaakt voor witte. In een natuurgebiedje langs de weg graast winterhard gedierte.
Na het busstation volgen nog een dozijn kilometers polderweg, waarbij we langs het dorpje Nieuwe Tonge rijden. Dan bereiken we Middelharnis-Sommelsdijk.
De bus maakt een lange slinger door het tweelingdorp. Hij komt binnen in Sommelsdijk, rijdt langs het gemeentehuis naar Middelharnis en gaat daarna onderlangs de dijk terug naar Sommelsdijk, om dat dorp te verlaten in de richting Dirksland. Ik stap uit bus 136 bij de eerste halte binnen de bebouwde kom, Sommelsdijk Dorpsweg. Hij is er!, inderdaad, eindelijk is De digitale reiziger gearriveerd.
De bus heeft dan ruim 45 kilometer afgelegd. Ik betaal 5,49 (na overstap vanuit de metro, dus zonder opstaptarief). Dat lijkt wel ongeveer correct te zijn, maar in de tabel van OVR zal ik een veel lager bedrag zien staan, dat dus weer eens niet klopt.
Op dit soort ritjes is het lucratief om ‘vergeten’ uit te checken; je bent dan maar 4 euro kwijt. Maar ook je chipkaart, als je het vaak doet. Die wordt dan geblokkeerd. Vervolgens komt de marechaussee aan je deur om hem op te eisen, vrees ik, en wordt hij onder je ogen wreed doormidden geknakt.
Ik ben beland in een redelijk leefbare nieuwbouwwijk, die de straatnamen Halsjuk, Nachtijs, Teenhoek en Klampenmeet bijdraagt aan de gemeenschappelijke plattegrond van de twee dorpen. Als je de dijk van Sommelsdijk afloopt tot voorbij de molen (maar dat ga ik niet doen), dan kom je op de Prutweg.
Middelharnis en Sommelsdijk zijn ontstaan in het midden van de 15e eeuw. De naam Sommelsdijk is een verbastering van ‘zomerdijk’; -harnis komt van het Middelnederlandse hernesse, dat weiland of beemd betekende.
Het zijn dijk- ringdorpen. Een dijkdorp ligt langs een dijk. Dat doet dit tweetal. Ze liggen daarbij keurig in elkaar verlengde: waar het een ophoudt, begint het andere. Op die plaats staat aan de dijk een grenssteen met aan de ene kant ZEELAND en aan de andere HOLLAND. Sommelsdijk was enkele eeuwen lang een Zeeuwse enclave in Holland. En nog steeds wil geen toerist hier geloven dat dit stukje wereld bij Holland hoort.
Een ringdorp heeft een ring van huizen, waarbinnen de kerk staat. Ook dat hebben Middelharnis en Sommelsdijk, vandaar: dijk-ringdorp. Sommelsdijk heeft zelfs drie ringen, waardoor het feitelijk de Saturnus genoemd mag worden onder de dorpen: een Dubbele Ring, een Enkele Ring, en nog een Ringstraat zonder meer, waarin zich geen kerk bevindt maar wel een wijkje met arbeiderswoningen. Voorzichtig glibberen over de sneeuw in die smalle, stille straatjes.
Tussen de ring en de dijk loopt in beide dorpen de deftige Voorstaat (linksonder op de mozaïekfoto’s), waar de notabelen woonden en wonen. Daarom noemt men dit ook wel dorpen van het ring-straatype. Ik besef dat de terminologie wat verwarrend is, maar IK heb het niet bedacht. Parallel aan die Voorstraat lopen de achterwegen, waar ooit geboerd werd. Beide dorpen lijken zo erg op elkaar, dat je gedesoriënteerd raakt, en soms niet meer weet aan welke kant van de grenssteen je je bevindt.
Die twee kerken lijken ook wel zusjes. De torens zijn afgeknot, in de Napoleontische tijd moest er een semafoor, een primitief visueel seintoestel, bovenop.
Sommelsdijk
Het mondaine gedeelte van dit dubbeldorp ligt in Middelharnis. Buitendijks staan hier nieuwe huizen, lelijk, doch hoog van huur en hypotheek, soms quasi-modern, soms quasi-oud, te vloeken met de rest. Ze zijn te lelijk voor een foto, kijk maar! De dijk is een jaar of twintig geleden opgekalefaterd, of verwoest, tot winkelcentrum. Zeg het maar; ik durf er niet over te oordelen; ik weet niet precies meer hoe het er hier daarvoor uitzag.
Zowel beneden aan de dijk als erbovenop kun je shoppen. Dat gebeurt dan ook op zaterdagmiddag; het lijkt wel of alle 45.000 inwoners van Goeree-Overflakkee hier zijn samengeklonterd. Er ligt een baby buiten in een kinderwagen. Wie doet dat nou, een kind achterlaten, in die kou? Ach nee, het is een pop.
Verderop, in het oosten van Middelharnis, zie je - op de foto boven dit artikel - een authentiek stuk dijk, nog niet verheven tot winkelhart; schattige huisjes met een weids uitzicht.
Sla je vanaf de jachthaven de Vissersdijk in, dan sta je een klein halfuurtje later aan het water van het Haringvliet – maar dat vind ik meer een wandeling voor de zomerdag. Daar arriveerde de stoomboot vanaf de Tramhaven in Hellevoetsluis, en kon je met de stoomtram verder boemelen over het hele eiland.
Het standbeeldje aan de haven laat een Kofjekoker zien, het jongmaatje op de visserschepen die ooit de economische motor van Middelharnis vormden. Sommelsdijk leefde vooral van een ander element: land in plaats van water.
Middelharnis
Och, dit wandelingetje is eigenlijk niet veel bijzonders; vijf uur onderweg totaal voor een loopje van nog geen twee uur. Het bijzondere is, dat het er eindelijk weer eens van gekomen is; eindelijk de eerste reisdag van deze jaargang. Deze herfst regende het eerst zes weken – vooral op dagen die ik in mijn agenda had vrijgehouden. Toen zes weken ijzel, en een moeder in het ziekenhuis, het is laveren. Vandaag is het eindelijk ook eens acceptabel wandelweer, plus-twee graden en een zonnetje dat tenminste pogingen doet, een halve decimeter sneeuw te doen smelten.
Wat is hier verder nog te beleven? Het dorp telt twee musea, waarvan het streekmuseum op de winterdag gesloten is, en het Rien Poortvlietmuseum gelukkig definitief. Ik kon die tekenaar niet goed uitstaan, maar het is te lang geleden om me nog precies te herinneren waarom. Was dat niet die vent, die dieren eerst tekende, voordat hij ze aan flarden schoot?
Wat doen de kids hier zoal in de winter? Voetbalplaatjes verzamelen. Toevallig zie ik ergens in een nieuwbouwwijk van Sommelharnis een oploop bij een Albert Heijnzaak. Kopers die uit de supermarkt komen, moeten spitsroeden lopen langs jongetjes die om voetbalplaatjes bedelen.
Lulligheid kent geen tijd. Mijn hemel, voetbalplaatjes, dat is iets uit 1960! Is in deze streek die kalender blijven hangen, of gaat het hier om een landelijke actie? Ik heb geen idee, ik ben kinder- en neefjesloos.
Je had in mijn kinderjaren veel van die verzamelrages. Eerst waren het speldjes. Speldjes, ik weet het nog, het was in ’65 of daaromtrent. Iedereen spaarde speldjes. Je kreeg ze bij artikelen. En net hadden de moeders zich daar helemaal lens aan gekocht, of de speldjes raakten uit. Wie regisseert dat toch, welke samenzwering zit daar achter, al die spontane rages en modes die precies op tijd beginnen en eindigen? Kinderen konden wel met hun pis naar de dokter, met hun collectie van zeventienduizend speldjes; als je je er nog mee vertoonde, was je hopeloos ‘uit’ en voorbij.
Toen werden het sleutelhangers. Ja, en voetbalplaatjes hebben we ook nog gehad, rond de WK van ’70, als ik het goed herinner. De verovering van de maan, een jaar eerder, ging gepaard met een muntencollectie over de historie van de lucht- en ruimtevaart. Kon je Sikorski ruilen tegen Blériot, en Charles Lindbergh tegen Graf von Zeppelin, wat een pret!
Merchandising werd een woord. Populaire tv-series brachten ook plaatjes met zich mee. Batmanplaatjes, Thunderbirdplaatjes, Fabeltjeskrantplaatjes. Het werkt nog steeds zo, in de grootgrutterij, blijkbaar, anno 2010.
Ik bekeek het allemaal van afstand. Ik achtte zulke verzamelrages altijd ver beneden mijn waardigheid van intellectueel, en deed nergens aan mee. Ik verzamelde hooguit kennis. Zo las ik een paar jaar later eens een freudiaanse theorie dat verzamelwoede een uiting is van blijven steken in de anale fase door frustratie over de zindelijkheidstraining; een theorie die me zeer plausibel leek. Ze gold overigens ook voor verzamelen van kennis.
Wat doe je nu eigenlijk als je die supermarkt uitkomt met voetbalplaatjes, en je bent als ik neefjesloos? Geef je ze dan aan het liefst uitziende jongetje dat staat te wachten, of werp je ze in de troep, als brood in een groep gakkende, sissende ganzen? Raar, allemaal! Daar moeten wel molestaties van komen; niet in Middelsdijk, waar de mensen nog normen en waarden kennen, en waar de kinderen netjes achter de neergezette hekken blijven (‘Vraag alleen hier om voetbalplaatjes’). Maar vast wel in de gettogordels der grote steden.
Ik moest eens terug, de zon naakt de kim. Maar omdat de bus net weg is, eet ik eerst nog een appelcarré bij Croissanterie Croissy onder aan de dijk, gevestigd in een oude school, zo het lijkt. Het is er druk, en toch knus. Voornamelijk autochtonen en habitués, denk ik. Maar als Overkanter wordt ik beslist niet met de nek aangekeken. Ik begin me ineens echt thuis te voelen op Overflakkee, hoewel ik al bijna weer terugmoet.
Bij de halte Middelharnis Centrum stap ik dus in de bus terug. Ik ben al een aardig eind op streek naar Zuidplein, als mijn moeder belt.
- ‘Denk je dat je nog thuiskomt, vandaag, met die toestanden op de weg?’
- ‘???’
- ‘Háál je Leiden nog?’
- ‘Hûh?’
- ‘Weet je het nog niet? Noodweer! Grote verkeerschaos in het hele land! Metro- en treinverkeer zullen tot stilstand komen! Het was op teletekst!’
- ‘Ik weet van niks. Hier schijnt de zon!’
- ‘Ja, hier ook. Maar straks zal het misschien wel overal gaan sneeuwen.’
- ‘Heb je dat wel goed?’
- ‘Ja hoor, jawel, ze zeiden het echt op teletekst.’
- ‘Nou, ik wacht wel af. Als ik ergens op een veldbed moet slapen tot maandagmorgen, dan bel ik wel.’
Hier word ik nou helemaal enthousiast van. Insneeuwen! Precies dat stukje suspense dat dit wat bleke verhaal nog kan redden!
Maar het pakt anders uit. De metro rijdt gewoon als altijd – dat wil tegenwoordig zeggen: vrijwel leeg. Vanuit de trein naar Leiden zie ik het even later vervaarlijk donker worden – geen ongebruikelijk verschijnsel op een winteravond om 17:45 uur. Als ik in Leiden aankom, valt er een mild sneeuwbuitje, alleen maar om te compenseren wat vanmiddag is weggesmolten.
Tegen middernacht lees ik dat alle waarschuwingen zijn ingetrokken, en de verkeerschaos erg is meegevallen. Overdrijven is ook een kunst. De KNMI raakt er steeds meer bedreven in, deze winter. Het schijnt te horen bij meteorologen en klimatologen. Laatst beweerden ze dat de Himalaya zou smelten in 2030, maar ze bedoelden: 2300; kleine typefout, kan gebeuren.
Kortom: geen spannend slot van dit verhaal; het spijt me.
Frans Mensonides
5 februari 2010
Er geweest, en er toch nog van teruggekomen: 30 januari 2010.
© Frans Mensonides, Leiden, 2010.